VOOR DEJEUGD 1S-ID5CH DAGBIAD No. 14856. Woensdag* 2© Juli. Anno 1908. ONZE TEEKENWEDSTRIJD. Uit het schooljongensleven. Frans' verbeeldingskracht. Gedurende de maand Augustus wil ik mijn jeugdige vriendjes en vriendinnetjes, die daarvoor tijd en liefhebberij hebben, in do gelegenheid stellen een teekening in kleu ren te vervaardigen, onder de volgende voorwaarden: I. Het formaat der teekeningen moet de grootte hebben van een vierdubbele brief kaart, dus 28 bij 18 centimeter, niet grooter' en niet kleiner. II. Er mag gebruik gemaakt worden van papier of carton, zoomede kleurkrijt of wa terverf; ook pentcekeningen zijn toegestaan. III. De wedstrijd is verdeeld in twee af- deelingen, n.l a. Teekeningen naar voor beeld voor de eerstbeginnende. b. Teekeningen naar de na tuur voor meergevorderden. IY. Aan de achterzijde van elke teeke ning moet naam, woonplaats en leeftijd van den inzender of de inzendster vermeld wor den en tevens worden opgegeven of de tee kening naar de natuur of naar voorbeeld vervaardigd werd. Vooral aan deze bepaling behooren de kinderen zich stipt te houden en zulks in verband met de beoordeeling van het werk en de toekenning der prijzen. V. De uiterste termijn van inzending is: Maandag 2-1 Augustus. VI. In elke afdeeling worden door den Uitgever twee prijzen, bestaande uit fraaie boekwerken, te samen dus vier prijzen, uit geloofd. Ik vertrouw, dat alle kinderen zich aan bovenstaande bepalingen stipt zullen hou den en reken op een flinke deelname. Jullie aller raadselvriendin, MARIE VAN AM STEL. Mijnheer Heine is een alleraardigste man, maar als hij een van zijn driftbuien krijgt, dan weet hij niet meer wat hij zegt of doet, en het leelijkst is, dat hij daar dan bij blijft. Nu is dat tot op zekere hoogte wel goed; een onderwijzer behoeft niet zachtzinnig te zijnmaar de geheele klas te verbieden uit te gaan op den dag van een voetbalwed strijd van het eerste elftal, dat is toch al heel erg. En dat alles om dien kleinen Daal- man. Mijnheer Heine was bezig allerlei teckena te schrijven; de eene kant van het bord was al vol, daar draaide hij het om, en op den anderen kant was een kippenhok getee- kend, dat op het water dreef, op den oever liep een oude hen, met Hein'es gezicht en bril angstig te kijken en een menigte eendjes, met de gezichten van de jongens, zwommen alle kanton uit. Heine keerde zich om en keek ons aan. ,,Heel aardig", zeide hij, „jammer dat ik het bord niet eerder heb omgekeerd." Daalman was doodsbleek geworden. „Ja," herhaalde mijnheer, „heel aardig, maar een beetje ongewoon. Morgen blijven jullie allen den gehcelen dag thuis" Een storm van verontwaardiging brak los. Morgende groote dag 1 „Stilte", gebood Heine. De eerste jongen, die er iets tegen te zeggen heeft, maakt dui zend regels." Eer ik het wist, was er uit: „Maar, mijnheer „Duizend regels, Berk", zei mijnheer Heine kalm. „Ik wou maar zeggen „Twee duizend." „Maar de wedstrijd, mijnheer", zei een ander wanhopig. „Duizend regels, Molenaar", antwoordde Heine. Dien middag na de les had men ons een9 moeten zienDaalman wilde naar Heine toegaan en alle straf op zich nemen, maar dat wilden wij natuurlijk niet toelaten; het zou trouwens niet gebaat hebben. „En ik ga toch naar den wedstrijd", zei Sols. Wij keken hem allen aan. „Hoe dan?" „Dat weet ik nog niet, maar ik ga." Hij leunde even met de armen op de tafel en dacht na. Toen zeide hij op eens: „proppenschie ter" „Wat?" klonk het uit aller mond. „De bibliotheek aan den buitenkant slui ten. Morgenochtend om vijf uur, door den luchtkoker." Dat was een ideeHeine stond namelijk eiken morgen voor dag en dauw op, om in dc bibliotheek te gaan studecren tot de bel van zeven uur. Dc deur is sterk, het slot goed en de luchtkokers loopen schuins naar beneden naar den binnenkant. Alles werd onder ons twaalven goed af gesproken. Den volgenden dag waren wij op tijd bij de bibliotheek, op stoelen staande met onze proppenschieters en een goeden voorraad aramunitie. Er waren twee ventilators, ieder met vijf kleine gaatjes; twee jongens ble ven dus over om ons af te lossen. Sols was de hoofdman. Heine zat prachtigSols, Roode, Rinken Sanders, onze beste schutters, konden hem juist onder schot krijgen. Daar zat hij, over een boek gebogen en wist van den prins geen kwaad. Wij waren gek van opwinding; het was goed; dab Sols zoo kalm was, anders zou alles misge- loopen zijn. Hebt gij wel eens een erwt in uw gezicht gekregen dan kunt gij u voorstellen hoe het Heine te moede was, toen Sols de hand had opgeheven en hij er een paar dozijn te gen zijn hoofd kreeg. Hij keek natuurlijk op cn kreeg dc volle laag in zijn gezicht. Of hij zich ook gauw omkeerde „Jullie belhamels", riep hij woedend uit, wat beteekent dat?" „Mijnheer", zei Sols, „wij moeten deze manier te baat nemen om uw aandacht te trekken, want wij hebben u iete te vragen. Gisteren wilde u niet luisteren en nü... Heine stond op; zijn gezioht was vol roo- de plekken. Hij lachte minachtend, ging naar dc deur, en... een hagelbui van erw ten viel neer en bijna alle troffen doel. Toen liep hij door en rammelde en bonsde op no deur, natuurlijk zonder gevolg. Intusschen troffen ODze erwten steeds zijjn onbeschermd hoofd. Hij ging eindelijk maar weer terug naar de boekenkast. „Mijnheer", zei Sols, „het spijt mij al» wij u bezeerd hebben, maar het was onver mijdelijk. En dan mijnheer, een dapper man erkent wanneer hij' overwonnen is. Staat u ods thans toe om naar den wedstrijd te gaan?" „Ongenadig er van langs krijgen jullie al lemaal." „Dat geloof ik nog zoo niet, mijnheer, vuur jongens!" En daarop begon het weer; één erwt kwam tegen zijn oor en twee na elkander in zijn rechteroog. Toe; gaf hij nog zoo spoedig niet toe, maar eindelijk stak hij de hand op. „Ik geef toe", zei hij zacht, toen het vu ren ophield. „Jullie kunt gaan." Wij wilden een gejuich aanheffen, maai Sols zei vlug: „Nog iets. Beloof u ons mijnheer, dat u zult vergeten wat er dezen morgen gebeurd is en het ons nooit, direct of indirect, la ten ontgelden Heine zweeg een oogenblik. Toen zeide hij: „Ik beloof het. Doe de deur maar open." Wij sprongen op, openden de deur en Heine ging heen. Na het ontbijt zei Sols: „Hoor eens, jongens, Heine is een goede kerel en wat wij gedaan hebben is eigenlijk heel gemeen. Ik vind dat wij excuus moe ten gaan vragen." En daar waren wij het allen mee eens. Heine zat aan tafel, met zijn geheele hoofd in het verband. „Goeden morgen, jongens", zei hij vrien delijk glimlachend. „Zboals jullie ziet, heb ben de muggen mij van nacht leelijk toege takeld." 6 Wij keken heel verbaasd en Sols zcj plot seling: „Mijnheer wij komen excuus vragen." Heine keek verwonderd van den een naar den ander. „Excuus vragen?" zeide hij. „Waar voor Ik zat op heete kelen en Sols zag vuur rood toen hij zei: „Het erwten schieten van vanochtend, mijnheer." Heine keek ons nog verbaasder aan. „Erwten schieten? Wat. voor erwteD schieten?" Heine is een kapitale vent! „Hoor eens", zei mijnheer Thilipse, „als ik Frans met jelui mee Iaat gaan, moet je lui mij beloven, dat jo hem in niets zijn eigen zin laat doen." Wij beloofden gewillig, maar mijnheer Philipee ging op ernstigen toon voort:

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 9