A LLERLEI.
Londens riwierpost.
Londen boogt er op, de eenigc havenstad
te zijn, waar de voer anker liggende sche
pen het voorrecht hebben hun brieven en
stukken door rivier-postboden besteld tc
zien, waar in andere havens dc gewoonte
bestaat, dat schepelingen hun brieven per
soonlijk kunnen afhakn.
Dc Theems voor Londen is in twee post-
districtcn verdeeld, elk bediend door een
rivier-postbeambte, die eiken morgen dc
brieven en stukken bezorgt in een vaartuig,
dat het beste met een visschersboot vergele
ken kan worden.
Sti.t om acht uren vertrekken zij, en het
spreekt vanzelf, er is één bestelling daags.
De ma-ilzak bevat in den regel een vijfhon
derd brieven, maar tegen Kerstmis worat
'dit getal ver overschreden. Terwijl hij van
schip tot schip vaart, roept dc rivicr-post-
besteller ,,A hoi, daar!" en geeft de met
een touwtje saamg-boDdcn brieven met een
bootsbaak over aan dc wachtende beman
ning. Vier a vijf uren is er noodig voor het
bestellen, zoodat dc besteller niet veel tijd
te verliezen heeft. Bij mistig weer echter
heeft hij heel wat langer werk, vooral door
de moeilijkheid ora de verschillende sche
pen te vinden.
MEILIEDJE.
Bloesems, bloesems overal
Overal een bloemenzegen
In de velden, langs dc wogen,
Op de heuvlen, in het dal.
Bloesems, bloesems overal
Heerlijk klinkt het vooglenlied!
Overal een blij gesehater:
Boven 't land en boven 't water,
In het boseb en langs den vliét.
Heerlijk klinkt het vooglenlied!
Allerwegen zoete geur:
Balsemgeur uit veld en hoven,
Di van d.'aarde stijgt naar boven;
Honinggeur uit bloemenkeur.
Allerwegen zoete geur!
Prachtig straalt het 7/Onnegoud:
Over plassen, over stroomen,
Ovrr bloesemendc boomen.
Over 't veld en over 't woud
Prachtig straalt liet zonnegoud!
Welkom, wolkom, lieve Mei,
Met uw bloemen eu uw geuren,
Met uw overvloed van kleuren,
Met uw zoete melodij.
Welkom, welkom, lieve Mei
Het oudste Billet doux."
Naar men meent werd dc oudste minne
brief geschreven op een steen, ongeveer
2200 jaar vóór Chr. door een Babylonisch
man aan een dame, wonende in. „de twee
Sippars", een stad, bij lezers van het Oude
Testament bekend als Scfanairn (2 Kon.
17 24).Dc naam van den verliefden jonge
man was Gimil en hij schrijft het volgende
aan ..Kusbuya', een woord, dat „lam
l> teekent
„Moge dc zon van Marduk u eeuwig Je-
ven geven. Ik zou gaarne weten, of uw ge
zondheid goed is. Zend mij een boodschap,
Eoodat ik daaromtrent ingelicht moge wor
den. Ik ben tc Babyion en kan u niet bezoe
ken, wat ik zeer betreur. Zend mij cca bood
schap. om mij mee to deel en, wanneer gij
zult komen, zoodat mijn hart zich moge
verblijden. Kom in dc Octobev-November
maand. Ik hoop, dat gij lang moogt leven,
opdat ik mij in uw liefde moge verheugen."
De vlecht.
De vlecht is bijna zoo oud als de mensch-
heid, want zij behoorde reeds evengoed bij j
de Oud-Egyptische bakvischjes als bij de
moderne. De oudste voorbeelden gaan terug
tot den tijd van het vijfde koningsgeslacht,
dus een paar duizend jaar yóór Christus.
De meisjes droegen toen ter tijd kort haar,
behalve een gedeelte, dat tot een vlecht ge
strengeld was en los neerhing. Onder de zes
de dynastie veranderde, de mode. Van het
achterhoofd hing voortaan een recble vlocht
neer. die aan l.et ondereinde met een me
talen plaatje of kogel bezwaard was. Deze
mode heeft tot de. twaalfde dynastie be
staan. Na dien Lijd vermeerderde, het aan
tal vlechten en werden er twee of drie van
achteren of aan dc slapen gedragen. Op ver
schillende muurschilderingen in Benii Has
san zijn meisjes voorgesteld bij het balspel
en bij het dansen, met Lort haar en twee of
drie vlechten, welke met een langwerpig ge
wicht bezwaard zijn. Ook een kalksteen-sta-
tuctte, dat te Berlijn bewaard wordt en een
Oud-Egyptische acrobate voorstelt, vertoont
drie vlechten, elk uit drie dcelen, één aan
het achterhoofd en twee wat boogcr ter
weerszijden van het hoofd.
STOFGOUD.
Uw Achilles-hiel ontdekken uw onderge
schikten veel eer dan uw gelijken.
Carmen S y 1 v a.
Ik kan den geest der muziek niet anders
begrijpen dan in dc liefde.
Richard Wagner.
Een adellijk heer, bekend om zijn rijkdom
en gierigheid, bezocht een fancy-fair, die
onder de bescherming van een prinses werd
gehouden.
De prinses had zelf -ook een stalletje, dal
door den adellijken heer met een bezoes
werd vereerd.
„Wilt u dezen sigaretten-koker koopen?"
vroeg de prinses, hem een mooïen zilveren
koker voorhoudende.
„Neen, dank u. Ik rook hooit.""
„Dezen penhouder dan?" zei dc prinses.
„Neen, mijnheer schreef nooit!"
„O, maar deze bonbonnière toch wel?"
„Neen, mijnheer at nooit zoetigheden."
Toen nam de prinses een stuk zeep op.
„Ik zal maar niet vragen of u deze zeep
wilt koopen?" merkte ze op.
Toen de heer Daniels zich naar zijn so
ciëteit begaf, liet hij mevrouw Daniels ach
ter in gezelschap van een vriendin, die bij
zonder op dc hoogte was van alle mogelijke
schandaaltjes, en omtrent iedereen wist
wat hij gedaan had, deed of zou doen. Na
een paar uur terugkomende, stak hij zijn
boofd om den hoek van dc deur en vroeg:
„Die oude kat zal nu wel weg zijn, denk
ik?"
Een oogenblik heerschte er een schrikko
lijk zwijgen, want toen hij naar binnen keek,
ontmoette hij den ijzigen blik van de dame,
die hem juist voor den geest stond. Maar
mevrouw Daniels zei zoo kalm mogelijk:
„Dc oude kat? Ja, beste man, die heb >k
vanmorgen in een mandje aan het asyl la
ten bezorgen."
J o n g c 1 i n g tot ouden heer, die tegen
over hem zit in de tram: Waarom kijkt u
mnen zoo aan Doe ik u soms demken aan
een goeden kennis van u?"
De oude heer: „Ja, u doet' me den
ken aan mijn tante in Katwijk; alleen die
heeft nog wat meer snor dan u."
Mevrouw bij den muziekleer-
aar: „O, mijnheer, ik wou maar, dat ik
wat wist om mijn dochters stem wat beter
te maken."
Muziekleer aar: „Ja, ik weet u
ook geen middel aan de hand to doen, of u
zoudt het eens met kanari .-zangzaad moe
ten willen probeeren."
Een mevrouw tc Leiden kreeg een keu
kenmeid uit Oudewetering, bijzonder erva
ren in haar vak, maar die mei met een gas
komfoor of -fornuis wist om te gaan. Me
vrouw ging naar de keuken, om liet haar
uit te leggen, zette dc verschillende kraan
tjes open en liet ze branden. Terwijl zij
bezig was, kwam er i mand om haar te
spreken, en zi) verliet haar, zeggende:
,,ïk denk, dat je liet nu wel zult weten,
Martha."
Het duurde clq dag of vier vóór zij weer
aan het geval dacht. Toen ging zij de keu
ken binnen en vroeg:
„Hoe is het, Martha, ben jc er mee op
streek geraakt?"
Tot haar ontsteltenis antwoordde zij:
„Zeker, mevrouw, een betere kachel heb
5k nog nooit gehad. Dc vuren, die u vier
dagen geleden hebt opgestoken, branden
nog heerlijk door!"
De onderwijzeres stuurde bericht naar
school, dat zij door ongesteldheid verhin
derd was dien dag op school tc komen.
's Avonds was het haar een bijzonder aan
gename icrrassïng, toen zij van baar klasse
een ruiker frisschc veldbloemen kreeg. Zij
was juist bezig te overwegen op welke wij
ze zij die vriendelijkheid het best zou be
antwoorden, toen er bij het losmaken van
het bandje oen briefje uitviel. Daarin las
zij: „Lieve juffrouw, als u morgen nog ziek
blijft, sturen wij u weer een ruiker!"
Tijdens de voorstelling in den circus werd
door den directeur ook een wild paard in
de arena gebracht., waarop liefhebbers
mochten probeeren te rijden. Wie het zou
volbrengen, kon een mooien prijs winnen.
Maar de directeur waarschuwde hen voor
uit; het beest was zeer lastig, nijzelf had
er nog nooit op kunnen rijden.
„Dan moet jc eens probeeren er in te
kruipen werd er van dc galerij geroepen.
„Ja. als het paard maar zoo'n grooten
bok had als jij, dan zou dat zeker wel
gaan", was het antwoord van den slagvaar
digen directeur.
Huisvrouw: „Ik heb er eens goed
over nagedacht, Jan. maar het is niet an
ders; toen ik met je trouwde, trouwde ik
met ecu gek."
E c h tgenoot: „Dit herinnert me ceTl
opmerking, die je maakte kort vóór we gt
trouwd waren. Weet je nog wel, dat. je to<m
zei't Zou moeilijk zijn, een paar menschen
bijeen tc brengen, die meer op elkander le
ken dan jij en ik?"
't Kon niet v u i J z ij n Me
vrouw: „Botje, dat mes is vuil 1"
B et je: ..Gunst, mevrouw, hoe is her
mogelijk 't Laatste, dat ik er mee gesnc
den heb, was nog wel zeep
D© tien geboden van de vrouw.
In „De Volksstem" komt onderstaand
versje van een dichter uit Kaalfontcin
(Zuid-Afrika) voor:
1. Onlhou dit goed: ik is je vrouw,
blijf mij jou lewelang getrouw.
2. Jij mag uie 's a'ns.die huis verlaat,
of ik moet saam gaan als jou maat.
3 Die dans sal jij moet opgé, want
jij is alleen aan mij verpand.
4. Jij moet nie rook, of pruimpje kou,
of snuiwo nic, ik sê voor jou!
5. Die drank, cn vloek, en resie-baan.
eD biljartspel moet jij laat staan.
6. Mooi klere moet jij gé meer as
toen ik nog bij mijn mamma was l
7. Mijn ma moet jij ba je eer betoon
en toelaat om bij ons te woon.
8. Jij moet die geld wat jij verdien
soet huistoe breng dat ik kan sien.
9. Jij moet die kos, wat ik voor jou
op tafel set, nie brommend kauw!
10. En 's nags moe1 j voor bijbio dra',
wanne'* die suur hem erg kom pla'.-