FOX' DROOM.
No. 14829,
I«EIDSCH DAGBLAD, Zaterdag* 2*7 J*mi.
Anno 1908.
PERSOVERZICHT.
>Taar aanleiding van het verslag van
uverncur-generaal Van Heutsz over
,D toestand in A t j c h en dc bcstuurs-
Irlc/aamheden van gouverneur-generaal
ft ii D a a 1 e ii bevatten vele organen een
tikel.
pe. „Arnhemsche Courant"
irijft.
Maakt eenerzijds het rapport wegens de
«nhartigheid, waarmede de fouten van
leraal Van Daalcn's civiel bewind wor-
n in het licht gesteld, een gunstigen in-
uk, aan den anderen kant ligt er iets zeer
jderlings in, om het zoo zacht mogelijk
te drukken, dat die fouten zóó mee-
genloos worden opengedekt door den
verneur-generaal Van Heutsz, die zelf
eraal Van Daalen als zijn opvolger in
jeli aanwees, en thans verklaart geweten
hebben, dat deze wegens enkele karaktcr-
pnschappcn voor dc hem opgedragen taak
]t ten volle berekend te achten was, en
danks die wetenschap zich omtrent de
ze, waarop generaal Van Daalen in At-
liet bestuur voerde, niet op do hoogte
:1de, totdat de vele klachten, welke daar-
•r in dc pers werden geuit, voor dc Re-
riug in Den Haag aanleiding werden om
n Gouverneur-Generaal op te dragen rap-
rt over den toestand op Atjeh uit te bren-
n.
Dit. punt vereischt naar dc meening van
blad nadere opheldering,
t generaal Van Daalen als zondenbok
woestijn in te zenden, zijn dc fouten,
lke thans blijken in het Atjek-bcstuur te
n begaan, niet hersteldook een herha-
ig daarvan moet worden voorkomen. En
arvoor is liet noodig, dat worde vascgc-
id of niet ook elders dan op Atjeh de
ven schuilen voor den onbevredigen-
n toestand aldaar.
ïerinnerend aan het „sic transit
[rijft „D e Maasbode":
Met den roem van overste Van Daalen
het na dit ontslag gedaan. Als gouver-
d. w. z. bestuurder, is bij gediskwali-
Jeerd. Nog geen drie jaren geleden way
1de held van don dag, toen hij van zijn
bt door dc Gajoe- on Alaslanden al9
Irwinr.oar terugkeerde: nu reeds ziet
zich genoopt zich als ambteloos burger
jug te trekken uit het publieke leven.
Maar er is nog een andere, wiens glorie-
|n bedenkelijk aan het „dalen" is; en wel
Jmand minder dan dc gouvcrneur-genc-
al, Van ITcutsz, zelf.
[Ieder herinnert zich nog levendig, hoo
verheffing van den oud-gouverneur van
j.jeh tot opvolger van gouverneur Iloosc-
>m in den lande werd bezongen cn be-
jost. Dc rondreis van den pacificator" van
jeh do r Nederland was als de zegetocht
n een Romeinschen triumphator. En sinds
lelde Van Heutsz op Buitenzorg als iu
n nimbus van bewondering en vereering.
[Maar ook deze groote der aarde moet nu
ivaren, dat het een papieren aureool was,
men hem in een oogenblik van opgc-
uroofde geestdrift om do slapen hing. Van
lo kanton poogt men don pacificator"
.n Atjeh te rukken van het voetstuk, waar-
[[[onberaden vereerders hem hebben gc-
jaatst.
[Het blad meent, dat de methode, tot nu
bij de pacificatie van Atjeh gevolgd,
incipiecl verkeerd moet zijn, nu we na
n jaar nog aan het begin staan van de
cificatie. Volgens het blad heeft het mi-
[taire systeem blijkbaar in Atjeh gefaald.
Men heeft dc meening geopperd, dat men
dc benoeming van Overste Zwart als
fipvolger van Van Daalen, in diezelfde be-
jiiselfout blijft volharden, door nl. opnieuw
aan een militair gouverneur dc opper
ste leiding in Atjcft toe te vertrouwen.
Men heeft ook het denkbeeld aan de hand
gedaan, naast dezen een civiel commis
saris te benoemen, die hem in het bestuur
van het weerspannige gewest zou ter zijde
staan, om aldus het foutieve van den opzet
te corrigeercn.
Al blijft het de groote vraag of bij een
dergelijk tweehoofdig bestuur ooit de ge-
wcnschte harmonie zal gevonden worden,
of dus het plan gelijk het daar ligt voor
dc practijk aanbeveling verdient ons
dunkt toch, dat in de aangegeven richting
een oplossing zal moeten gezochfc worden.
„Het Huisgezin" (It.-Kath.) legt
vooral nadruk er op, dat het rapport, be
halve vernietigend voor gouverneur Van
Daalen, ook compromitteerend is voor den
Gouverneur-Generaal. Immers uit het
rapport blijkt, dat dc heer Van Heutsz
Van Daalen tijdens diens gouverneur
schap „aanmerkingen had te maken met
opzicht tot zijn omgang met zijn onder
hebbende officieren en do keuze van onder
geschikte bestuurders, zoowel als ten aan
zien van do vordering van hecrendicnslen
in de Peusanganstreek en do toepassing
van het boetestelsel."
Had deze ervaring, waaruit bleek, dat
Van Daalen de oudo was gebleven, gevoegd
bij do waarschijnlijkheid, dat do heer Vin
Heutsz, die ver van Atjeh afzat, niet alles
wist, dezen niet moeten bewegen, zich door
een, persoonlijk onderzoek van den waren
sta/ft.yan zaken op do hoogte te stellen?
Het wil ons toeschijnen, dat door dit na
tc laten totdat hij daartoe dc opdracht
ontving, door den heer Van Heutsz een
zeer ernstig verzuim is gepleegd en dat hij
door dit verzuim mede aansprakelijk staat
voor dc ellendige dingen, die, toen hij einde
lijk een onderzoek mstelde, aau het Jicht
kwamen.
Naar het inzien van het. blad staat het
dan cok nog tc bezien, of de zaak voor den
heer Van Heutsz geen gevolgen behoeft te
hebben.
„H et X i c u w s v a n den Dag" wijst
cr evenzeer op, dat do Gouverneur-Gene
raal, ofschoon iedereen wist, dat het in
Atjeh niet alles ging zcoals het behoorde,
bij zijn persoonlijk bezoek als het ware een
ontdekking deed. Maar daarnaast
staat een ander gevaar, „ten minste oren
ernstig als dat van deu „klewangvettcn-
den Aljchcr," den fanatieken Maleier, die
belasting-inning tot uitgangspunt weet tc
maken voor gewapend verzet tegen dc „ou-
loovigah."
Dit gevaar ligt. in het streven, dat in
Indic en Nederland, in parlement, pus,
of waar ook, zou kunnen leiden tot hot
tcn-val-brengcu van den landvoogd op dit
ocgeiiblik
Voor do misslagen, die dc beer Tan
Heutsz begaan moge hebben, sluiten wij
do oogen niet, maar vragen thans geen
verantwoording. Geen wankelende politiek:
doorzetten wiat begonnen is! Er is, voor
zooveel wij do zaak overzien kunnen, niets
gebeurd, dat. ons het recht zou geven, den
heer Van Heutsz ons vertrouwen als
krachtig bewindsman op tc zeggen; integen
deel, do erkenning, dat hij zich ten aanzien
van zekere personen vergist beeft, verschaft
den besben waarborg voor een betrrc
gedragslijn onder den nieuwen bestuurder
van Atjeh.
„Land cn Volk" komt tot do con
clusie, dat, toen de heer Van Heutsz, Gou
verneur-Generaal geworden, den heer Van
Daalen tot gouverneur van Atjeh benoem
de, hij dit deed bij gebrek aan beter, en
met volkomen wetenschap dat en waarom
do heer Van Daalen niet ten volle voor
zijn taak berekend was.
En toch liet hij hem maar zijn gang gaan,
ook toen het voor con ieder duidelijk was,
dat do zaken in Atjeh niet liepen zooals gc-
wenscht was
Hierin ligt iets zeer zonderlings, dat
dringend nadere toelichting behoeft. In elk
geval is nu reeds gebleken, dat zelfs een in
Atjehzaken zoo ervar-n man als dc tegen
woordige Gouverneur-Generaal, zich in de
beoordeeling van do toestanden in dat
gewest cn van fe leiding, aan het bestuur
over dat gewest gegeven, schromelijk ver
gissen kan.
Dit is vooraf*van betcekeni», omdat der
gelijk© vergissingen zich in de toekomst ook
zouden kunnen voordoen.
Het. is een leemte in het. Atjeh-vcrslag,
dat niet naar middelen wordt omgezien
om een herhaling van zulk een ramp te
voorkomen.
Als zulk een middel werd bij de behande
ling der laatste Indische begrooting in
overweging gegeven de aanstelling van een
hoogstaand civiel ambtenaar tot regeerings-
commissaris voor Atjehsche aangelegenhe
den, die, zonder bekleed te zijn met be
stuursmacht, als adviseur van den Gouver
neur van Atjeh zou kunnen optreden cn,
bij verschil van gevoelen met dézen omtrent
gewichtige politieke of bestuursaangelegen
heden, een beslissing van den Gouverneur-
Generaal zou kunnen uitlokken.
Zoolang wij niet van het tegendeel over
tuigd worden, meenen wij, dat de aanstel
ling van zulk een regceringscommisaaris
warme aanbeveling verdient.
„Het O e n t r u m" zegt
De gouverneur-generaal windt er in zijn
rapport geen doekjes om, hoe hij over het
door generaal Van Daalen gevoerde beleid
denkt; en het zal wel niet dikwijls voorko
men, dat in een ofliciecl stuk, voor open
baarmaking bestemd, een zoo besliste ver
oordeeling wordt uitgesproken over een be
stuurder, die met zulk een gcwichtigen post
was bekleed.
Tc meer valt dit op, wijl het juist de le-
genw rdige Gouverneur-Generaal was,
wien de thans vervangen l>ew indvoer-der
van Atjeh zijn benoeming dankte.
En verder:
Nu doet zich echter vanz-df de vraag
voor: hoe komt het, dat de G.-G. eerst, door
eigen aanschouwing zich van a 1
deze dingen op de hoogte heeft, kunnen stel
len Staat men hier voor een bijzonder ge
val Of is het feit, dat de landvoogd te. Ba
tavia door de rapporten, welke hij uit de
verschillende deelen van ons Indisch rijk
ontvangt, jaren lang in een verkeerden waan
kan worden gebracht, van meer.a lgcmee-
n e n aard
Het rapport geeft aanleiding tot nog an
dere vragen.
Koe was het mogelijk, dat de heer Tan
Heutsz zich zoozeer in overste Van Daalen
vergissen kon, ofschoon hij hem toch uit een
jarenlange samenwerking kende? Hoe is het
te verklaren, dat hij te Batavia nog steens
een goeden dunk van Van Daalcn's bestuur
kon behouden, ofschoon hij wist, dac de ge
neraal als gouverneur van Atjeh niet altijd
met de noodige bezadigdheid en overleg was
te werk gegaan? Bezadigdheid en overleg
zijn toch wel de eerste voorwaarden tot. het
bevorderen eencr pacificatie, gelijk de land
voogd die wenschte.
Vreemd klinkt ook de mededecling, dat dc
heer Van Daalen inderdaad de hem gedane
aanwijzigingen heeft tor harte genomen.
Hoe laat zich daarmede rijmen, dat zijn be
stuur en dc uitkomsten van zijn bestuur
naar het oordeel van den G.-G. zoo
teleurstellend waren?
Het rapport zal ongetwijfeld een bron
worden van breede discussie, ook in de Ka
mer. Al heeft de heer Van Heutsz zeer open
hartig gesproken en ruiterlijk bekend,, dat
hij zich in de hoedanigheden van generaal
Van Daalen voor het civiele bestuur heeft
vergist, cr zijn toch nog verschillende pun
ten, die opheldering behoeven cn wellicht
tot critiek aanleiding zullen geven.
Wat ons in het rapport verblijdt is, dat
daarin het vaste voornemen domineert, om
bovenal verzoenend cn bevredigend op te
treden tegenover de inlandsche bevolking
en zoo weinig mogelijk maatregelen van ge
weld te gebruiken. Gehéél te vermijden zui
len deze laatste wel nooit zijn; maar ze moe
ten tot het strikst noodzakelijke worden
beperkt. Een „houwdegen" kan als zooda
nig vele goede eigenschappen bezitten, rnaar
is misplaatst in eon gewest, dat gepacifi
ceerd moet. worden.
En wat daarbij ook dringend noodig mag
heeten, is de consequente doorvoe
ring van het eenmaal op goede gronden
aangenomen stelsel. Juist aan do voortdu
rende wisseling van systeem hebben wij een
groot deel onzer ellende op Atjeh te wijten.
Die ongedurigheid brengt de goedgezinden
aan het wankelen en maakt dc kwaadgezin-
den overmoedig.
Het tijdperk der proefnemingen en... der
misgrepen, moet eindelijk op Atjeh worden
afgesloten, en aan geheel ons koloniaal llijk
duidelijk gemaakt, dat Nederland een wel
is waar krachtig, maar tevens een vrede
lievend en humaan bestuur wil, ten J>ate
der bevolking zelve.
Afgezivii nog van hoogere overwegingen,
eischen dc ernstige tijdcomstandighedea
zulks gebiedend.
„De Residentiebode":
Vernietigend voor Van Daalen als civicl-
bestuurder van Atjeh. Dat is de algorv.eene
indruk, dien het Rapport dadelijk wekt.
Zijn beleid, dat op gewichtige punten van
dc methode van zijn voorganger, generaal
Van Heutsz zelf, afweek, werd reeds daar
door veroordeeld, dat zijn voorganger
steeds won, en wc nu rnaar aldoor aan in
vloed verloren. Om volledig hier te kun
nen oordcelen, zou men natuurlijk de om
standigheden moeten kennen, welko Van
Daalen bewogen af te wijken van een be
proefd stelsel. Maar het feit zelf, dat de
onrust terugkeerde, toont duidelijk, dac hij
toch niet het wuro inzicht had.
Intinschen, het rapport-Van Heutsz laat,
zoo schrijft het blad verder, ook dezen Gou
verneur-Generaal niet geheel en al intact.
Waarom heeft de gouverneur-generaal
zich niet beter op do hoogte gehouden, we
tende, dat Van Daalen niet geheel en al
do geschikte persoon was. Was men te Ba
tavia voortdurend in nauwe relatie met
Atjeh gebleven, dan zou do Gouverneur-Ge
neraal terstond hebben moeten mérken dat
het misliepdan zou hij order tot anders
handelen hebben kunnen geven of eerder tot
ontslag noodzaken.
Intusschcn acht „D c Residcntiebo-
d e" het niet zonder gevaar, te streven
naar het ten-val-brengen un den land
voogd op dit oogenblik. Daarvoor zouden,
zegt zij, in elk geval nadere bijzonderheden
moeten worden afgewacht.
Als slot van haar eersten indruk van
het Atjch-ra.pport maakt do „N i e u w c
Rotterdam sc he Courant" dc vol
gende opmerking:
De omstandigheid, dat do gouverneur-
generaal Van Heutsz een onderzoek had iu
te stellen naar den toestand van een ge
west, waarover hijzelf vroeger zoo lange
jaren het bestuur gevoerd heeft cn waarop
hij als algemeen landvoogd thans controle
heeft uit te oefenen, maakte dit, op uit
nodiging van den Minister van Koloniën
ingesteld onderzoek reeds dadelijk tot een
onderwerp van kicschen aard, nog verhoogd
door 't feit, dat de bestuurder, dio hem heeft
opgevolgd, daartoe door hem zelfs was uit
verkoren cu benoemd.
Toen nu het onderzoek tot een uitkomst
leidde, die de gouverneur-generaal niet had
verwacht, en hij, naar zijn overtuiging,
een afkeurend deel toest uitspreken
over Van Daalen als civiel bestuurder, werd
dc zaak, men g*vo«lt het, bepaald pijulijk,
en het is ongetwijfeld gemeend, als de hoer
Van Heutsz daarover zijn „oprecht leedwe
zen" uitspreekt.
Maar de zooeven bedoelde omstandigheid
leidde cr als vanzelf toe, dat door het ge-
heele rapport, naast een oordeel over Van
Daalen, ook als een roode draad loopt,
een verdediging van het vroeger in Atjeh
gevolgde beleid en \an het ecnigszins zon
derlinge verschijnsel, dat dc landvoogd to
Buitenzorg een geheel onjuiste meening
had over dc richting, waarin de toestand
in Atjeh zich ontwikkelde. Zonder het hoor
cn wederhoor is het niet mogelijk een ge
vestigd oordcel te vellen omtrent het in
Atjeh vóór cn na het optreden van Van
Daalen gevolgd beleid, maar we nemen voor-
loopig met den Gouverneur-Generaal aan,
dat Van Daalen niet den goeden weg be
wandeld heeft cn dat hij teu onrechte af
week van dé door Van Heutsz gevolgde
richting. In zijn poging, om verklaarbaar
to maken, dat hij te Buitenzorg niet kon
weten, dat Van Daalen als civiel bestuur
der faalde, is de gouverneur-generaal echter
naar onze mecning niet geslaagd.
„Dó Sta ud'a a r d" merkt op, dat uit'
het verslag blijkt, dat de minder gunstige
toestand het gevolg is van min voorzichtig
beleid, en vervolgt dan:
Dat beleid week op gewichtige punten
zeer beslist af van de methode, door gene
raal Van Heutsz tijdens zijn bc-stuur ge
volgd. Toen wonnen we van maand tot
maand. Nu liep het weer mis. De uitkomst
besliste alzoo over de deugdelijke waardo
van het eerst g. volgde stelsel, en stelt het
door generaal Van Daalen ge\olgde beleid
in donkere schaduw.
Men zou natuurlijk bij „cross-examina
tion" het verweer van generaal Van Daalen
moeten hoor n, om tc weten tc komen, wat»
hom tot afwijking van het eerste stelsel,
dat de proef had doorstaan, bewogen heeft,
ten einde alzoo een eind-oordeel over zijn.
gedrag tc kunnen opmaken. Maar het feit,
dat ten g vol ge van zijn veranderde metho
de de oude onrust weer terugkeerde, laat
geen twijfel over, of hij zag mis en generaal
Van Heutsz zag goed.
Toch komt, blijkens dat Rapport, ook
generaal Van Heutsz er niet zonder kleer
scheuren af.
Niot, in zooverre de keuze van generaal
Van Daalen als Gouverneur, van achteren
een min gelukkige bleek. Men ban zich in
zulk een geval vergissen, en al heeft rncS
zekere vrees, de ontstentenis van een beter
candidaat kan wel eens noodzaken, om ceii
op zichzelf min gcwenscht man te benoe
men. De keuze voor zulk een gewichtige bo-
trekking is nooit ruim.
Maar wel geeft het aanleiding tot gcreecto
critiek, dat do Gouverneur-Generaal zich
niet beter op de hoogte heeft gehouden van
wat cr in Atjeh voorviel.
Hij wist, dat generaal Van Daalen, bij
veel uitnemends, ook „zijn zwakke zijdo"
had, en hij kon dus weten, dat hij zich op
het nemen van min gewenschte maatregelen
door dezen Gouverneur had voor te berei
den. Waarom, zoo vragen we dan, heeft de
Gom erncur-Generaal zich niet beter op d«
hoogte gehouden van wat er in Atjeh onder
het bewind van Van Daalen voorviel? Hij
jOnzc Fox droomde.
lik zat te werken en liij lag aan mijn voe-
[n op het berenvel onder mijn schrijftafel,
ieen gerold, 's Ochtends was ik mot hem
b duinen in geweest, cn ik had met het dier
Istoeid cn geravot tot wij allebei hijgend
I dood-op de wandcl'ng naar huis weer
Iden ondernomen. Nu sliep*hij, aan do
feten van zijn baas. En in zijn slaap liet hij
tijd tot tijd een dof gebrom hooren,
mensmonds geblaf, het geluid van ccn,
[e droomt.
)nze Fox droomde, dat hij in den „hon-
dlijhemer' was.
Hie zag er niets dan honden. Mcnschen wa-
er heel zeldzaam; do enkele, die jo er
hadt, waren cr voor het pleizier of hei
glmak van dc honden. Zoo zag Fox cr op
groot plein, dat niet met keien, maar
flfel dik, mul zand bestraat was, waar het
:*pnetjo lekker te broeien op stond, twee
klein© kindertjes, alleraardigst© snoesjes,
Pejn jongetje en een meisje. Die waren daar
zoo neergezet voor dc honden, die met klei
ne kindc-rtjes spelen wilden. Een groote
z*artc New-Foundlandcr was dan ook met
«fn aan den gang. Het was nog ccn jong
jbecsfr, en icdoren keer liet hij do kinderen
Weghollen en dan hij hen achterna. En als
hij dan een rokje of een broekje te pakken
liad tusschcn zijn jonge, scherpe tanden,
fear dat zoo goed voor was, dan ruk to cn
plukte cn schudde hij, net zoo lang, tot hij
een flard in zijn sterken bek hield. Er om
heen stonden vele hondjes te kijken. Meest
jengo nog, en kleiner. Zij hadden ook wel
[graag zoo gespeeld, cn nu wachtten ze alle-
Pil kalm hun beurt af, tot de Ncw-Found-
der moe zou zijn en hun het speeltuig
laten Want afgunst cn nijd waren cr niet
in dit hondenparadijs.
De ouderen lagen meest een oindje verder
op, omzoomden het zandplein. Hun interes
seerde niet het spel met de kindertjes. Zij
lagen maar voor hun huizehokken heel pla
tonisch zich te koesteren in het licht cn de
warmte. Sommigen sliepen, uitgestrekt op
één zijde, de pootcn plat naar op zij; an
deren lagen met. den neus tusschcn de voor-
pooton te kijken naar dc drukte op het
groote plein, naar de wandelaars en dc volle
trams, die telkens voorbij rinkelden. Voor
op de tram stond óók een menscheen koet
sier om het paard to sturen. Koetsier cn
paard mochten hier ook zijn voor het gemak
van de honden. Een conducteur hadt je er
niet op; want jo behoefde niets tc betalen en
als je er uit wou, trok jo zelf even met je
voorpoot, (do honden, die er nog pas kort
waren, deden het met hun bek) aan het
riempje van de bel.
Dienders hadt je er geen céncn allo hon
den liepen natuurlijk zonder muilkorf.
Iedere hond had een heel huis voor zich al
leen, waarin hij mocht doen net wat hij
maar wou. Het zag er zoowat uit als een
mcnschenhuis op narde; alleen waren de
tafels (waar allerhande eten op stond) veel
lager en hadden de provisiekasten geen deu
ren. Er was tóch niemand, die zou stelen.
Voor het plezier van do jachthonden vloog
cr allerlei wild door de uitgestrekte plant-
soeneu en waren er een paar jagcrmcnschen,
die den heelon dag maar niets anders deden
dan schieten. Ze misten nooit, en de hond
mocht den buit zelf héélcmaal opeten. Voor
het plezier van dc taxen en do foxen waren
er rattenkweekorijen op grooto schaal. Van
tijd tot tijd liet men wat ratten los, die dan
vlogen door boschjes cn riolen, over grach
ten cn muurtjes; en in een dolle, uitgelaten
jacht de honden hen dan achterna. Op het
eind vingen ze hen altijd, want het was zóó
gemaakt, dat, 'als do tax of de fox moe
werd, zijn rat altijd raakte in een impasse.
Voor het plezier van do New-Foundlanders
vielen er kinderen in het water; en voor de
Sint-Bernhaicls lieten mcnschen zich levend
begraven onder de sneeuw
Zoo had ieder zijn liefhebberij, en was liet
er verbazend heerlijk.
Onze Fox had op het Kindcrplcia een
daar stationneerend open rijtuigje genomen,
nadat hij eerst een heelc poos bij den Ncw-
Founlander cn de kindertjes had staan kij
ken en wel gemerkt, dat in de eerste uren
dc beurt toch niet aan hem zou komen. Nu
toerdo hij wat door al d'e straten, waar de
honden buiten lagen voor hun huizen of een
klein eindje opliepen langs het trottoir,
zacht deliboreerend tweo aan twee, terwijl
de jongen stoeiden over de heel© breedte
van den weg heen. Hij was gereden langs
allo publieke vermakelijkhcd:n, cn had zijn
koetsier stil laten houden bij de jagerhuisjes
en bij de rattentu'nen, bij dc verdronken
kinderen cn bij do vlakte, waar de mcnschen
zich lieten insneeuwen. Hij dacht, dat hij
het gansche heerlijke oord nu wel zoowat
was rond geweest.
,,XTu zal ik u brengen naar het Berg-
plcin", zei de koetsier.
De breede weg, waar zij reden, werd al
drukker en drukker. Trams snorden zij
voorbij, waar vóór op het bordje allemaal
„Bergplein" stond; zij zaten stampvol; de
balkons, de treeplanken waren volgepropt
met honden, aan ccn rem van achteren hing
een zware Ulmer dog, on zelfs op den rug
van het paard zat, als een klein aapje, een
verwaaid-harig Brussclsch griffon. Rijtui
gen, voetgangers (fietsen waren hier niet),
alles bewoog zich voort in dezelfde rich
ting. Een automobiel stoof in razende vaart
den heclen rommel voorbijzij geurde hcc-
lcmdal niet. Dat zou wel wat interessants
zijn, wat er op het Bergplein te zien waal
Het stond er eivol; zoo op het" eerste ge
zicht leek er geen doorkomen aan. De in
richting was gisteren pas geopend, zei de
koetsier. Fox stuurde het rijtuig weg, zon
der te betalen, en drong zacht naar voren.
Ten slotte, na veel dringen cn langzaam
opschieten, kwam hij tot de ontdekking, dat
iil die agitatie te doen was om ccn vrij
grooten berg, die daar in het midden van
liet plein stond, met ccn soort van helm be
plant. ITet leek wel ccn duin, dacht hij. De
honden er bovenop ravotten, rukten en trok
ken aan dc helm cn hadden pleizier voor
tien. Zij rolden van den top naar beneden,
holden dan als dollen weer naar boven, hun
pooten verward in de slierten van dc helm,
én rukten maar weer of zc nijdig waren, en
wroetten cn krabbelden in de planten.
Kom, dacht Fox, bij z'a eigen, daar moest
ik ook maar eens op af gaanl
En meteen nam hij een aanloopje cn in
een wip was hij boven op het duin. Maar
nu zag hij eerst, dat het niet één enkel
duin was, maar een veld, een uitgestrekt
landschap van duinen, dat zich daar verhief
midden op het plein. En overal logen cn
stoeiden de honden. Dit leek wel het 't
meest in den smaak vallend vermaak van
heel dit paradijs. Of was het, omdat het
nieuw was?
„Wat ruikt het hier naar lever!" zei een
smousje, dat met hem naar boven gestormd
was. En nu dio het zei, ja, nu rook Fox het
ook.
„ITet zit hier; het zit onder de helm", zei
hij snuffelend.
En beiden begonnen, als de anderen, te
wroeten en den grond open tc krabben met
alle vier hun pooten en hun snoet te gelijk.
Toon ontdekten ze, dat het hecle duin
van lever was!
Je kon hier je nooit ziek eten, dat was
óók nog een van do voordeden. Al at je nóg
zooveel van wat voor een hondenmaag het
machtigste is, een „kater" had je nooit-. Dus
at Fox van het leverduin met groote, gul
zig© brokken; en toen hij volgegeten was
en het hem begon te vervelen, ging hij in
een hoekje heerlijk een oogenblik liggen
maffen.
Maar dat verveelde hem óók al weer
\auw. Hij stond op, en rekte zich eens lek
ker uiten zwaar, langzaam slenterde hij
weer terug, de stad in. De straten lagen
leeg te blakcrën in het middagzonnetje. Hij
liep rnaar zoo doel! .os wat rond, en onder
hok'loopcn zakte zijn dikte cn begon hij zich
weer recht behaaglijk te voelen. Hij dronk
wat uit een kristalheldere gracht en ver
kwikte en leschte zich zoo.
Op het eind kreeg hij eigenlijk wel wee»
een beetje trek. En net toen hij dat merkte,
en eens om zich heen keek, wat to doen, zag
hij een slager (een menschelijke) in de deur
zijner slachterij staan, die noodde:
„Komt u binnen; komt u maar binnen!
Ik heb versche ossehaas cn varkenspootjes!
Gebraden kunt li ze óók krijgen, in malscho,
goudgele boterEn hij zette de deur wijd
open.
Het rook er binnen heerlijk. Fox bedaohfi
zich niet lang.
„Komaan", zegt hij, „wc zullen maar
met gebraden pootjes beginnen."
Maar net heeft hij zijn tandjes in hefc
druipend kluifje gezet, ofde slager
geeft hem een trap, dat hij tien meter do
straat opvlickl cn van schrik het pootje nog
laat vallen 1
„Daar!" zegt hij. „Dat heb" je voor jo
snoepen! Wij mcnschen, zijn vooreerst toch
nnar do baasOok hierAls we maar wil
len Hoonlachend sluit hij zijn winkel.
Fox bromde, blafte luid en nijdig terug
cn werd w akker.
„Hola, hondje, slaap maar door", zei ik.
„Fox, zoet, blijf maar liggen!"
Onder 't werken had ik het dier bij on«
geluk met mijn voet onder zijn' rug geschopt