PARELEN.
Welk fruit komt ter markt en welkt
zijn de landen van export
Parelen behoorden reeds in de grijze oud
heid tot de meest gezochte sieraden en het
is niet te verwonderen, clat men ook reeds
in dien tijd getracht heeft zich er een voor-
ptelling van to maken, hoe zij ontstonden.
Zooals bekend is zijn parelen afscheidin
gen van dieren en wel steeds van weekdie
ren. Hoewel de pareloester en de parel
mossel de meest bekende voortbrengers van
parelen zijn, kan men toch nog een geheel
lijstje opmaken van weekdieren, die meer
of minder vaak parelen afscheiden. Wan
neer wij enkele soorten, die slechts uiterst
zelden parelen bevatten, weglaten, kunnen
wij bijv. nog de volgende noemen
Ostrea edulis (gewone oester), Pecten
Jaeobaeus (St.-Jacobsschelp), sommige
Anomia-soortcn, Placuna placenta, Spon-
d.vlus goederopus, Pinna-soorten, Archa
Noae, Mytilus edulis (de gewone mossel),
Anodonta-soorten (eenclcnmossel) Tridacn»
gigas (reuzenmossel), Venus-soorten, enz.
Zooals men ziet, een vrij aanzienlijk aantal
weekdieren.
De echte pareloester Avicula margariti-
fera leeft in warme zeeén en levert, verreweg
de meeste en fraaiste parelen. De parol
mossel, Unio margaritifera (of Margari-
tana margaritifera) leeft in gematigde stre
ken in zoet water, doch hoewel ook dezo
soort dikwijls fraaie parelen bevat, is do
parelopbrengst hier toch lang zoo groot
niet als bij de pareloester.
Er zijn twee soorten van parelen te on
derscheiden: vrije parelen, die geheel door
do wecke deelen van het dier omgeven zijn,
cn vastgehechte parelen, die op de een of
andere plaats met de binnenzijde van do
schelp verbonden zijn. Deze laatste soort
ontstaat, wanneer de binnenzijde van de
schelp of de daarover liggende wcefsellaag
(de mantel) tamelijk ernstig beschadigd
wordt. Door den mantel wordt n.l. het
parelmoer afgescheiden, de stof, die de bin
nenzijde van do schelp geheel overtrekt, en
wanneer de schelp nu beschadigd wordt,
heeft er een overvloedige parelmoerafschei
ding plaats, zóó overvloedig, dat er knob-
bolachtige uitwassen ontstaan. Deze uitwas
sen bestaan dus geheel uit parelmoer.
De vrije parelen bestaan niet uitsluitend
uit parelmoer. Zo zijn zeer duidelijk gelaagd
en vertoonen om een centraal gelegen kern
eerst een dun, donkerkleurig laagje, daar
omheen een laag, die uit straalsgewijs ge
plaatste prisma's van koolzure kalk bestaat
en daarom prismalaag genoemd wordt, en
eindelijk een of meer parelraoeriagen.
De schelp van het dier vertoont volmaakt,
denzelfden bouw: een parel is niet anders
dan een bolvormige schelp. Zij hebben den-
zelfden bouw, bestaan uit chemisch dezelfde
stoffen, kortom, parel en schelp verschillen
feitelijk alleen in vorm.
Hoe ontstaan nu de vrije parelen Daar
over liepen ea loopen de meeningen nogal
uiteen. Men heeft ze voor de meest verschil
lende dingen aangezien, voor bevruchte
dauwdruppels, voor eieren, voor galsteenen,
ja, voor wat al met! Doch deze min of meer
dwaze meeningen dateeren uit lang vervlo
gen jaren en men is het er nu over eens, dat
de parelen ontstaan door omhulling van een
niet tot het dier behoorende kern.
Zeer langen tijd heeft men gemeend, dat
een willekeurig voorwerp, bijv. een zand*
korrel, een steentje, een stukje hout, enz.,
tot parelvorming aanleiding kon geven. Het
is dan ook bekend, dat in die streken, waar
parelmossels met opzet gekweekt worden,
met opzet vreemde voorwerpjes binnen de
kiem hoi te van het di r gebracht worden,
om zoodoende de kans op parelvorming te
vergrooten. Evenwel is het óók bekend, dat
dit procédé maar in zeer weinige gevallen
bepaald succes heeft. Wel ontstaan er vaak
min of meer misvormde parelachtige voor
werpen, maar mooie, gave, regelmatige pa
relen, zooals ze ontstaan buiten den invloed
van den monsch, verkrijgt men op deze wijze
toch niet.
Dit brengt ons vanzelf tot het vermoeden,
dat in de natuur dc parelvorming dan toch
niet door willekeurige, van buiten af inge
drongen vreemde y oorworpen ontstaat.
Reeds in 1582 sprak De Filipi de meening
uit, dat parelen zouden gevormd worden
door parasieten, in dien zin, dat het week
dier tot parelvórming geprikkeld werd door
de aanwezigheid van den een of anderen pa
rasiet.
Hoewel nu werkelijk ook verschillende
andere waarnemers verband meenden op te
merken tusschen parel vorming en aantas
ting door parasieten, heeft de theorie van
De Filipi zeer langen tijd weinig bijval
gevonden.
Do eerste waarnemingen, die De Filipi,
ten minste voor een bepaald geval, volko
men gelijk gaven, werden in 1901 verricht
door een Franschen geleerde, Dubois. Hij
vond in den zomer in de gewone mossel klei
ne parasitaire wormen en wel z.g. Disto-
mum's (waartoe ook de bekende leverbot
van het schaap behoort).
Dezo ongeveer i cM. lange parasieten be
gonnen spoedig een merkwaardige verande
ring aan hun oppervlakte te ondergaan. Ze
werden als het ware ruw door kleine korrel
tjes van koolzure kalk, die zich vergrootten
en waar tusschen zich nieuwe vormden, om
ten slotte een doorloopend omhulsel te vor
men. Dit omhulsel kreeg aan de buitenzijde
voortdurend meer glans, terwijl het in het
binnenste opgesloten wormKchaam in-
schrompelde en slechts als een klein puntje
zichtbaar bleef of zelfs verdween. Echter, al
verdween de worm uit het gezicht, hij was
toch nog in een schijndooden toestand in
het midden der gevormde parel aanwezig.
In de parel overwinterde hij.
In den volgenden zomer keerde hij tot het
werkdadige leven terug, en, waarschijnlijk
onder den invloed van door don worm af
gescheiden stoffen, werd de mooie, jonge
parel veranderd in een geleiachtige vorm-
looze massa, die spoedig uiteenviel, om aan
den herboren worm de vrijheid te hergeven.
Het gebeurde echter ook, dat met den zomer
geen nieuw leven in den schijndooden Dis-
tomum kwam, het dier stierf werkelijk en
de afzetting van glanzige parelmoer lagen
ging door, de parel groeide.
Na Dubois hebben nog een aantal andere
onderzoekers voor de gewone mossel het
zelfde gezien; men heeft kunnen nagaan,
hoe de parasiet met zijn parelmoer-omhulsel
van de oppervlakte soms naar het- binnenste
van het. mantel weefsel verplaatst werd, enz
Nu zijn de Distom urne dieren met een bij
zonder ingewikkelde ontwikkelingsgeschie
denis. Er heeft een zeer gecompliceerde ge
daanteverwisseling plaats, gepaard gaande
met verhuizingen van het een voedsterdier
naar 't andere. Men is er echter in geslaagd
ook van dezen parelvorming veroorzakenden
vorm dc ontwikkeling na te gaan en o. a. is
gebleken, dat deze mosselparasiet in een an
deren ontwikkelingsvorm voorkomt in som
mige zwemvogels en wel in dc eidergans en
verwanten. Andere larvetoestanden leven
in de gewone kokschelp (Cardium edule) en
nog in andero weekdieren.
Dat bij de mossel de echte parelvorming
samenhangt met de ontwikkeling van de
parasiotische Distomums is nu zoo goed als
zeker. Doch ook bij de echte pareloester
heeft men op grond van langdurige waar
nemingen kunnen constateeren, dat ook de
parelen in dit dier, de parelen bij uitne
mendheid zich vormen om een tot een an
dere wormenfamilie behoorenden parasiet.
Het is n.l. geen le verbot ach tig dier, maar
een lintworm of liever een larve van een
lintworm. Onze prachtige parelen zijn dus,
om met Dubois te spreken, lintwormen
doodkisten
Van dezen lintworm is de complete ont
wikkelingsgeschiedenis nog onbekend. Wel
weet men, dat latere ontw ikke lings toestan
den voorkomen in sommige beenvisschen en
het volkomen dier misschien in een soort
rog of in een walvischsoort.
Wanneer door voortgezet onderzoek mocht
blijken, dat parelvorming steeds door zulke
parasieten wordt opgewekt, dan ligt er een
weg open, om de parelvorming zeer te be
vorderen. Tot nog toe heeft men allerlei
vreemde lichaampjes in dc parelvormende
weekdieren gestoptin de hoop, dat het
dier deze vreemdelingen met zijn kostbare
parelstof zou incrusteeren en, werkelijk, het
is wel eens gelukt maar toch zelden- Nu men
echter weet, dat bepaalde paranieten de oor-'
zaak zijn der parelvorming, ligt het voor
de hand om de oesters of mosselen met den
parasiet te besmetten. Aid dit gekikt, viert
de wetenschap een praotischen triomf, maar
ook, als het besmettingsproces gemakkelijk
blijkt te gaan, zullen de parelen van zeer
begeerde kostbaarheden dalen tot fraai
maar vrijwel waardeloos speelgoed.
'Aan een artikel in „Floralia" over dit
onderwerp is liet volgende ontleend
De druiven, welke men nu in groote tros
sen voor de winkelruiten ziet, met een laagje
stof overdekt, komen uit de Kaapkolonie of
Almeria. Eerstgenoemde worden in kistje?
aangevoerd; opgevuld met kurkmeel, staan
zij in de koelkamers der reu zenbooten, wel
ke ze aanvoeren. De Almeria-druiven wor
den op dezelfde wijze verpakt in kistjes van
12 pond, of in vaten van COG7 pond in
houd. Deze zijn zoot en zeer vleezig. Zij
worden in massa in Engeland aan de mark
ten afgeslagen en bereiken vandaar onze
winkeliers.
Bananen komen met massa's uit Wesi-
Indië en van de Canarische eilanden. Er
bestaan Maatschappijen, uitsluitend hande
lende in dit artikel. Kingston is een de^
stapelplaatsen; zij bezitten eigen booten
voor vervoer van in hoofdzaak dit artikel,
wat natuurlijk niet uitsluit, dat ananassen,
druiven, appelen en peren als bijlading wor
den vervoerd. Het groote voordeel van hei
vervoeren op deze manier springt direct ïd
het oog Geen bijzaken verhinderen den
spoed. Directe aflading op Liverpool of
Nieuw-York en direote zorg alleen voor het
artikel, ziedaar, wat op deze wijze wordi
bereikt.
Tomaten bereikten ons vaji de Canarische
eilanden. Ze zijn, of zoo goed als ten einde,
de laatste zendingen arriveerden in ellendi'
gem toestand. Gedurende den geheelen win
ter wa& de kwaliteit prachtig, evenals de
sorteering.
Yan peren worden nu aangevoerd Doyen*
né du Cornice, Cal abas d'hiver en Winter
Nelis, tot kort waren ook nog aan de markt
Claps favourite, William Duchesse, Duran-
deau. De groote voorrad komt van uit de
Kaapkolonie. De mooiste komen op hedeD
uit Australië; zij worden alle in kisten aan
gevoerd, meestal een laag, hoogstens twee
op elkaar. De hoeveelheid er in wisselt naar
de maat, 1624 stuks eerste kwaliteit. Win
ter Nelis, welke soort klein is. meer. Het
pas eon paar jaar, dat markt vordt voor
zien van deze vruchten en het is werkelijk
een aanwinst te noemen.
Appelen komen nog in verschillende soor
ten voor. Zij worden aangevoerd uit Austra
lië, Tasmanië, Canada, Noord-Amorika eii
Californië.
De soorten, welke Amerika aanvoert, zijn
Golden Russets, Russete Nompareil, Gree
nings en Ben Davids. De Californisohe New-
tons zijn overbekend. Het is een pracht-
60ort appel en zeer in trek.
Yan uit Australië komen Cos's Orange
poppin, Reinetto Wellington, Janathou
Calville Alfriston, Adas Pearmain, Keizer
Alexander, enz. Men ziet, dat men zich
daar geheel toelegt op het kweeken van die
soorten, wolko als eerste kwaliteit tafel- ol
siervruohten dienst kunnen doen. Ook hiei
is een speciale richting te bespeuren.
Sinaasappelen komen, ja komen uit alle
zuidelijke streken, maar lang niet alle atre
ken produceeren dezelfde kwaliteiten. Yeel
laat hiervan te wenschen over. Dc bekende
kroonappelen komen uit Spanje en Portu
gal. Valencia levert de zoo fijne en dure
bloedappelen. Californië d© om hun kwa
liteit zoo bekende pitlooze (Navels). Ook
citroenen komen hoofdzakelijk uit genoem
de landen tot ons. De wijze van verpakking
van al deze is te overbekend, om er over
te spreken.
Kaapsche perziken en pruimen zijn zoo
pas geëindigd. Nieuwe voorraad komt van
eerstgenoemde reeds weer uit eigen streek
Met'het g makkelijke vervoer moet tie k .cv
ker rekening gaan houden.