De oogen der dieren.
Facnlteitskleuren.
STOFGOUD.
smaak, zoodat hierbij al moeilijk voor-
jchriften kunnen worden gegeven.
Het geheel moet nu stofvrij staan tc dro
gen, waarna men het papier verwijdert en
den onbeschilderden rechterkant van vlek
ken bevrijdt. Daarna plakt men papier
over den verfkant, die beschermd kan wor
den door glas of fixatief.
Het is beslist een werkje, cLt in den
smaak valt en door ieder ter hand kan wor
den genomen, the maar nauwkeurig eD
netjes kan werken.
Dc hond, de kat, de koe, het paard, de
hagedis, de slang, de kikvorsch en nog tal
van dieren hebben ieder twee oogen. De
mensch, die deze dieren herhaaldelijk
waarneemt, bezit ook twee oogen, en ver
beeldt ziclr onwillekeurig, dat alle dieren
der schepping in dit gelukkig lot deelen.
Niettemin zal het velen misschien verwon
deren. dat een groot aantal dieren nog veel
kwistigèr bedeeld is met oogen, en dat het
vr.n deze dieren zelfs wemelt in onze om-
ge\ mg.
Men neme slechts de spin en onderzoeke
met een microscoop het bovenvlak van haar
kop. Men ontdekt daar aanstonds acht
kleine schitterende puntjes, waarin men
onmiddellijk oogen herkent. De natuurkun
dige, die den naam van een spin wil we
ten, begint met deze acht oogen gade te
slaan, daar deze volgens de verschillende
soorten op verschillende wijze gerangschikt
zijn.
Men denke echter daarom niet, dat do
spin een uitstekend gezichtsvermogen be
zit. De vermaarde inscctenkenner Plateau
heeft dienaangaande merkwaardige proeven
genomen met een springspin, de c p i b 1 e-
m u m. Op een afstand van 12 a 20 c.M.
werd haar aandacht getrokken door een
vlieg, die voor haar bewogen werd; maar
serst op twee c.M. afstands onderscheidde
zij duidelijk genoeg haar prooi, om deze
te bespringen Nog andere proeven heb
ben bewezen, dat de epiblemum zeer bij
ziende is. Dit verschijnsel doet zich nog
veel sterker voor bij spinnen, die een web
spannen. Deze zien de vlieg niet in het
web, maar constateeren haar aanwezigheid
door de trillingen der ragfijne draden, en
richten zioh naar do bewegingen, welke
ie gevangen prooi in het net uitvoert.
Zoolang de vlieg onbeweeglijk blijft, ver
roert de spin zich niet. Wanneer het web
ce heftig geschud en bewogen wordt, bijv.
door een to groot insect, een bij of wesp,
vlucht de spin in haar schuilhoek, of ver
scheurt haar web, om den gevaarlijken
buit te doen vallen.
Do soorpioen bezit eveneens meerdere
oogen, n.l. twee boven op den kop, en aan
iederen rand van den kop een groep van
vier h, vijf oogen. Zij zijn echter even bij
ziende als de spinnen en onderscheiden
een vlieg slechts op twee c.M. afstands.
Heeft hij eenmaal een vlieg tusschen zijn
knijpers gehad, en is zij hem weder ont
snapt, dan achtervolgt hij haar op goed
'geluk af zonder acht te slaan op de rich
ting, niet zelden zelfs in tegenovergestelde
richting, waarbij hij dan, als 'n blindeman
tegen allerlei hinderpalen aanloopt.
De bij bezit tweo groote zijdelingsche
ioogen, en drie kleinere vooraan op de
middellijn van den kop De oppervlakte
d^r eerste is zeer regelmatig gestreept als
een mozaïek; daarom worden zij samen
gestelde oogen genoemd, terwijl de andere
enkelvoudige oogen heeten. In de samenge
stelde oogen schijnt voornamelijk het ge
zichtsvermogen voor daglicht te ze
telen, terwijl de bij zich vooral
van de enkelvoudige oogen bedient bij
schemerlicht en bij het vallen van den
avond.
Onder de schaaldieren treffen wij tweo
soorten aan met een groot aantal en voor
al zeer zonderling geplaatste oogen; het
zijn de euphausia en de thysana-
poda, die uitsluitend in groote zeediep
ten aangetroffen worden. Zij bezitten op
het lichaam zeer vele glinsterende puntjes,
die tegelijkertijd lichtgevende organen en
oogen zijn. Bij de eerste staan er twee
achter de gewone oogen, vier op de middel
lijn van de eerste vier ringen van het ach
terlijf.
Bij de tweede soort staan er vier op de
do-geledingen van het twee-de en het ze
vende pootenpaar cn vier op de midellijn
tusschen do zwempooten.
De zeester heeft aan het einde van elk
barer vijf armen een klein oranje-rood
oog; de reuk en het gevoel zijn echter bij
haar veel scherper dan het gezichtsvermo
gen.
Vele wormen, onder welke vooral de ge
wone ringworm, bezitten een reeks zwart
achtige oogjes boven op den kop. Bij som
mige zijn zij echter geplaatst op 't uiteinde
van het lichaam, hetgeen volmaakt over
eenstemt met hun gewoonte van steeds
achteruit to kruipen.
Het lichaam der chiton, een soort
schelpdier, is overdekt met kalkachtige,
over elkander geschoven plaatjes, dio
ieder een opening of holte bevatten, waar
in een oog gelegen is.
Tegenover deze vedloogige dieren staat
een even groot heirleger van andere, dio
volstrekt geen gezichtsorganen bezitten.
Hiertoe behooren op de eerste plaats alle
inwendige parasieten van dieren en plan
ten, de lintworm en de ingewandswormen
van den mensch. Evenzoo de veel groote-
re waterhagedis, proteus genaamd,
die in groot aantal aangetroffen wordt
in de watergrotten van Carniole. Tot deze
soort van blinde dieren moeten ook gere
kend worden de meeste insecten, die in ho
len en spelonken leven en wier gemis aan
oogen vergoed wordt door verbazend lan-
go voelhorens, vangarmen, pooten en grij
pers. Ook do meeste dieren, die op groote
diepten der zee leven, bezitten geen oogen,
evenmin als zeeëgels, oesters en de meest?
larven van insecten.
Een bureau voor het onder
zoek van ta3enten.
Tot de moeilijkste vragen, die zich bij
de opvoeding van kinderen voordoen, be
hoort het op den juisten tijd erkennen van
de talenten en den aanleg van den aanko
menden wereldburger, opdat zijn neigingen
in goede richting worden geleid en hij
worde opgeleid tot dat beroep, waarvoor
hij den meesten aanleg toont.
Want e>r zijn velen, die eerst op rijpe
ren leeftijd tot de erkenning komen, welk
gebied eigenlijk het meeat geschikt ware
geweest voor hun kundigheden, en in
stomme aanklacht leven tegen anderen ol
zichzelf, om hun verkeerd geloopen leven.
De practische Amerikanen hebben inge
zien, wat een leed en ongeluk er door dit
maar klakkeloos een beroep kiezen, of door
ouders in een zekere richting voortduwen
hunner kinderen, zonder rekening te hou
den met persoonlijke neigingen, hun op
groeiende jeugd wordt berokkend. Zij heb
ben daarom in Boston onder leiding van
den bekenden psycholoog dr. Frank Par
son een bureau voor het onderzoek van
talenten" opgericht, waar de resultaten
der proefondervindelijke psychologie dienst
baar worden gemaakt aan het algemeen
waar met behulp der wetenschap in elk
afzonderlijk geval zal worden onderzocht,
door een reeks van eenvoudige proeven,
of de neigingen van een individu overeen
stemmen met zijn talenten, ora zoodoende
verkeerdelijk opkiemende liefhebberijen in
hun eersten groei te stuiten.
Reeds hebben een geheele reeks van de
meest bekende psychologen hun medewer
king toegezegd. De oandidaat wordt in het
bureau een week lang in observatie gehou
den; in dien tijd wordt hij aan verschil
lende psychologische oefeningen onderwor
pen, en de wijze, waarop hij op vragen
antwoordt, de vorm, waarin hij zijn ge-
dachtengang uitdrukt en ideeën met el
kaar in verband brengt, doen gewichtige
gegevens omtrent zijn kundigheden aan de
hand, en ook voor het tegenovergestelde
geval. Na afloop van den onderzoekings-
tijd wordt den cauclidaat een attest ter
hand gesteld, waarin het resultaat der
proeven zoo beknopt mogelijk wordt ver
meld, met opgave van het aantal en de
soort, der voor hem geschikte en in aan
merking komende beroepen.
In de weinige weken, die het bureau in
Boston reeds achter den rug heeft, zijn ai
meer dan tachtig attesten a-an volwassenen
uitgereikt. Want het is interessant te zien,
hoe het getal der volwassenen, die zich
aan het onderzoek onderwerpen, verre dat
der kinderen overtreft. Massa's menschen,
die in den strijd van het leven zware neder
lagen hadden gekend, of zelfs in h?t geweld
der stormen volkomen schipbreuk leden,
zochten hier daarvan de verklaring, en een
antwoord op de vraag, waartoe hun ka
rakter en hun denken hen eigenlijk had
voorbestemd.
Ook in Nieuw-York zal binnenkort een
dergelijk bureau worden opgericht onder
leiding van den geleerden prof. Robert
T. Hill.
Hoe is men aan deze kleuren gekomen T
Zijn ze gevolgen van de grilligheden van
het studentikoze brein, een zucht om met
kleuren te pronken en afwisseling van kleu
ren te zien? Of zijn ze een traditie, van
oudsher gevolgd en berustende op degelijke
grondslagen?
Aan louter toeval danken de faculteits
kleuren haar oorsprong geenszins, evenmin
als aan een grillige keuze volgens den smaak
der studenten; deze onderscheiding toch is
te danken aan... de bemoeiingen der Sta
ten 1
In de statuten der Akademie van 2 Juny
1575 stond bij art. XXI inmargine aan-
geteekend, dat dc Professoren indabberden
gekleed zouden gaan van de volgende kleur
„voor de Theologantenorange,
„voor de Juristen: rood,
„voor de Medicynen: groen,
„voor de Artiisten (Artiura liberaliuro
Proff.): wit."
De Professoren wijze mannen toenter
tijd evenals thans hebben die bonte klee
ding echter nooit gedragen, zoodat die be
paling bij resolutie van 20 Juli 1576 dan ook
weer werd ingetrokken. Hierdoor was ech
ter den leden der verschillende faculteiten
een distinctief teeken aan de hand gedaan,
dat tot op onzen tijd, behalve bij dc Theo
loganten, onvoranderd in zwang is gebleven.
De zinnebeelden zijn anders in 1575 niet'
onaardig gekozen: groen, de geneeskun
de, de kleur van het voorjaar, de kleur der
hoopde rechtsgeleerdheid, wier gestrenge
bliK voor geen bloed schrikken mag, kreeg
rood.
De Theologie bleek, wat kleur aangaat, de
meest wispelturige onder de zuster-facuitei-
ten; haar kleur toch veranderde in den loop
der tijden van orange in zwart. De
gissing is niet ongegrond, dat, toen op het
laatst der achttiende eeuw het dragen der
oranjekleur verboden werd en ook de Leid-
sche academieburgers voor het grootste ge
deelte door overdreven Franschgezindheid
werden medegesleept, die faculteitskleur als
vanzelf verdwenen is en bij het' herstellen
der Dynastie van Oranje in vergetelheid is
geraakt.
Den goeden mensch is het medegevoel zoo
natuurlijk, dat het werktuiglijk gehoor
zaamt, wanneer hij zijn hart toelaat zijn ge
weten te waarschuwen.
Bulwer.
Yele vrouwen hebben het verstand op het
juiste oogenblik -fee spreken, weinige om
op het juiste oogenblik te zwijgen.
Rousseau.
Na dc kracht bestaat er niets hoogers dan
haar beheersching.
Jean Paul.