:m ALLERLEI. EEN HOENDER STAD. Op een afstand van ongeveer tachtig K.M. noordelijk van San-Francisco ligt vroolijk in de loa,tsto uitloopers van de hoogö bergen een stadje van nauwelijks 30ÖO inwoners, dat zich er op kan beioe- men nergens op de wereld zijn gelijke te hebben. Want die GOOO inwoners noemen niet min der clan een millioen zorgvuldig geteelde legkippen hun eigendom, en niet minder aan 120 millioen eieren vinden elk jaar van uit de hoenderstad hun weg naar San- Francisco en verder tot in het oosten der Yereenigde Staten. Met uitzondering van eenige weinige handwerkslieden en een paar kleine kooplieden, wier arbeid en voorraden voldoende zijn, om in de behoef ten van het dagelijksch leven te voorzien, bestaat er slechts één beroep, dat in Peta- luma wordt uitgeoefend, slechts één beroep, dat allen bezitten, de hoenderteelt. Van den kleinen eigenaar, in wiens tuin zich nauwelijks een paar dozijn hoenders ophou den, tot de groote fokkers toe, die in hun met zorg aangelegde parken duizenden, ja zelfs tien duizenden van bo rders houden, is er in Petalunia geen plekje grond, geen tuin, van waar u niet het kakelen der hen nen en het uitdagende ge kraai der hanen tegen klinkt. Natuurlijk hebben de jarenlange onder vinding en vele proefnemingen de fokkers van Petaluma tot egrste kenners van hun vak gemaakt, en zij hebben ook kans ge zien hun beroep tot een buitengewoon voor- deelig en winstgevend bedrijf te mr.ken. Een der meest bekende fokkers, die over het mooie getal van 7000 legkippen beschikt, behaalt per jaar een zuivere winst, van meer dan 1200 dollars, en een andere, die bij het begin slechts o\er een kapitaal van f 3000 beschikte, verdiende daar in één jaar bij het dubbele van zijn kapitaal, bijna 6000 gulden. Dat zijn echter de biste zaken- menschen, die gemiddeld per hen en per jaar drie gulden verdienen. In het alge meen rekenen de fokkers op een winst van f 2.50 per hen en per jaar. De hooge vlucht, die de hoenderteelt in Petaluma heeft genomen, is natuurlijk het resultaat, geweest van vele jaren arbeid- Het heeft in het begin niet ontbroken aau menige bittere ondervinding en teleurstel- lig, aan slechte jaren, doch in korten tijd aebben zich eenige taaie aandeelhouders ?r door heen geworsteld, en hun kapitaal tan velnkregen ondervinding ep kennis twam ook spoedig hun medeburgers ten $oede. Op het oogenblik bezitten biiria alle in woners van Petaluma hun eigen broedma chines en verwarmde vertrekken voor de on ge kuikens en aan de praktijk van den 'andman paren zich de uitkomsten der we renschap, om het kleine stadie in Califor- flië een nog hoogere ontwikkeling te geven. Kurksmaak aan wijn. Iedereen heeft nu en dan wel eens kennis jemaakt met dit inconvenient. Men weet, dat de onaangename geur op de kurk le /inden is, en toch is de kurk er niet voor verantwoordelijk. De bruine, poederachtige stof tusschen de gleuven en in de openin gen der kurk bevond zich daar oorspronke- 'jjk niet. De aangetaste kurk vertoont bijna altijd op sommige plekken een schimraelachtigen lanslag, die zich voornamelijk in de gaatjes /ergaart; deze aanwas ontwikkelt zich snel. De kleur er van is in den beginne wrt, rerandert, als ze ouder wordt, in blauwach- dg-groen, overeenkomende in eigenschap met de schimmelplant Penicillium glaucum. Soms ontstaat de kurksmaak ook niet op de kurk, doch is te vinden in het bruine residu, dat men soms in de barstjes van het glas vindt en dat een zeer sterke lucht heeft; in cultuur gebracht, ontstaat uit dit poeder het penicillium glaucum. Het wijn-bouquet gaat door de aanwezig heid dezer stof direct verloren en wordt ver vangen door den bekenden, sterken, onaan- genamen reuk en smaak. Proeven, om kurk i i urn - 'i li door iets anders te vervangen, zijn reeds tal- looze malen genomen door aanwending van andere bastsoorten, caoutchouc, enz., doch het schijnt, dat nog niets proefhoudend be vonden is geworden, ten minste: de kurk smaak js nog steeds de schrik van wijnkoo- pers en hotelhouders. Eén sBokje kan geen kwaad! Eén slokje kan geen kwaAd, o, neen, 't Verheugt en warmt |iet hart; Maar toch heeft vaak dit ééne alleen Veroorzaakt bitt're smart. Men kent het oude spreekwoord toch: Van 't schaap cn van den dam? Het zegt, dat, na dat ééntje, nog En nog eens ééntje kwam. I En zoo wordt langzaamaan de man. Die op zijn ééntje blurt, Een ridder van de halve kan En raakt geheel versuft. Thans loopt hij op een slof en klomp. Niets is er, wat hem deert. De drank heeft hart en geest verstompt En kan niet meer ontbeerd. „Te laat," zoo zucht hij, ,,'t is te laat, Om nog terug te gaan. Mij raakt het niet, hoe 't verder gaat; Mijn glss laat ik niet staan. 'k Zonk dieper dan de laagste sport Van menschlijke ellend. Och, werd mijn leven maar bekort En naakte nu het end Maar neon! „Wel „laat," doch nooit te laat," Doet eene stem zich hooren En, door den wanhoopsnevel heen, Ziet hij de „onthouding'' gloren. Ja, zonder haar was hij gewis Naar lijf en ziel verloren, Maar door haar wordt hij weer een man, En beter dan te voren 1 Russischs spreekwoorden. Als het waar is, dat de spreekwoorden een blik laten slaan in de ziel van een volkdat zij de uitdrukking van de zedelijk© begrippen eener natie zijn, dan mag men uit eenige proefjes \an Kussische spreek woorden het besluit trekken, dat de Russi sche vrouwen er niet bijster gelukkig aan toe zijn. ,,Heb uw vrouw lief als uw ezel", raadt één dezer spreekwoorden aan, „en schud haar als een ooftboom". Mannen, wien de ze vriendelijke raad misschien nog niet kras genoeg mocht, zijn, raadt een ander spreekwoord: „Gij kunt uw vrouw gerust met een bezemsteel slaanzij is niet van porselein". Eenmaal afranselen heeft echter, volgens de meening der Russen, niet veel succes; men moet van dat opvoedingsmiddel me- nigvuldiger gebruik maken. Daarom zegt het spreekwoord ook: „Als gij uw vrouw ;s morgens geslagen hebt, vergeet dan niet tegen den middag nog eens te beginnen." De gevolgen dezer kuur worden spoedig merkbaar: „Hoe meer gij uw vrouw slaat, des te beter zal uw eten zijn." De Indiërs, die niet zoo „beschaafd" zijn als do Russen, denken over het slaan van vrouwen eenigszins anders. „Men moet een vrouw niet slaan", luidt een In disch spreekwoord „zelfs niet met een bloemscengel". RECEPT. Rolmops in mosterdsaus. Tien haringen laat men een nacht in wa ter staan; dan worden ze gevild, overlangs in tweeën gesneden en de graten er uitge haald. Dan worden de halve haringen om een augurkje gerold en in een pot gedaan. Nu maakt men de volgende saus. li dL. azijn koken met een laurierblad, een paar nagelen, een stukje thijm, wat pe per en een ui. Roer vier lepels bloem aan met i L. water, voeg daarbij den door een t... i-fT-n -i 1-, ij iirrTuw» zeef geloopen azijn, kook alles roerende en voeg er het laatst twee lepels mosterd door. Dezé saus wordt warm op de haringrol letjes gedaan en als alles koud is, wordt de pot gesloten. Een oordeel van Salomo. Er was eensklaps een groote herrie in de res tauratie. De eene gast wilde het raam dicht hebben, de andere open. Er vielen groote woorden en de kellner wist niet wat hij doen zou. Hij liep naar den patroon. „Wie wil het dicht hebben?" vroeg deze. „De heer aan tafel 6." „Zool Hoever is hij met zijn diner?" „Aan de laatste portie." „Met wijn?" „Bier." „Wie wil het open hebben?" „De heer aan tafel 8." „Al gedineerd?" „Hij moet nog bestellen." „Zet het raam open", sprak de restau rateur en ging weer in zijn huiskamer. Goed bedoeld. Een dokter wordt 's nachts door een boer uit den slaap ge beld. Knorrend geeft hij aan de uitnoodiging gevolg en komt tot de ontdekking, dat hij te doen heeft met een geval van niets, waar voor men hem evengoed den volgenden mor gen had kunnen roepen. „Hoe kun je me voor zulk een bagatel uit mijn slaap halen?" vraagt hij uit zijn humeur. „Ja, weet je, dokter", zegt de boer, „be talen kunnen wij niet en toen hebben we er maar een bij nacht gehaald, opdat hij ten minste geen tijd zou verzuimen." F ijne wraak. Een oude, niet door schoonheid uitmuntende, maar altijd nog danslustige jongejuffrouw heeft op een par tijtje hardop en op niet beleefde wijze er haar ergernis over te kennen gegeven, dat het begin van het beloofde bal door een voor dracht van den beroemden pianist Toetsals- ki een kwartiertje zal worden verlaat. Als de pianist zijn stuk gespeeld heeft, wendt hij zich tot de oude vrijster met de woor den: „Nu, juffrouw, nu kan de „zitting" be ginnen. Iemand, die eenige weken geleden het eiland Wight bezocht, kwam daar op een klein kerkhof, dat vol met opgeschroefde grafschriften stond, zóó overdreven, dat het met handen en voeten te tasten was. Vóór het kerkhof te verlaten plakte hij een briefje aan den ingang, waarop hij ge schreven had: „Here 1 i e the dead, and here the living 1 ie!" (Hier liggen de dooden en hier liegen de levenden Rechtmatige ergernis. Vriendin: „Waarom heb je je dienst meisje zoo plotseling ontslagen?" Mevrouw: „Verbeeld je wat een bru taliteit! Ik kom van de reis terug en wat' zie ik: de brutale meid is aan het fietsen met mijn kuiten aan!" Dubbelzinnig. Dokter (een dame een handverband aanleggend): „Eerst' heb ik iets noodig, dat men om de vingers kan winden." Dame: „Och, dokter, roept u dan mijn man maar even." De verlegen aanbidder. „En dit, juffrouw Marie, is ons familie graf. Zoudt u hier eenmaal willen begra ven worden?" Advertentie. Lieve Anna, keer terug tot uw bedroefde ouders; alles zal vergeten en vergeven worden. Wanneer niets je echter daartoe kan bewegen, stuur dan ten minste den piano-sleutel terug, daar wij overmorgen soirée hebben, waarbij gedanst zal worden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 18