ZONDAGSBLAD^ IslDSCN DAGBLAD No. 1484s?. 18 Jwii. Aim® S.908. ■A i i A A T j E. *1 A" VAM HE. I -«q l>tA.® j^öx0^0JLa^eaJ°^®^04,cJ^oi^4^0uLG4/4JeJJ'j 6 d s Mevrouw Jenny Borg had weinig vreugde in haar leven gehad, maar wel was hel tot nu toe snel voorbij gegaan. Op zes-en-dcr- tigjarigen leeftijd was zij niet alleen reeds weduwe, maar ook bezat zij een dochter vaa achttien jaar. Een ongelukkig huwelijk, vol strijd en storm, de plotselinge dood van haar man, ten gevolge van een noodlottig toeval, dat algemeen voor zelfmoord werd gehou den, dat alles had in haar hart, in haar ziel, in geheel haar wezen onuitwischbare, donkere sporen achtergelaten. Doch wie haar zag, en baar geschiedenis kende, moest onwillekeurig denken: hoe toch in de hoogere standen het vergankelijke zich om zoo te zeggen met onvergankelijkheid be kleedt 1 Haar groote, bruine oogen, die ze ker gedurende haar huwelijk ontelbare ma len geschreid hadden, waren nog helder en glanzend en verrieden niet de minste ver moeidheid. Dc zachte, fluweelige huid der wangen, die op een morgen, na een heftig tooneel, bloedige striemen had vertoond, was nog als die van een jong meisje. En de voeten, waarop zij soms in vreeselijke naen- ten door het huis gevlogen had, om op den zolder te ontsnappen aan de opgeheven hand van den als razend haar nazettenden, beschonken echtgenoot, hadden nog hun lichten, z we venden tred, die aan haar fijne gestalte zooveel gratie en bekoorlijkheid gaf. Er was schier geen leod, dat zij niet had ondergaan, cn, behalve door haar kind. had zij geen enkele vreugde gekend. Vroeg ouder loos, door verre bloedverwanten opgenomen en opgevoed in een huis, waar geen vrolijk heid ter wereld heers^hte, werd het arme, jonge ding zoo gauw mogelijk uitgehuwe lijkt, toen zich een „goede partij" voordeed. En toen begon de strijd op leven en dood tusschen haar en den haar geheel vreemden man; een strijd, die den tweeden avond na haar huwelijk reeds aanving, toen zij ruw teruggestooten werd, omdat zij zijn tegen den koetsier opgeheven arm wou tegenhou den, en die niet eindigde vóór hij, elf ja ren later, met den vcct in den stijgbeugel hangend en met. een vreeselijk gehavend ge zicht door zijn hollend paard naar huis werd gesleept. De menschen zeiden, dat hij vergif had ingenomen, maar te paard zit tend, opdat zijn do^d aan een andere oor zaak zou worden toegeschreven, wat dan wel do eerste maal van zijn leven zou .ge weest zdjn, dat Charles Borg iets zou hebben gedaan ter wille van de meening zijner m e dc me nsche n Jenny had nooit liefgehad. Men had haar aan een man gegeven, en haar reine ziel, haar rustige, ietwat koele natuur hadden haar nooit schadeloosstelling doen zoeken voor haar ongelukkigen echt. En thans, weduwe geworden, wendde zij zioh met zoo onverholen weerzin af van de gelukzoekers, die zioh altijd opdoen, waar het geldt een jonge, mooie, rijke vrouw troost te bieden, dat de mannen elkander toefluisterden „Zij heeft zich al te deerlijk de vingers gebrand, het arme schaap 1" Haar verstand en haar beschaving stelden haar in staat geestelijke genoegens te sma ken, maar het was alsof het lijden haar het vermogen om ze te genieten ontnomen had. Zij vatte de dingen, doch zonder er iets bij te gevoelen; zij begreep ze, maar zij stelde er geen belang in. Het was alsof er iets in haar gestorven was, behalve waar het haar kind gold, haar dochtertje, de kleine Elvira. Alleen ten opzichte van haar kind scheen haar gevoelsleven niet verlamd. Met afgodische liefde, met smachtende teeder- hcid, als verlangde zij, dat de kleine haar al het doorgestane leed zou vergoeden, om ringde zij haar. Zij leefde, zij ademde slechts voor haar, en toen het eens gebeurde, dat Elviertje ziek was en in levensgevaar ver keerde. werd het der moeder duidelijk, dat van alle smarten deze nog dc vreeselijkste zou zijn: het kind te moeten verliezen. Toen Elvira van dc kostschool was thuis gekomen en belijdenis had gedaan, ging haar moeder ieder jaar met haar voor eenigen tijd op reis, naar het buitenland, om baar al datgene te laten zien, wat ieder een gaat zien: de Dresdcnschc galerij, den Rijn, den Donau tot Wecnen, Rome, Parijs, Zwitserland, de Riviera, den Harz, en nóg weer eens dc Dresdensche galerij. Zoo stonden dan onze beide dames op zekeren dag daar ook weder bewonderend voor ccn schilderij, en waren het niet eens over de beteekenis van een of ander klein onderdeel, toen plotseling in echt Zwecdsch haar opheldering gegeven werd. Zij zagen om en voor baar stond een lan ge, grijze jas met een langen, mageren land genoot er in. De dames zeiden: Tack" (Dank u) en hij zeidc: „Ursatka" (Niet de moeite waard), en daarmede was de ken nis gemaakt. Toen mevrouw Borg den volgenden och tend uit het venster van haar hotelkamer keek, had de aarde een geheel ander aan zien gekregen: het gras en de boomen wa ren veel groener, de hemel was zoo blauw als zij hem nog nooit aanschouwd had. En de mensehen, wat zagen zij er vroolijk uit l Zelfs dc Dresdcnschc straatjongens leken haar aardige kleine bengels. Aan het ontbijt neuriede zij een melodie uit een opera, die zij te Weenen gehoord had den. Bijna verschrikt keek Elviertje haar aan; maar toen zij het gezicht van haar moeder zag, lachte zij, sloeg de armen om haar hals en fluisterde„Mamaatje, waf is er met u gebeurd? Ik hob u nog nooit zoo mooi gezien als vandaag!" Professor Wendel, de nieuwe kennis, was den heelon dag en ook den volgenden nog in haar gezelschap gebleventoen scheid den zich hun wegen. Wel troffen zij elknn- derv geheel zonder afspraak, eenigen tijd later weder in Nizza, en toen zij daar hun reisplannen vergeleken, kwamen zij tot dc ontdekking, dat die in alle hoofdpunten overeenstemden. Zoo trokken zij dan een dag of veertieD gemeenschappelijk roncL Hij wist niet, dat mevrouw Borg rijk waa zonder zelve recht te begrijpen waarom^ had zij hem zijdelings het tegendeel te ver* staan gegeven cn evenmin was het haaf bekend, dat zijn naam een zekere beteeke nis had in de wetenschappelijke wereld. Maar, ad groener werden dc boomen, al liever de menschen, al aardiger dc kincfe- ren, hoe verder zij reisden. En toen zij in het midden van Augustus te Malmö land den, vonden zij de eentonige vlakte van Schonen „schilderachtig en interessant", eu toen mevrouw Borg thuiskwam, beweerden haar weinige kennissen, dat zij niet tc her kennen was Zij was spraakzaam en vroolijk, geworden, en liet zich overhalen tot het, lidmaatschap van twee vcrecnigingen voor, het welzijn van den werkman; men koos, haar in de directie van een tehuis voor kin-, deren, en dadelijk nam zij het lastpost je aan; zij speelde zelfs vierhandig met El-1 vira. Een warme, bruisende stroom had sneeuw en ijs in haar binnenste doen ontdooien, had er geheel haar verleden als uit weg gespoeld. Haar gestalte was veerkrachtigor geworden; haar geheele wezen had iets jonkvrouwelijks gekregen. Er had als het ware een heele wedergeboorte in haar plaats gegrepen, cn zij, die door het leed te snel tot vrouw was gerijpt-, beleefde thans, op zes-en-dertigjarigen leeftijd, haar overge sprongen meisjesjaren. Jenny Borg had lief. En nu zij het uitzicht, hem te bezitten, dien zij liefhad, schatte naar haar cigeo voorrechten en eigenschappen, vond zij, dat haar kans niet geheel hopeloos stond Wel was zij niet meer jong, maar hij was niet ver van de vijftig, en hij had duidelijk be langstelling in haar getoond. Zij bekeek zich in den spiegel en lachte tegen hetgeen zij daar zag. Hij was er nu ook niet langer onbekend mode, dat zij rijk was Foei, Jen ny, foeiHoe kan jc zoo iets van hem den ken Hoe hij er uitzag? Hoe hij was, dc man, die zulk een geheelcn omkeer in haar had teweeggebracht? Zij wist het mot. Zij zou hem niet hebben kunnen beschrijven, al was het om haar leven te doen geweest. Mis schien was hij wat de mensehen noemen „leelijk"? Misschien had hij tot nog toe geen enkele vrouw kunnen boeien? Zij wist alleen maar, dat zij de zijne was, zijn eigendom met lichaam en ziel. en dat hij beloofd had, op weg naar Stockholm, zijn lieve reiska meraden to komen bezoeken. Bloemen in alle vazen. Alle vensters open. Nog was het zonnig en warm. Alsof niet de nazomer even liefelijk kon zijn als de knop pende lente Augustus even goed als Mei In de natuur zoowel als in het menschelijke leven Daar stond hij dan eindelijk in haar klein salon, waar de bloemen geurden en alles een feestelijk aanzien had. En Jenny jubelde in- wendig, toen zij de rimpeltjes om zijn oogen zag en het reeds ietwat grijzende haar aan v de slapen. „Ach, schat, mijn nazomer zal wel tot ver in uw levensavond reik%n!" juiohte het in haar.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 9