FEUILLETON. Onder den grond. OoSia^s wenscii. „Jelui weet, welk een sterke verbeeldings kracht Frans heeft. Als er niemand naar hom kijkt, zet hij zelf een expeditie op touw; hij ontdekt een bende zeeroovers ia ecu paa.- eerzame visschers en verdrinkt ten slotte in een of andere baai, op den zoek naar een verborgen schat". Die vermaning werd af en toe onderbro ken door korte uitroepen van Frans, die na tuurlijk nooit aan zoo iets zou denken. Het eind was natuurlijk, dat Frans met ons meeging en in het beste humeur ver trokken wij. De eerste paar dagen was het mooi zo merweer, maar toen onze weg langs het strand leidde, trad er een verandering in. Cp een avond, ongeveer een week na ons vertrek, sloegen wij onze tent op in een be schut groenveld, dat op de zee uitzag. On geveer twee mijlen verder, in een laagte tusschen de rotsen, lag een visschersdorpje. Voor ons uit lag de zee, door de maan be schenen en een licht, briesje dreef de sneeuw witte wolkjes langzaam langs den hemel voort. Toen alles geregeld was, gingen wij slapen, hoewel wij ongaarne afscheid namen van al het schoon, dat ons omringde. Maar er wachtte ons een verrassing. Ik kon nog slechts een paar minuien geslapen hebben, toen ik ontwaakte door een hevig klapperen van de linnen muren der tent. Er woei nu ten naastenbij een orkaan en on der zijn aanvallen schudde en trilde ons gebrekkig nachtkwartier op onrustbarende wij-e. Ik wreef mijn oogen uit cn keek rona naar mijn kameraden. Eén ontbrak er: Frans! Deze ontdekking .deed mij opsprin gen en ik stond op het punt mijn vrienden te wekken, toen de tent nog heviger begon te schudden, waarna ik het geluid vernam van een vallend lichaam. Ik wierp do deur der tent open c-.i kwam juist bijtijds, om een gestalte te zien, ói"- zich langzaam ophief en een schorre stem te hooren kreeg. ,.Ik ben van het touw van de tent afge vallen. Gauw, gauw, zeg ik. Er zit een schip op de rotsen. Breek de tent af, neem de touwen mee en volg mij." Intusschen had ik Frans herkend in cfen nieuw aangekomene. Wij wekten de ande ren, braken de tent af en eer wij onze sra- p-^rige gezichten verzameld hadden, liepen v. ij al met Frans een steile helling af. Bo ven het loeien van den wind uit hoorden wij nu menschelijke stemmen en waren spoe dig op de plaats des onheils. Bij het zwak ke maanlicht zagen wij op do rotsen een gTOote visschersschuit zitten, waarover de golven voortdurend heensloegen. Onder de rryoigte op het strand was een deel der ge redde bemanning, maar wij vernamen spoe dig, dat er nog anderen op het schip wa ren. Wat cr gebeurde, vóór allen in veilig heid waren, kan ik onmogelijk beschrijven, maar hot is nog steeds een heerlijke herin- Slot.) Met inachtneming van de uiterste voor zorgsmaatregelen werden de geredaen naar boven gebracht; en toen Martha en Andreas eindelijk uit hun langdurige ver- do-v ing ontwaakten, keken zij met verba zing rondom zich, zonder een woord te kunnen uiten, zonder een woord te kunnen spreken. De v'reugde van de Clement's laat zich niet beschrijvenook Sukkel was uitgelaten en hield niet op zijn mees ter de handen te likken. Intusschen werd het reddingswerk voortgezet en slaagde men er in een tien tal mijnwerkers, die in bewusteloozen toe stand verkeerden, aan een wissen dood te onttrekken. Dank zij den uitstekenden zorgen, die men den zieken bewees, her stelden zij langzamerhand. 't Laat zich denken, dat, toen de geredden zoo ver hersteld waren, dat zij een geregeld verslag van hun lotgevallen konden geven, hun vriepden en betrekkingen niet ge noeg konden krijgen van hun levendige verhalen. nering, dat wij er in geslaagd zijn, meer dan één menschenlcven te redden. Frans vertelde ons later, dat hij de tent uitgeslopen was, omdat hij buiten stemmen meende te hooren, die een diefstal beraam den toen was hij naar het strand gegaan en had het wrak gezien. En wij voegden er altijd bij, als hij dit verhaal vertelde „En \oor ééns in zijn leven heeft Frans' verbeeldingskracht hem in de goede rich ting geleid." ,,0, als ik toch maar een piano had." Tante Dientje staarde haar nichtje, dat dez:n uitroep slaakte, met booze oogen aan. „V.'el ja, een piano! Wees jij maar te vreden met je naald, juffertje en stel je niet zoa aan door onnoodigo dure dingen als een piano te vragen! Denk je, dat het geld mij op den rug groeit?" De arme Coba zuchtte en bloosde. „Natuurlijk niet, tante, maar ik kan er toch niets aan doen, dat ik het zoo graag wil Zij nam den doek op, dien zij bezig was te zoomen en boog er zich overheen, maar niet zoo vlug, of haar tante had een traan gezien, die op do leelijke rood- en witge- ruite stof viel. „Wel ja, een piano", herhaalde juffrouw Dientje, terwijl zij naar de bevende vinger tjes zag. Wie heeft je dat toch in het hoofd gebracht?" Coba boog zich nog dieper over het werk, zij wilde haar vochtige oogen verbergen en vreesde tante Dientjc's scherpe tong en haar neiging, alles belachelijk te maken. ,,Ik geloof, dat. ik spoedig zou leeren spelen," stamelde zij. „De deuntjes spelen mij al door het hoofd en mijnheer op school heeft mij al eens gezegd, dat het heel jam mer was, dat ik geen muziek leerde." Nu was het tante Dientjo's beurt te blo zen, maar zij deed het van boosheid. „Ja, wel zeker, en je onderwijzer denkt zeker dat ik voor die grillen van jou beta len zal, hé? Kost je je arme oule tante som? nog niet genoeg? Grien nu maar niet. als het je belieft, wees verstandig en voer wat uit." En het kind, een geduldig, lief schep seltje, deed haar best haar verlangen te on derdrukken en was liever dan ooit tegen de knorrige tante, want dien winter vatte juffrouw Tabitta koude en zij werd ziek en zwak, en haar kleine nichtje moest haar veel oplettendheden bewijzen. De dokter was getroffen door het geduld en de zorgen van het kind en maakte daar over een opmerking, toen Coba niet in de kamer was. „U heeft een schat in dat kind," zeide Van welk een volharding en geestkracht toch hadden zij blijk gegeven! En Martha, die spoedig haar frissche kleur terug gekregen had, besloot haar lezingen van het geval aldus: „U begrijpt wel, vader, dat ik niet ster ven kon, zonder U nog eens te omhelzen, maar zonder mijn lieven Andreas zou ik U niet hebben wedergezien De heer Fabert had een schuld van dank baarheid af to doen aan Rabier, den red der van Martha en Andreas. De volkomen vergiffenis, kon trouwens gerust geschon ken worden, want de arme man had den tijd gehad na te donken in d: verlaten mijn, waar hij zooveel geleden had. Deze schuld betaalde de ingenieur zoo edelmoedig, als het van zijn karakter èn onder deze om standigheid te verwachten was. Reech lang was deze menschenvriend van plan, met medewerking van den heer Martel, een model-boerderij op te richten. De tijd was nu gekomen om dit plan ten uitvoer Ie brengen; daar zou de familie Clement een eervol en goed bestaan vinden. Verder werd goedgevonden dat Rabier op nieuw bij hen zijn intrek nam. Omtrent de kinderen koesterden de direc teur en de ingenieur andere verwachtin gen. Een jaar, nadat de Clement's gevestigd hij tot juffrouw Dientje, „maar u moet niet vergeten, dat zij jong is en dat jonge plant jes zon noodig hebben. Ik zie Coba nooit eens spelen." Coba, die juist binnentrad, ving de laat ste woorden op en zei: „O dokter, spreek maar niet tegen tante over mijn muziek. Zij kan geen piano en lessen bekostigen cn... en o, als het u be lieft, herinner mij er niet aan, juist nu ik er een beetje in geslaagd ben, het niet meer zoo vreeselijk naar te vinden." Haar vochtige oogen cn Bevend Stem metje troffen don ouden dokter diep cn hij keek juffrouw Dientje ernstig aan, want hij wist wel, dat zij geld genoeg had, hoewel zij niet gaarne iets uitgaf. Hij streelde het kind over het krullende haar en zeide: „Nu, nu, missohien wordt je groote wensch nog wel eens vervuld." En Coba knikte en glimlachte, maar zij keek toch wat zenuwachtig naar haar tante. „Ik ben niet ontevreden, tantelief, voeg de zij er snel bijik kan er heusch niets aan doen, dat ik zoo naar een piano verlang. Ik heb wcrkelijik mijn best gedaan cr niet aan te denken, maar het gelukt heusch nietmaar ik zal u er niet mee lastig val len" en de kleine meicl klemde de lippen stijf op elkaar, terwijl zij tante Dientje's kussen opschudde. Juffrouw Dientje was do volgende dagen heel stil en scheen ergens ovor na te den ken. Toen de dokter kwam, sprak zij lan gen tijd met hem, terwijl Coba niet in de kamer was en Coba merkte op, dat zij er zeer vergenoegd uitzag, toen hij vertrok ken was. Op den eersten Mei, haar verjaardag, be greep zij do reden en o, welk een reden Dien morgen kwam de dokter weer, heel vroeg en tegelijk reed er een wagen voor en Coba moest in den achtertuin blijven, tot zij gehaald werd, wat haar natuurlijk zeer nieuwsgierig maakte, vooral omdat tante ex zoo opgewonden en de dokter er zoo verheugd uitzag. Eindolijk werd het kleine meisje geroe pen en naar de zitkamer gebracht, waar een mooie piano stond, en tante zei met een vreemde trilling in haar stem: „Is dat nu jc hartewensch, kindje?" Maar Coba kon niet antwoorden. Zij vloog haar tante in de armen en deed haar bijna stikken, zoo stijf sloeg zij haar de armen om den hals. Toen ging zij voor de piano zitten en haar lieve handjes gleden over de toetsen, terwijl zulk een blijde glimlach haar gezichtje verhelderde, dat de oude dame in het geheel geen spijt meer had van de groote som, dio zij den dokter had betaald, om de beste piano te koopen, die hij in de stad vinden kon. waren op de modelboerderij, die in de na bijheid van Yaudhelles gebouwd was, stem de Clotilde, geroerd door het berouw van Rabier, vervuld van medelijden met zijn droefheid en aangetrokken door het denk beeld, de tweede moeder te worden van Ninon, die zij innig liefhad, or in toe zijn vrouw te worden. Voortgeholpen door zijn beschermers, was Andreas in de gelegenheid verder voor mijningenieur te studeeren en toen hij zijn studie voltooid had werd hij benoemd tot directeur van een mijn, in de nabijheid van Yaudhelles. Zijn werkvolk aanbidt hem om zijn rechtvaardigheid en getaigen van hem: „Hij is een goed menschhij weet wat ons toekomt en heeft ons lief. Wie onder hem werkt, heeft een paradijs op aarde." „Een donker paradijs," zegt Martha dik wijls, terwijl haar zelfs nu nog een rilling door de leden gaat, als zij zich haar ver blijf in dc ingewanden der aJarde herin nert, met schrik, maar ook met innige dankbaarheid voor de toewijding van haar dierbaren vriend Andreas. En de verwachti""- der familie zal waar schijnlijk tot werkelijkheid worden: Mar tha zal spoedig de vrouw van Andreas worden-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 10