Keizer en schoolmeester. Kaiv-er Leopold van Oostenrijk, die door uijn vleiörs ,jde öroote" genoemd werd, regeerde acht en veertig jaren, namelijk van 16571705. Hij had menige zwakke zijde» maar ook goede eigenschappen, waartoe #ijn vroolijklieid en milddadigheid behoor- iden. In zijn dargeiijJksch leven was Leopold een man van de klok. Op de minuut stond hij op den bepaalden tijd öp, ontheet, hoofde de mis, kwam in den geheimen rand of gaf audiëntie, ab en musiceerde. De mu2iek had hij lief en met talent beoefende hij haar, ging wandelen of reed uit en ging slapen, altijd prötnpt op denzelfden tijd. Van deze gewone levenswijze, week hij ongae.mo Af en was altijd verdrietig als hij het moeBt doen. Op een mooted zomerdag maakte hij eens fcijn gewonen wandelrit en kv.-atn Vijf mi nuten vóór Weren voorbij een nieuwe school, waaruit een klagend gehuil klonk. Leopold hoorde heb wel, want het gehuil was duidelijk hoorbaar. hij lette er echter niet bijzionder op, maar' reed door, begeleid dóór drie andere heef en. Den volgenden dag, preoiés op denzelf den tijd, kwam hij er Weer voorbij en op nieuw hoorde hij het jammerend geluid. Dezen keer fronste hij Zijn Wenkbrauwen «n murmelde eenige onverstaanbare woor den. Den derdon dag weer op denzelfden tijd Was bet precies zoo. Toen hield Leopold zijn paard in en riep toornig: „Dezo school ftétójfit. een m&ftel- en mishandelingge- etiéht te zijnRoep den meestér eens naar buitèö Eén van zijn begeleiders sprong vlug ran het paard en klopte driftig aan de döur der sahóol. Dadelijk versoheen een jong, zeer verstandig uitziend man, die eerbie dig voor den Keizer boog. .,Bent u hier de schoolmeester?'* vroeg Leopold van af zijn paard. „Dat ben ik, Keizerlijke Majesteit," ant woordde de paedagoog. ,,Hêbt ge nietfe beters te doen dan iede- reü dag dio afmen jongens te slaan? Steeds als ik hier voorbij kom, hoor ik jammer klachten. Dat is te bar en wekt mijn Ver ontwaardiging op." „Vergeef mij. Majesteit, u te moeten tegenspreken,*" zeide de onderwijzer rus- stig. ,,Dat komt, omdat Uwe Majesteit hier steeds op den tijd voorbijkomt, als de algemeene afstraffing plaats vindt. Ik heb tachtig leerlingen te fcgeereti, daar onder zitten er, die tót niets deugen, en luiaards, die met de tuchtroede naar huis gezonden moeten worden, tot hun eigen heil en tot voorbeeld voor de anderen. Ge durende den overigen tijd van den dag straf ik nooit, om het onderwijs daardoor niet te storen.'1 ,,£óo, ie het zoo?" ,,Als TTwe Majesteit op een ahder uur hier voorbijkomt onder den schooltijd, zal Uwe Majesteit bemerken, dat wij ons met lees- en schrijfoefeningen bezighouden of andere au,ttiige wetenschappen beoefe nen. Eerst aan het einde daarvAn krijgen zij, die straf verdiend hebbén, hun beloo ning." Tegelijkertijd haalde hij 2ijn straf- instrutnent te voorschijn. ,,De stok is góed en doelmatig," zeide de Keizer toestemmend. „Hij is niet te lang, niet te dik en niet te dun." ,,*s Zondags, als ik hem niet gebruik, teg ik hem in zout water; dan blijft hij smedig en dan trekt hij beter, als hij weer gebruikt moet worden." ,,Zeer goed!" riep Leopold. „Een zeer verstandig en geschikt paedagoog lijkt a mij to zijn, die op zoo juiste wijze dnor goede lessen en als 't zijn móet., met den stok de lummels tot ordelijke menscben en nut tige staatsburgers weet op te voéden. Ik ben dus wél over u tevreden, ik wil u dus een gunst bewijzen en hoop u mofgenvoormid- dag om tien urén op audiëntie in mijn kas teel te ontvangen." Keizerlijke Majesteit, ik dank u Voor zooveel goedertierenheidrrtar-f ik verzoek h beleefd mij te vérgeven, als ik mij ver- borloof er op te wijzen, dat het dan juist schooltijd is. De plicht gaat bij mij boven alles. Ik zou daarom iiever oen week later komen, omdat ik ctuu toch vacanti© heb." „Bravo!" riep do Keizer opgetogen. ,,Dfti'. bevalt me. bent even stipt dis on derwijzer als ik als Keizer ben. Kom dus de volgende week maar." De volgende week verzuimde dc tceraar niet op audiëntie te komen, waar hij r:-n pakje met 50 goudstukken ontving, bene vens eenigt? prijzende woorden van deu Keizer. Dit werd spoedig bekend cn het had voor hem het goede gevolg, dat het school toezicht hem voor een bekwaam lceraar aanzag en hein al heel spoedig bevorderde. Hij stierf als oppcrschoolraad in 1726. Een nieuwe wijze van bepalen dei* diepte van de zee. De tot nu toe gevolgde methoden om de diepte van de zee te meten, welko voor de scheepvaart van zoo buitengewoon groot belang is, hebben het gebtek, dat nauwkeu rige loodingcu door de stroonnn alle iuiu of meer onnauwkeurig zijn. Door A- F. Ecls, in Boston, is nu èen nieuwe wijze bedacht, welke den stuurman van een schip op ieder oogenblik in staat stelt, de diepte van het water gedurende de vaart tc bepalen, waarbij de tijd, welke verloopt tusschen het voortbrengen van een geluid nabij de opper vlakte van het water en het terugkecren der geluidstrilllngen, wélke door deü zeebo dem worden teruggekaatst, als maat voor do diepte wordt gebruikt. J>aartoe» wordt in liet schip een verticale buis gdbouwd, welke aan den onderkant trechtervormig verwijd is In deze verwij ding bevindt zich een klok, welke aan een metalen staüg is opgehangen. Deze stang steekt boven de buis uit, eti men kan door hiertegen een slag tc geven de klok een toon laten voortbrengen. Dit geluld plain zich door het water voort en do trillingen worden door den bodem der zee terugge kaatst, waarna zij door een telefoon aan boord kunnen worden opg-rvnugen. De* tijd, welke nu verloopt tusschen het slaan tegen de stang en het opnemen van het te ruggekaatste gelitid, dient als maat voor de diepte. Hierbij dient in het oog gehouden tc wor- deü, dat de voorwaarden van overdraging van geluidstrillingen in water anders zijn dan die in de lucht. In de vrije atmosfeer kan men met het Ongewapend oor een eclio reeds op een afstand vaü 100 voet waarne men, terwijl dóór water heen dit pas op e<v afstand van «100 voet mogelijk is, doordat de voortplantingssnelhcid van het geluid in water zooveel grooter is clad in dc lucht. Men zon dus bij een te meten diepte van minder dan 400 voet geen echo kunnen waar nemen, wanneer geen bijzondere inrichting hiervoor aanwezig was. Do uitvinder heeft deze aangebracht in den vorm van oen weerstandsspoel, bestaande uit een langen draad, waarvan do windingen elkaar niet aanraken en welke du6 den terugweg der geluidtrillingen belangrijk v vleugen. Door middel van deze inrichting kan men nu aan boord, wanneer men do klok met geschikte tuBschcnpoozen ccn toon laat ge ven, voortdurend de diepte van heb water controleoren en zoodoende het stranden van het schip voorkomen. De buis kan men in plaats van in het schip te bouwen ook buiten boord hangen, waardoor de bediening en het schoonhou den gemakkelijker zal zijn. De uitvinder van het Europeesche porselein. Algemeen wordt aangenomen, dat Joh. Frieclr. Böttger de uitvinder van het Mcis- sner porselein is. Böttger (ook wel Böttcher of Bötiger) werd 4 Februari 1682 te Schleiz geboren en stierf 13 Maart 1719 te Dresden. Doch Bött ger geniet dezen roem eerst Sedert het ver- schiincD van zijn levensbeschrijving door Engel! nrdt in 1837. Vóór dien tijd nam men kan, dat dc graaf von Tschimhausen het porselein bod uitgevonden, on dat na d^ns dood (11 Octabrv 1708) Böttger, die bet niet nauw -jet ds waarheid nam, zich de uit vinding toegeëigend had. Feitelijk was de graaf von Tschimhausen (geboren 10 April 1051) een geleorde uitvinder, die brandgla zen Van groolc volmaaktheid tot stand bracht, terwijl Böttgers ulehimistisehc proefnemingen onzin waren. Böttger werkte in de op i Uitte lief von den graaf opgerioh te fabriek en nam deze na diens dood over. Naar dc ineening van Hermann Peters, Hannover, heeft Böttger den graaf dc uit vinding ontstolen. STOFGOUD. Dat gij nooit iets slechts gedaan hebt, is dikwijls, omdat gij er niet toe. in dc gele genheid zijt geweest. Kmilc Z o 1 a. v Wie oordeelt zonder de tegenpartij ge hoord te hebben, handelt onbillijk, zelfs als hij billijk geoordeeld heeft. Seneca. Het oude kasteel «as mooi én dc man, die de familie rondleidde, zeer gedienstig en daarom wilde het hoofd der familie éCD goede fooi geven. „Daar heb je een gulden, man!" „Meneer, dat is tegen het reglement; wij mogen geen fooien aAnnemen." „Dat 's wat anders", cn hij wilde den gul-, den wegsteken. „Maar," sprak de kasteelbewaarder, „als We op den grond een gulden vinden, rapen we dien zonder gowetenswroeging op Daar over zwijgt het reglement." D a ra e s h o o d j c Een oude, zeer lee- lijke dame droeg een hoed met een groot aantal rozen er op. Een schoenmakersjon gen ble f haar verbaasd staan aankijken. „Waarom kijk je rac zoo vreemd aan?" vroeg dc dame. „Wel, 't verbaast me, dat er aan zoo'n ouden stok nog zooveel prachtige rozen kiihrten groeien." Snugger! Eon dame, die pas een keukenmeid van buiten gekregen had, be merkte op een goeden dag, dat het fornuis droop van het vet „Maar, Marie, wat heb jö nu toch Uitge voerd „Niets, mevrouw; ik had alleen eén kaars in den gootsteen laten vallen en heb haar nu op het fornuis te drogen gelegd." Een herbergier had boven zijn huis een uithangbord, waarop een groene ezel ge schilderd was. Hij werd rijk, doch daarbij zoo hoovaardig, dat hij zijn uithangbord Wegwierp. Zijn buurman, een arme drom mel, had dit nu boven zijn deur doen plaat sen, en hetzij door de onbeleefdheid van den rijken herbergier, hetzij door de aan trekkingskracht van het bekend uithang bord, geheel dc klandizie liep naar den te- genwoordigen bezitter van den „groenen ezel" over, tot niet gering nadeel van den anderen. Deze zag mét nijd den vooruit gang van zijn buurman aan, en liet, om zijn verloren klanten terug te krijgen, bo ven zijn deur plaatsen: „De ware ezel!" Buren. Een tandarts cn een vlecseh- houwcr, die buren zijn, kregen ruzie. Men kan nu bij <~en tandarts op een bord voor het re - n lezen: „Vóór gij hiernaast binnengaat, kom eerst Oven hier. Er is niets ellendiger dan botte tanden bij taaie biefstukken." Etcetera. Een jonge reiziger stap te af aan een klein station en een witkiel werd geroepen bij zijn bagage: drie koffers, een camera én een nijdig kijkende bulhond. „Och vriend", ?ei de reiziger, „zei mijn koffers, camera, etcetera even in de wacht kamer; ik kom daar dadelijk ook." De witkiel keek bedenkelijk naar den hond. „Etcetera zal booh niet bijten, mijnheer?"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 20