VOOR DEJEUGD
ItlDSCH DAGB1AD
No. 14*792.
\w <uj-nsdag* 13 Mei.
Anno 1908.
•**i a mo iv^9sv.^P^!
v®® *i i i«»'i I iti i i?:ii i
PLIGHT, -s-
De prijs voor goed gedrag.
%Z/0
Cv
«•.a
vwwwwvw
„Neem me niet kwalijk, jonker Alex
maar U mag niet in deze kas komen."
Tom's stem klonk eerbiedig, maar vast,
en hij zag den zoon van den baron aan met
een paar heldere, onderzoekende oogen, ter
wijl deze stampvoette van kwaadheid.
„Natuurlijk neem ik het je kwalijk, kwa
jongen! Hoe durf je zoo'n toon aan slaan
tegen den zoon van je meester"? Ik heb zin
om je een flink pak slaag te geven, maar",
voegde hij er verachtelijk bij, „ik vecht
niet met iemand van jou soort!"
Tom kreeg een kleur, maar dat was ook al.
„Vader zegt, dat mijnheer de baron stren
ge orders gegeven heeft. Niemand mag in
de kas komen waar de geranium staat, die
naar de tentoonstelling moet. Niemand, be
halve mijn vader en ik natuurlijk omdat
wij hem opgekweekt hebben. "Wilt U nu als
Uet u belieft heengaan, jonker"?"
Zijn toon was bijna smeekend, maar de
vertoornde Alex werd woedend en deed een
stap voorwaarts.
„Jij jaagt mij weg?"
De tuinmanszoon werd bleek, terwijl hij
antwoordde
„Het is mijn plicht, jonker Alex, en mijn
heer de baron zei, dat hij zich op mij ver
liet, als vader er niet was. Wees nu niet
kwaad; U weet wel, dat U hier niet in
mag, maar ik zal het niet zeggen als 'U
nu heengaat."
Tot antwoord greep Alex hem bij den
kraag, schudde hem heen en weer en wierp
hem toen met kracht tegen de plank met
bloempotten, waarna hij heenging zonder
zelfs om te zien.
Tom stond met een ontsteld gezicht op,
want in zijn val had hij de prachtige gera
nium zien wankelen en nu lag hij omge
vallen op de plank, waartegen Tom terecht
was gekomen.
„Ik heb hem gebroken!" riep hij uit.
„Ja, jij onverstandige, woeste bengel, je
komt nooit meer in mijn ka-ssen Hoe durf
je zoo iets doen!"
Het was duidelijk dat Alex zijn driftig
humeur van geen vreemde had.
De baron zag bleek van woede en zijn op
geheven wandelstok voorspelde weinig
goeds. Tom was op het punt te zeggen:
„het was de schuld van den Jonkermaar
hij hield die woorden terug. Hij wist hoe
leelijk klikken is, en jonker Alex, van wien
hij ondanks alles zooveel hield, wilde hij niet
verraden. Neen, dan wilde hij liever de
schuld op zich nemen. Hij had gezegd: „ik
zal het niet vertellen," hij moest zijn woord
houden, tot eiken prijs.
t Daar kwam zijn eigen vader bkmen; deze
was nog boozer dan de baron.
„Zulk een balcldadigherd is onvergeeflijk",
zeide hij. „Ik wil ook niet meer hebben, dat
de jongen aan de planten komt.
Dikke tranen liepen Tom over de wangen
fen hij wilde juist de kas verlaten, gohotfr-
zaam aan het bevel van den baron: „uit
mijn oogen", toen Alex aan kwam loopeü,
roepende:
„Vader, heb ik in de broeikas van U niet
evenveel recht als de tuinmansjongen?"
Hij hield plotseling op toen hij zag wat
er gebeurd was. Zijn woedende vader en de
tuinman, ook al zeer boos, de schreiende
jongen en de geknakte stengels van den
prachtigen geranium.
„Het helpt niet of je er al naar kijkt",
voer zijn vader uit. „Toen ik door de ande
re deur in de kas kwam, stond deze onhan
dige aap van een jongen juist van den grond
op en zei kalm:
„O, ik heb hem geknakt, sprekende over
mijn prachtige geranium, dien hij vernield
had.
Alex begreep op eens de waarheid. Mocht
hij Tom in zijn plaats laten beschuldigen?
Hij voelde zich nu zoo klein naast dien
eenvoudigen jongen, op wien hij altijd had
neergezien.
Eerlijk vertelde hij alles en zuiverde Tom
van den blaam.
De baron luitsterde, eerst boos, maar al
lengs kalmer en toen het verhaal ten einde
was, zuchtte hij:
„Het komt alles door ons driftig humeur,
jongen. Reik Tom de hand en vraag hem of
hij het ons vergeven wil. In het vervolg is
hij de oppasser van al mijn planten, die
voor de tentoonstelling gekweekt worden,
want ik heb gezien, dat hij steeds zijn plicht
zal doen."
„Ernestine, hoe durf je mij je boek zóó
terugbrengen?"
Juffrouw Palmer's stem klonk heel boos
en Stien ging verschrikt rechtop in haar
bank zitten. Nadat zij haar rekenboek aan
de onderwijzeres gebracht had, zat zij al
door naar buiten te kijken, terwijl haar go-
dachten vooruit vlogen naar de naderende
zomervacantie, als zij en haar broertje Jo-
lian, die na den dood hunner ouders bij
een oude tante in huis waren gekomen, een
paar heerlijke weken zouden gaan doorbren
gen in een huis vol neefjes en nfohtjes.
„Ik heb nog nooit zoo'n onbeschaamdheid
gezien," vervolgde juffrouw Palmer, „kom
eens gauw hier, Ernestine."
Het kleine meisje stond met een zucht op
en liep langzaam het groote schoollokaal
door.
„Palm is een oude zeurkous," fluisterde
een vriendinnetjo haar in het voorbijgaan
toe en Stien knikte.
Juffrouw Palmer was pas hoofd der schooi
geworden en de algemeene zienswijze der
meisjes was, dat ze veel te precies was.
Maar in dit geval, nu juffrouw Palmer het
boek in dc hoogte hield, voelde zelfs Stien
dat er eenige reden bestond voor haar
boosheid. Dwars door een der bladzijden
was een potloodteekening, die er nu juiai
niet vleiend uitzag, met de woorden: „juf
frouw Palmer", er onder geschreven.
Stien kreeg een kleur; zij opende den
mond, alsof ze iete wilde zeggen, maar sloft
hem onmiddellijk weer.
„Heb jij dat boek zoo toegetakeld"!*1
vroeg de onderwijzeres en toen het kind htó
hoofd schudde, vervolgde zij, „weet je da^-
wie het gedaan heeft?"
Stien drukte stijf de lippen op elkande*
en weigerde te spreken.
„Ga maar naar je plaats. Je krijgt twe«
afkeuringen, één voor het bederven van J*
boek en één voor je ongehoorzaamheid,
zei juffrouw Palmer boos.
Hot schreien stond Stien nader dan hst
lachen; zij had zoo haar best gedaan om
den prijs te verdienen voor goed gedrag
en nu zouden die twee afkeuringen haar
alle kans benemen en dat" alles, omdat die
ondeugende Johan een portret van juffrouw
Palmer in het rekenboek ge teekend had.
Maar zij wilde niet klikken, want al»
juffrouw Palmer het aan tante schreef, dan
zou Johan waarschijnlijk naar kostschool
gestuurd worden en dat wilde zij niet.
De middag kroop om en de arme Stien
•zag er, tcon zij thuis kwam, zoo ongelukkig
uit, dat de twaalfjarige Johan, haar broer,
dadelijk bemerkte dat er iets aan scheelde
en zoo lang vroeg, tot hij het uit haar ge
kregen had.
„Maar je hadt natuurlijk moeten zeggen,
dat ik het gedaan heb", riep hij uit. „Wat
ben je ook dom geweest, Stien!"
„Maar Johan, tante zegt immers altijd
dat zij je naar kostschool zal sturen," ant
woordde zijn zuster. Ze zou misschien blij
wezen, als zij er een goede reden voor had
en dat zou nog erger zijn, dan den prijs te
verliezen."
„En het is toch niet zooals het fcoort,"
hield Johan vol. „Ik heb het geteekend en
ik moet er straf voor hebben, niet jij I"
„Juffrouw Palmer zou mij niet eosns ge-
looven, als ik het zei," riep Stien, „en zou
misschien nog denken dat ik haay voor
jokte."
„Zoo gemeen zal Palmer niet zij»", mom
pelde Johan en toen zeide hij niets meer
en dacht na.
Den volgenden morgen begon juffrouw
Palmer nog eens over de tcekening, rmmr
het kind schudde slechts het hoofd en.
dat zij het niet gedaan had en dien dag kon
zij duidelijk merken, hoe boos de juffrouw
was.
Maar toen de bel gegaan was, de meisjes
lachend en pratend haar boeken bijeen zoch
ten en de juffrouw haar papieren al weg
geborgen had, ging de deur open en een
kleine jongen in een wit pakje, met een
blauwe pet in de hand, stapte binnen naar
juffrouw Palmer toe.
Stien was opgestaan en stond naast hem,
maar hij hield haar terug.
„Juffrouw Palmer," zei hij met een hel
dere stem, „ik kom U zeggen, dat ik in
Stïcn's boek gekrast heb; het was heel on
deugend, en het s.piit me vreeselijk, wilt U
de afkeuringen als hot U blieft uitvegen!"
De onderwijzeres moest lachen om de op
gewondenheid van den jongen, maar ze
antwoordde niet dadelijk en zei tegen Stieni