Correspondentie. Bernard), „Goudhaantje", Piet en Cato Uasselbach, Abraham v. Rosmalen, „Pioen roos'', Cor en Ida Dirkse, Bert v. d. Mark, Nico Kriek, Geertruida en Marinus Stafleu, Witte Lotus", Helena Mes, Jan van der Waals, Beb v. d. Mark, Greta Laurier, Charley Ball, Gretlia en Josephina van Wijk, „Tortelduifje", Jan en Marie v. d. Bosch, „De drie witte roosjes", Antoon en Gvrard Righ van Gelder, „Herderin netje", „Meiklokje", Johaunes Janssen, Willy en Cato Yin-., Anna Rijnboutt, te L e i d o n. Geertruida v. d. Werf, H i 1 1 e g o m. K. dc Yries Czn., Johanna, Hazina en Mi entje Lemmerzaal, te K a a g. Eefje Ouwehand, Marie Ouwehand, te Katw ij k-a a n-Z e e. „Odilia", „Attalanta", Arie en Cor van ier Bijl, te Koudekerk. „Gouden Regen", te Leiderdorp. T. Oiggaar, Johan van Dokkum, Cor v. Heusden, Jan Martens, te Oegstgeest. Jan Hogewoning. „Murillo", Anna van t)eLft, Joh. v. d. Eykel, Jan en Gerritje v. Egmond, Samuel Star, te Rijnsburg. E. Roozen, te Sassenheim. Henri Prakke, teYeenendaal. „Dahlia", M. en R. de Ruyter, te Yoor- ch o t e n. Mecheltje de Jong,, te Wassenaar. De prijzen vielen ten deel aan: „Rozen knop", te L e i d e n en Samuel Star, te R ij n s b u r g. P iet en Cato Hasselbach. Met genoegen verneem ik, dat jullie zoo'n pret- tigen tijd te Haarlem doorgebracht hebt, maar laat ik je vertellen, dat ik uit de Spaarne stad geen briefje van jullie ontvan gen heb. Ik neem 't jullie heusch niet kwa lijk, dat je bij het plaatje van de Olifantjes geen versje ingezonden hebt, want rijmpjes maken, is niet ieders werk. „P erenbloese m". Gefeliciteerd met ie verjaardag. Hoe oud ben 3e nu geworden? Ik geloof haast, elf jaar? Prettig, dat er dien dag drie vriendinnetjes bij je geweest rijnCecilia, Marietje en Alida. Ik ken ze natuurlijk alle drie, want ze be- x hooren tot mijn raadselkinderen. Dank voor je mooie kaart I „D etweelachebekj e s". Wel, wel, wat zijn jullie deze week met de dichtkunst echuwelijke gassen in; men hoorde ze met verraderlijke borreling uit de ader ont snappen. En er was ook mijngas; maar dat alics kende hij toch reeds lang; wat was het Jan toch? Was hij versleten, niet meer in staat tot werken? Het ergerde hem; hij wilde het werk her vatten, maar het was hem onmogelijk. De slagen van zijn houweel schenen dieper door te dringen in zijn schedel dan in de steenkool. Neen, nog nooit had in deze go- vloekte en gevreesde ader de temperatuur ;ulk een hoogte bereikt; nog nooit was de lucht eT zon vergiftigd geweest. Het klop pen cijnor slapen verdoofde hem; zijn her- aens weigerden den dienst. Hij werd onpas- >elijk en het was hem of een zeer zware, nauwsluitende ijzereü kroon op zijn schedel gedrukt werd. Plotseling zog hij het licht van zijn lamp nagenoeg niet meer, als hij bleef waar hij was, zou hij reddeloos verloren zijn en was her, dus dwaasheid, vol te houden. Hij be proefde weg te loopenzijn lamp ging uit en in de duisternis was het hem of hij de nabijheid van den dood voelde. De arme man klemde zich aan de wanden vast, maar het scheen dat hii in den afgrond gesleept werd. Verschroeid, machteloos, slaakte hij een luiden gil, toen nog een benauwd reutelen en hij was buiten kennis, Die laatste gil was echter doorgedrongen tot achter in de galerij waar Andreas en in de weer geweest, want behalve het bij schrift bij „de eerste cchoentjes", ontving ik nog een niet onaardig berijmd raadsel. Hebben jullie het laatste heusch zelf ge maakt? Ik hoop het spoedig te plaatsen. „R o z e n k n o p j e". Zeker mag je een briefje voor je zusje schrijven. Ik vind het heel aardig, dat je haar geregeld helpt. Z ils je ziet, Lcn je deze week een van de gelukkigste prijswinsters. Nu altijd trouw je best blijven doen 1 „G roote boo n". Ik heb geen bezwaar tegen je schuilnaam, mits je mij de volgen de week eens vertelt, hoe je daaraan geko men bent. Nu zullen je vriendjes je niet meer uitlachen, denk ik. Alida B o u s i e. Waar gaat de volgen de week de reis heen, wanl je schrijft me wel, dal je hij oom en tante, buiten de stad, gaat logeeren, maar niet, waar zij wonen? Omtrent het feuilleton „Onder den Grond", dat je zoo mooi vindt, kan ik je de gerust stellende verzekering geven, dat het ver haal voorloopig nog niet „uit" is. Maria Gijsman. Neen, kindlief, een schuilnaam, als „la reine des reines" valt niet bijzonder in mijn geest. Hoe ben je op de gedachte gekomen, om een dergel ijken naam t© kiezen. Bedenk maar eens een naam, die wat eenvoudiger is! ,,D oornroosj e". Doe mijn groeten aan je vriendinnetje B. Ramaker, en zeg haar, dat ik, de volgende week, als ze weer van Scheveningen terug is, weer gaarne haar oplossingen zal ontvangen. „Padvinde r". Ik heb goede nota ge nomen van je verzekering, dat je voorne mens bent, nog vele jaartjes je medewerking aan ons „gezellig courantje" te blijven ver- leenen. Een aardig denkbeeld, om met Jè vriendjes, van jullie bespaard zakgeld, een daagje naar Katwijk te gaan. Ik vind het er heerlijk en ben ©r liever dan te Scheve ningen. Truus v. d. U p w i c h Ik ken het versje: „Het leven is vreugde, vergeten de smart", waarop je doelt, niet, maar als mijn jong vriendinnetje zoo'n prettig uitstapje op het oog heeft, kan ik mij best begrijpen, dat ze den geheelen tijd daaraan denkü! zijn makkers werkten. Dadelijk klonk het „een man in gevaar". En allen spoedden zich naar den kant vanwaar de gil geko men was. Andreas liep vooruit. Plotseling zag hij het licht van zijn lamp flikkeren en minder wordende anderen trachtten hem terug te houden. „Zie eens naar je lamp. Doe liet niet I Het is j© dood en het zal den ander niet helpen als je er in gaat; de lucht in die galerij is vergiftigd 1 Zonder hen aan te hooren snelde Andreas voort; zijn lamp ging uit. Toen keerde hij terug; uitgeput, gek van verdriet. „Ik moet mijn oom redden want hij is het; maak mij maar vast, ik ga er zon der licht in. Tevergeefs ikwamen de anderen daar tegen op. „Als ik het verkies heb ik het recht t© sterven voor den man, die een weduwe eu een wees achter zou laten en die voor mi.i een vader is. Op mijn woord als mijnwerker, als gij mij niet vast maakt, ga ik zonder touw en dan blijf ik er in De mijnwerkers begrepen de edelmoedig heid van den jongen man; en maakten hem vast. Nu liep Andreas de duisternis in, maar keerde terug, genoodzaakt een weinig lucht te happen. Dol van angst sprong bij driemaal in de kloof, de laatste maal met zulk een kracht, dat hij tegen het beweging- loozo lichaam van Cesar terecht kwam. Hij w*»s half "»rstjkt en meende dat ook zijn Schrijf je mij de volgende week eens, waar jc geweest bont? Marie Ouwehand, te Katwijk-aan- Zee. Grootmoedertje treft het nu met het mooie weerMenscben van 80 jaren, hon den meer van het zonnetje, dan van den kouden wind, dien wij den laatsten tijd zoo overvloedig gehad hebben. De groeten aan Eofje. K. de Yries Czn., te Kaag. Wederom vriendelijk dank voor het mooie Amster- damsche stadsgezichtje. Raakt je voorraad nooit uitgeput? „G ouden rege n", te Leiderdorp. De inhoud van „De Weezen van Ylissingen" is mij bekend. Het boek is immers van An- driessen en heeft den bijtitel: „Hoe onze Republiek onafhankelijk werd?" Je moet niet denken, dat dit verhaal al leen voor jongens geschikt is, zooals je op merkt, want ik weet, dat verscheiden van mijn vriendinnetjes het met veel genoegen gelezen hebben. Als je te Haarlem logeert, schrijf je me zeker wel eens een briefje? „M e i k 1 o k j e". Het verheugt me, dat je op je besluit bent terug gekomen en aan ons krantje blijft meewerken. Het bedoelde boek herinner ik mij niet gelezen te hebben, maar zal niet verzuimen den Uitgever uit jou naam voor het prijsje te bedanken. „Witte Lotus". Bravo, lieve vrien din, dat je mijn wenken ter harte genomen hebt ©n voornemens bent met het lezen, „een beetje uit te scheiden". Je zult er heusch goed bij varenYolgende week, verwacht Ik, volgens belofte, een meer uitvoeriger brief. MARIE YAN AM STEL. Onderlinge Correspondentie. Wie van de raadselkinderen kan mij hel pen aan een Lenteplaatje No. 9 Yoorjaars- vroegeling en No. 88 Zwartkop, dan is mijn album Lente vol, die krijgt in ruil 2 Zo- merplaatjes voor ieder. Mijn adres is Jan v. d. Bosch, Lokhorststraat 25, Leiden. Wie kan mij helpen aan 1 of 2 H.-O.- beestjes. Ik geef voor 1 H.-O.-beestje 2 Zo mer- of 2 Lente-plaatjes of 4 Monopolthec- plaatjes, of 1 ansicht van Lochem. De plaatjes kunnen als drukwerk met I oents- postzegels verzonden worden. Mijn adres is Annie Bannink, Groot Kerkplein, Lochem ©inde nabij was maar hij wilde het lichaam niet los laten, drukt© zijn nagels in hei vleesch greep de broe-k die vol slijk zat met de tanden stevig vast en zijn laatste ge dachte was: „Zij zullen het bemerken aan de zwaar* van het touw; laat ik vooral niet loslaten.' En hij liet niet los, het heldhaftige kind De beide lichamen werden t© samen terug getrokken. Onze held was spoedig weer bij kennis maar Clement had al te lang in die verpeste lucht vertoefd. Twee uren lang werden in het mijnhospitaal alle middelen beproefd, maar alles scheen tevergeefs en men wan hoopt© aan zijn leven. Adelaide trok zich de haren uit het hoofd, half gek van verdriet; Clotild© en Jeann' zaten t© schreien in de wachtkamer, waa. hun ieder kwartier bericht gebracht, werd de dokter had bevolen dat niemand bij dec zieke mocht worden toegelaten. Eindelijk begon Clement zwak te ademen en dat was het begiü dor genezing. Den volgenden morgen kwam d© heei Fabert de Clements opzoeken. Cesar was juist thuisgebracht en d© dokter had ver klaard dat hij buiten gevaar was. Alleen moest- hij nog eenige dagen het bed houden om geheel te herstellen van den doorge- stanen schok. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 14