2IIGHTËRSLG0N.
OOGKLEPPEN.
RECEPT.
Dit- dichter* <vi schrijvers reeds in de
ouüüf>id somtijds bedrogen uitkwamen
wat betreft het hun toegekende honorari
um, leert, het geval van den beroemden Per-
ÉiêüheQ dichter Firdouxi. I)cze dichter •was
tie zoon vnn eoD landbouwer uit Schadab,
bjj To us in Karavaan. en werd geboren om
streeks het jaar 920. lleeds in zijn jonge
jaren legde hij zich ijverig toe op de be
oefening dor dichtkunst, maar daar hij
oordeelde, dat zijn fcijdgenooten geen hel
dendaden verrichtten, die beroemd genoeg
waren om bezongen te worden, wendde hij
zich, voor de keuzo van zijn stof, bij voor
keur tot de overoude overlevering, die m
een gedicht uit den Samani den tijd sa-am-
gevat waren. Dit gëdiat was het alouac
„Koningsboek'' (Schahnameh) van Da-
kiki, die zich hiertoe bediend had van een
vroogeren tekst in proza-, welke uit 't Pelevi
in 't Perzisch vertaald was. Het gedicht van
Dakiki telde slechts een paar duizend ver
zen. Daar het werk echter niet voltooid
was, omdat de dichter door een sluipmoor
denaar gedood werd, klopte- Firdouzi niet
aan bij Dakiki, maar bij Danischwer, den
vertaler van den Pelevi-tekst.
Firdouzi zette zich aan den arbeid,
toen hij ongeveer 36 jaar oud was, en be
steedde meer dan 22 jaren om het reusach
tige werk te voltooien. Tegen zijn 60ste
jaar kwam Firdouzi naar Ghazna, aan het
hof van den sultan Makmoed, die juist- zijn
zeven hofdichters liet wedijveren om de ge
schiedenis der oud-Perzische koningen in
een nieuw dichtgewaad te kleeden. In
weerwil van de intriges dezer hofdichters,
blonk het talent van Firdouzi weldra zoo
zeer uit, dat de Sultan hem de voorkeur
schonk.
Hij verschafte hem een luisterrijk ver
blijf in een der bijgebouwen van zijn pa
leis. Daar liet hij alles inrichten om de
verbeeldingskracht van den dichter zoo
veel mogelijk te ondersteunen, tot -welk
doel hij de muren liet beschilderen met de
fabelachtige gestalten der oude koningen
en helden, met avontuurlijke gevechten,
jachttooneelen. wapenen cn oorlogstoerus
tingen, paarden, olifanten, strijdwagens,
enz.
Maar vorstengunst is onstandvastig,
vooral wanneer machtige benijders alles
aanwenden om een gunsteling den voet te
lichten. Het is niet bekend, boe lang Fir
douzi in zijn vorstelijk verblijf te midden
der geschilderde twee- en viervoeters woon
de; zeker is, dat hij zeven jaren na zijn
aankomst te Gha-zna aan groote armoede
ten prooi was. Hij had zijn episch gedicht
toen voltooid. Het- was de breedst opgezet
te dichterlijke schepping, welke tot op he
den in de wereldliteratuur bekend is. In
niet. minder dan zestig duizend verzen,
dus achtmaal meer dan die der Iliade, om
vat dit epos de geheele geschiedenis va a
Iran, van af den Zondvloed tot aan de
verovering van het rijik der Sassaniden
door de Muselmansche Arabieren.
Sultan Mahmoed had den dichter voor
ieder vers van zijn „Koningsboek" een
goudstuk beloofd, maar toen Firdouzi zijn
werk voltooid had, toonde de machtige
beersoher grooten luBt om zijn zakken toe-
geknoopt te houden, en moest Firdouzi
voor zijn levensonderhoud zijn toevlucht ne
men tot d,e vrijgevigheid van eenige vrien
den.
Door herhaalde smeekschriften en de be
middeling van eenige hovelingen werd de
Sultan ten slotte eenigszins gunstiger ge
stemd, maar slechts in zooverre, dat- hij
in plaats van goudstukken, 00,000 zilver
stukken aan Firdouzi zond.
Toen de boden Aan Mahmoed zich bij den
dichter aanmeldden om het geld af te
dragen, bevond deze zich in het bad, en
groot was zijn verontwaardiging, toen hij
het bedrog ondekte. Op staanden voet ver
deelde hij de met geld gevulde zakken in
drie partijen, schonk de eene aan den bad
knecht, de andere aan de boden van Mah
moed, en liet zich voor de derde een glas
fouka (een soort bier) brengen, Daarna liet
hij den Sultan melden, dat :t werk van een
dichter, die Firdouzi heette, niet voor
geld te vorkrijgen was.
Dat was sterk! Zulk een taal te hooren
aan het hof van den machtigen Uhasnavidc i
In zijn machteloozen t-oorn gaf Mahmoed
bevel, den vermetelen dichter door een
olifant in den grond te laten stampen.
Gelukkig slaagde men er in, den Sul
tan tot bedaren te brengen, cn in de pauze,
die nu volgde, had de dichter gelegenheid,
om zich, als derwisch verkleed, uit de voe
ten te maken en Ghazna heimelijk te verla
ten. Hij had echter nog gelegenheid tot
iets ander, n.l. tot 't opstellen van een vin
nig hekeldicht, dat hij, vóór zijn vertrek,
in vriendenhanden achterliet, en dat eemge
weken na zijn vlucht den Sultan in han
den gespeeld werd.
De woede van den ontrouwen Vorst,
wien een zoo verdiende les ten deel was
gevallen, bereikte den vluchteling niet. Hij
braoht zich in veiligheid in het ver afge
legen Bagdad, waar de Khalief El Kadir
Billah hem met groote welwillendheid be
jegende en hem in bescherming nam.
Daar echter ook te Bagda.i de roem van
zijn dichtergaven zich weldra verspreidde,
waren zijn vijanden te Ghazna spoedig be
kend met zijn verblijfplaats. Mahmoed, de
zwaar beleedigde, eischte uitlevering van
Firdouzi. De Khalief, weifelend tusschon
vorstelijke trouw en vrees voor vijanden,
gaf den dichter in het geheim een wenk,
zoodat deze bijtijds Bagdad kon verlaten.
Hij ontvluchtte de stad, zwierf vele jaren
van de eene plaats naar de andere, vond
hier en daar hooge begunstigers, en ten
slotte ook genade in de oogon van den even
eens bejaarden Mahmoed.
Naar Ghazna keerde echter Firdouzi
nooit terug, Hij begaf zich naar zijn ge
boorteplaats, waar h"j arm, georekkig en
hulpbehoevend aankwam, om er kort na
dien ten grave te dalen. Zoo stierf het
grootste dichterlijk genie van het Oosten.
Hoe en wanneer hij gestorven ie, weet men
eigenlijk niet. Hij moet 84 jaren oud zdjn
geworden, maar de laatste levensjaren van
den vluchteling zijn aan de werkelijkheid
ontrukt en in een waas van legenden en
fabelen geweven. Het eigenaardigste is wel
het verhaal, dat Firdouzis lijkstaatsie uit
de eene stadspoort naar de begraafplaats
trok, terwijl de karavaan van Mahmoed
met de 60,000 goudstukken de tegenoverlig
gende stadspoort binnentrok. Waarschijn
lijk heeft deze legende geen ander doel, dan
de eer van den Ghaznavide te redden. Om
de ontrouw van den Sultan nog meer te
verbloemen, wordt aa-n de legende nog toe
gevoegd, dat Firdouzi kennis droeg van
deze zending en zijn laatste wilsbeschik
king inhield, dat het te laat aangekomen
geld aan gebouwen tot weldadige doelein
den zou besteed worden.
In „Androoles" schrijft dr. W. A. Ortt
over oogkleppen het volgende:
De toepassing van oogkleppen als een
onderdeel van het paardentuig is een mis
bruik, dat zdjn ontstaan aan de beste be
doelingen te danken heeft.
Immers, zaj dienen om het terrein zij
waarts van de wegen voor het oog der
paarden te bedekken en zoodoende hun
schrikachtigheid te verminderen; in de
onderstelling, dat het paard alleen schrikt,
als het iet® ziet of vermeent te zien. dat
zijn vrees gaande maakt.
Wordt nu het gezichtsveld beperkt tot
den weg recht vooruit en wordt het uit
zicht op bet landschap zijwaarts weggeno
men, dan blijft er voor het paard zooveel
te minder reden over om een zijsprong te
maken.
Vandaar, dat de oogkleppen dan ook
over het algemeen alleen gebruikt wordei
bij paarden, die de wegen volgen; dm
tuigp aarden.
Paarden, die zich over de heide of ovei
ander afwisselend terrein begeven, voor
namelijk rijpaarden dus ziet men nooit
met oogkleppen.
Na. het .vorenstaande zal men zeggen:
„Wat heeft men daar nu uit het oogpunt
van dierenbescherming tegen in te bren
gen?"
Hiertoe is alweer een nadere beschouwing
van den bouw van het paard noodig.
Waar bij den merisch de oogen vóór ir
bet hoofd slaan, zijn die bij het paard
moer ter zijde van het hoofd geplaatst.
Zij puilen eenigszins uit, zoodat het
paard in het oog de lichtstralen opvangt
van zijwaarts, ja zelfs van achterwaarts
gelegen voorwerpen.
Is het hoofd van het paard recht naar
voren gekeerd, dan ziet het al is net
niet duidelijk bewegingen, die zich ach
ter hem voordoen, zooals het wijzen met
de zweep.
Indien wij nu zoowel mensch als paard
voorzien denken vran oogkleppen en dan
een vergelijking maken welk deel van het
gezichtsveld daardoor wordt bedekt, da-
zien wij hierin een belangrijk verschil ei
dan zal het een ieder duidelijk zijn, dat
het licht, hetwelk het paard in bet oog
opneemt van de hem omringende voorwer
pen, in veel grootere mate door de oog
kleppen wordt onderschept dan zulks bii
den mensch het geval zou zijn.
De oogkleppen moeten dus voor het
paard een gewaarwording veroorzaken
evenals bij den mensch, wanneer daarbij de
oogkleppen niet recht naar voren gekeern
waren, doch zoo ver naa.r elkaar gedraaid,
dat zij midden voor het oog kwamen te
staan.
Niet alleen is die gewaarwording niet
aangenaam, doch men fiet er veel minder
goed door.
Nu zijn er omstandigheden, waarin de
mensch moet kimnen rekenen op de goede
oogen van het paard. In geval van duis
ternis, mist, slechte terreinen, enz., ziet
het paard beter dan de mensch. Oogklep -
pen beJetten nu het gezichtsvermogen en
wie weet hoeveel ongelukken er aan deze
tuigdeelen te danken zijn I
Daarbij komt, dat het wind- en etofvan-
gors zijn, waarbij zóówel wind als stof als
door een trechter in de oogon gedreven
worden. En wat de sehrikachtigheid be
treft, men leert die het paard eer af door
een goede behandeling en africhting dan
door het gebruik van oogkleppen.
Het goed rijden is een van de beste mid
delen tegen sehrikachtigheid. Een paard,
dat door goede africhting en door een
zachte hand met vertrouwen de teugels
trekt, zooals men noemt „aan den teugel
gaat," kan niet schrikken dan door eerst
zich aan de teugel werking te onttrekken.
De zachte hand kan veel doen om zulks
te voorkomen en daarbij dus ook bet
schrikken in zijn oorsprong te stuiten.
Daarbij komt, dat een paard met oog
kleppen, hetwelk schrikt en een zijsprong
maakt, niet kan zien welke gevaren hem
bedreigen aan de zijde, waarheen het uit
wijkt, zoodat de waarde van oogkleppen
ter voorkoming van ongelukken mij zeer
twijfelachtig toeschijnt.
Alles bij elkaar genomen, verdienen de
oogkleppen te worden afgeschaft, omdat:
lo. zij het gezichtsvermogen beperken er
dus ongelukken kunnen veroorzaken;
2o. omdat zij nergens toe dienen;
3o. omdat zij stofvangers zijn en aanlei
ding kunnen geven tot oogontstekingen;
4o. omdat zij de besturing door het wij
zen met de zweep beletten en dus aanlei
ding geven tot slaan.
Asperges a la Crème.
De asperges worden dun afgeschrapt co
in stukken gesneden; de stokkerige einden
verwijderd. Dan kookt men de stukken in
kokend water, met een weinig zout, totdat,
ze gaar zijn. Men neemt ze met de schuim
spaan er voorzichtig uit en maakt de vol
gende saus, waarin z- gestoofd worden.
Een paar lepels boter roert men met een
lepel bloem, op het vuur, giet er langzaam
van het asperge-water bij en eindelijk een
maatje room. Al roerende, kookt men de
saus tien minuten en doet er dan de asp- r
l ges uit; laat ze zachtjes stoven.