ZONDAG5BIAD
IEID3CH DAGBIAD
VAN HET
OE EERSTE.
No. i£829.
27 Juni.
Anno 1908.
M
tf
•J®
TT^I,
i M gh i (t 1111 iS g In il gl 11 i
S
*0
ill a««eaö6066dd®d»ö 111
Christine Holzapfel was nog een klein
meisje, toen zij al het volle gewicht kende
Van ,,den eersten". Op een leeftijd, waarop
vele kinderen ternauwernood tellen kunnen,
tolde zij reeds met haar moeder aan hot
eind der maand de dagen, die cr nog moesten
vcrloopen vóór het weer de eerste zou zijn.
Christine was toen het oudste van drie kin
deren van een zeer bescheiden bezoldigden
griffie-ambtenaar, en het traktement werd
door den kleinen Duitschen Staat, in welks
dienst hij stond, per maand betaald.
Meer dan hot traktement mocht er niet
verbruikt worden. De interest van het zeer
kleine vermogen werd steeds bij het kapi
taal gevoegd, tegen don tijd, dat de kinderen
meer kosten zouden veroorzaken. Het gold
dus; de tering naar de nering te zetten.
Maar die tering werd tegen het eind van
iedere maand altijd schraal. Niet doordat
ze in het begin van de maand zoo ruim ge
leefd hadden, neemt
Ruim leven van vijf en veertig gulden in
de maandMaar in het begin smeerde moe
der toch de reuzel wat dikker op het mor-
genhrood, dat tegelijkertijd voor avondeten
diende, en op den grooten dag zelf, op den
eersten, was er altijd een extra-gerecht, om
de beurt een lievelingskostje van een der
familieleden, te beginnen met vader. Daar
«r in den loop van den tijd nog een vierde
kind hij kwam, en daar dit jongetje ook
zijn lievelingskostje had, zou men iü een
jaar juist tweemaal den kring zijn rondge
komen. Maar moeder deed er zelf afstand
van ter wille van haar man.
De arme man had toch al zoo'n hard lot.
Vaak zat hij tot middernacht akten en an
dere stukken over te schrijven, om er nog
iets bij to verdienen.. Want zijn salaris steeg
lang niet in verhouding tot de toenemende
uitgaven De kinderen moesten toch een
goede opvoeding hebben. En als kinderen
van een ambtenaar moesten ze toch fatsoen
lijk gekleed gaan. Holzapfel moest ook als
beambte naar zijn stand wonen.
Het was en bleef iedere maand een reken-
vraagstuk om uit te komen, en de oplossing
van dat vraagstuk bleef het geheim van de
rrouw; zij kende de kunst om ook zonder
vlecscb smakelijk te koken en als een broek
van haar maD werkelijk niet meer mee kon,
wist zij er een Zondagscbe voor haar jong-
sten zoon of een winterjas voor den tweeden
/an te maken.
Zij had eens goedkoop een grooten voor-
zaad rood lint gekocht, waarmee ze jaren
lang die kleedingstukken versierde. Zij vond,
dat ze er door hot levendige rood als nieuw
jitzagen. Of andere meDschcn dat ook von
den 1 Maar men sloeg er zich fatsoenlijk door
en de kinderen groeiden gezond op.
Christine, een knap ding, hielp haar moe
der trouw, en deze had het, toen zij van
school was, eenig© jaren werkelijk goed.
Vier handen doen meer dan tweel
Maar Christine was nog geen achttien
jaar, toen een jonge collega van haar vader
haar zeer begeerenswaard vond, en daar hij
reeds vast aangesteld was, en een zeker be
staan kon aanbieden, en daar Christine de
liefde van Frans Kirchmeier van ganscher
harte beantwoordde, was er niets te^en te
zeggen. In stilte had de moeder gehoopt,
dat haar dochter een beter huwelijk zou
doen. Zij bracht haar onder het oog, dat ze
nu ook haar hcele leven zoo zorgvuldig van
den eenen eersten tot. den anderen zou moe
ten rekenen. Maar Christine antwoordde:
„Dan is het des te beter, dat ik er al aan
gewend ben. Nu behoef ik het niet eerst te
leeren."
Maar een beetje bezorgd waa zij toch wol,
en als ze niet zooveel van Frans gehoudcu
had, zou de gedachte aan de tweede helft
van de maand reden genoeg zijn geweest om
„neen" te zeggen. Maar zij had hem lief,
en ze rekende zich voor, dat zij toch niet
zoo klein zouden beginnen als haar ouders
indertijd hadden moeten doen.
Frans had nu al honderd twintig mark-in
de maand. Vader Holzapfel maakte een deel
van zijn kapitaaltje t© gelde voor een uifc-
zetje en er werd bruiloft gevierd, in den
intiemsten kring, eenvoudig, maar toch
zooals een beambte paste.
Nog heel anders dan in het ouderlijk huis
ondervond de jonge vrouw de beteekenis van
den eersten. Frans was wel is waar geens
zins verkwistend, maar toch wel een beetje
meer eischend dan vader Holzapfel. In den
loop van drie jaar kwamen er ook nog een
paar kinderen, en Christine rekende en
rekende, altijd weer van don eencn eersten
tot den anderen. Soms voelde ze zich echt
levensmoe. Zij peinsde op middelen om de
inkomsten te vermeerderen; zij borduurde
voor winkels, in stilte, want haar man had
zijn trots, en zou bang zijn geweest, dat men
er hem op zou aanzien.
>,"Wij zijn ambtenaren, dat moet je altijd
wel bedenken," zei hij gewoonlijk, en vaak
had zij het op haar tong gehad om te ant
woorden: „Och, ik wou, dat we maar dag-
looners warendan hadden we het mis
schien beter I"
Maar zij hield te veel van hem, dan dat
ze hom dat had kunnen zeggen; en zij was
toch trotsch op haar man, die zoo goed bij
zijn superieuren stond aangeschreven, en
die altijd hoopte nog eens den titel „Rech-
nungsrat" te zullen krijgen.
De extra-kostjes op don eersten, die Chris
tine van huis gewend was, vervielen. Haar
man zei: „De menschen zien wel mijn klee-
ren en niet mijn maag". Hij veroorloofdo
zich niet de kleinste weelde in eten en drin
ken; hij stelde zich voor zijn persoon met
de eenvoudigste maaltijden tevreden. Mnar
aan het uiterlijk hechtte hij een zekere waar
de, zoodat het hoofd „kleeding" tamelijk
zwaar belast was.
Het bleef bij die twee kinderen en de ja
ren gingen voort. Christine zuchtte vnaV bij
de gedachte hoe snel ae voorbij vlogen onder
dat voortdurende, bezorgde wachten op den
eersten. Het was baar soms of het jaar
slechte twaalf dagen van beteekenis had; en
van alle maanden was de sombere Februari
haar de liefste.
Hun jongen Otto leerde goed en zou gaan
studeeren; er was in de familie van haar
man een beurs te krijgen. Hun dochter Mar
tha werd opgeleid voor Fröbel-juffroaw,
waarvoor in het stadje gelegenheid was. Zij
was niet mooi, en had dus weinig vooruit
zicht om te trouwen; Christine was er bijna
dankbaar voor. Wanneer men slechts voor
zichzelf te zorgen heeft, is het wachten op
den eersten zeker niet zóó erg. Hoewel, zij
zou zelf haar huwelijksgeluk toch niet heb
ben willen missen.
De groote dag kwam, waarop Frans den
titel van „Rechnungsrat" kreeg. Fatsoens
halve moest men weer wat deftiger optre
den en een beter huis huren, en daar de stu
dent ook veel kostte, was het even moeilijk
rondkomen als vroeger in weerwil van het
hooger salaris, en hoewel de dochter reeds
in betrekking was en voor zichzelf zorgde.
Moeder Christine rekende nog altijd onop
houdelijk van de eene maand tot de andere,
en zij verlangde naar den tijd,"waarop haar
jongen een betrekking zou hebben; dan zou
den zij eindelijk eens kunnen leven zonder
die zorgen!
Kort vóór Otto een betrekking kreeg bij
de rechterlijke macht, trouwde Martha met
een weduwnaar, een postbeambte van mid
delbaren leeftijd, die voor zijn drie kinderen
een moedor zooht. Hij maakte geen aan
spraak op een uitzet. Maar zij moest toch
nette kleeren meebrengen, natuurlijk. Het
was ten slotte toch maar gelukkig, dat zij
onder dak was. Zij had het in verschillende
betrekkingen niet altijd goed getroffen. Nu
wist zij ten minste voor wie ze zwoegde.
En nu zou eindelijk dat bange rekenen
ophouden. Dadelijk toen hij een aanstelling
bij de rechterlijke macht kreeg, trouwde
Otto mot een kennisje uit zijn studententijd,
eeD mooi, maar onbemiddeld meisje. De bei
de kinderen waren dus verzorgd.
Moeder Christine maakte allerlei mooie
plannen; zelfs nam de gedachte aan een
Rijn reisje vasten vorm in haar hoofd aan.
Toen stierf de „Rechnungsrat" plotseling,
juist toen do laatste afbetalingsom voor den
uitzet van Martha de deur uit was. De we
duwe kreeg vijfhonderd Mark pensioen
daarvan moest zij rond komen. En zij kwam
ook rond, maar natuurlijk begon nu het
rekenen van den eersten tot den volgenden
eerst goed. Nog geen vijftig Mark per
maand, dat is ook voor bescheiden oischeu
niet veel. En moeder Christine wilde toch
ook graag nu en dan haar kinderen een
klein pleziertje doen.
Zij leeft nog een paar jaar in haar stil
weduwekamertje, rekenend van den eenctï
eersten tot den volgenden. Zij is ouder dan
haar jaren, en zwak op de borst. Zij voelt,
dat zij niet oud zal worden, en die gedachte
bezwaart haar niet.
Maar één weiiBoh heeft zij als se aan haar
einde denkt: in het begin van een maand te
sterven, opdat, er ten minste nog een beetje
geld in hui» is voor de eerste dagen. Voor
de begrafeniskosten ia gezorgd zij ie Kd