Soede oplossingen ontvangen van:
Anekdoten.
ggggg——gggggg
Oplossingen der Raadsels. J
i.
Engeland.
II.
Roosendaal.
III.
Jong gewend, oud gedaan.
IV.
Kan. pen.
V.
Druivenduiven, honingkoning.
Stralenhalen, hondongezond, netpret.
„Klimop", „Reseda", Willem, Gerard en
Johan Vodegel, „Egelsknop", Kitty Hale-
ff-ijn, „Pinksterbloem", „Boschviooltje",
„Willem", Arie v. d. Bijl, Martha, Gerard
en Anton Loozen, „De twee Peren", „Zwar
te Piet", N. en O. Groenendijk, M. v. Wa-
gcningen, „Lentebode", „Karei de Groote",
„Donna Amanta", Maria Lezwijn, „Witte
Lotus", Truus v. Upwich, „do twee Witte
Roosjes", Marictje Tegelaar, „Leeuwtje",
„De twee Paarse Seringen", Israël Slager,
„Diana", Ida Dirkse, Jan en Marie v. d.
Bosch, Cor Dirkse, Piet en L. Bik, Marie
van Gijzen, „Goudhaantje", Piet en Cato
Hasselbach, Rcinier du Pon, „Dik Trom",
Johanna en Gerrit van den Nieuwendijk,
„Het Tweetal", P. J. Coffrie Jr., „Spe-
rea", j, Blondine", „Gebroeders", Geer
truida en Marinus Stafleu, „Rozamonde",
Jacobus en Teunis Smittenaar, „Hugo Gro-
tdus", Willem, Anton, Frits en Marius de
Roon Hertoge, „de Crocus", „Piet Waas
dorp", Cato Lemmers, Jo Lemmers, Mar
tinets Wcyers, „de Tulp", Johanna Goddijn,
Cornelia Beurze, Greta Louwrier, Marie
Blansjaar, Cato en Piet de Haas, Nico
Kriek, Geertruida Onderwater, I. van
Weeren, Rika Gulay, „Nachtegaal", Jo en
Marie van Hooidonk, Helena Mes, Greta
van Wijk, Jaoob Massa ar, „Boerhaave",
Jansje en Pietje van den Born, Hcndrika,
Alida en Johanna Blom, „Rozenknop",
Jansje en Greta Bernard, Truus Som ma
ling, Anna Rijnboutt, Johannes Janssen,
„Lente", Martha en Cafcrina van Klaveren,
Johannes Selier, „Herfst", Masjc en Ma
rictje Rcyneveld, „Flora", Alida Bousic,
Pieter de Bruin, Charley Ball, „Herderin
netje", Willie en Ca:o Vink, C. v. Ewijk,
„Woudlelie", „Avondster", Johan van
Leeuwen, Petra Methorst, Jansje en Johan
na SeJicr, Francina en Zus Plesman,
„Magnolia", ,,de drie Witte Roosjes", Wil
lem Veldhuyzen, Piet Ober, „Maurits",
„Anjelier", Elias Bomli, Annie Switzer
en Suze Smit, Hcndrikus Pont, „de twee
Woud roosjes", Toos, Casper en Hendrik
Boom, „Kapitein Marryat", Nelly en Betsy
Groen, „Boterbloempjes", Aalbert Valk,
Alex Griffioen, Johanna en Adriaan Vis
ser, „Theeroos", Jannie en Hendrik Eg-
gink, Jacob a Eggink, M. Halbmeycr, Ja-
coba Stephanus, Anna Teeuwen, Cornelia
v. d. Kleyn, Jacob a van Weeren, Nelly de
Haan, Greta Teeuwen, „Brunette", „Bosch
anemoon", „Bok-sta-vast", „Tulpje",
„Goudvinkje", Abraham van Rosmalen,
Anton Lukassen, „Sneeuwklokje", te Lei
den.
Geertruida v. d. Werff, te H i 11 e g o m.
Hazina, Mientje cn Jo Lemmcrzaal, K. de
Vries, te Kaag.
Marietj© Ou we hand, te Katwijk aan
Zee.
Arie en Cor v. d. Bijl, Johannes van der
Lee, Margo Dorrepaal, te Koudekerk.
„Sneeuwklokje" en „Gouden Regen", te
Leiderdorp.
Anton Giadri, Wilhelmina Odendaal, Cor
van Heusden, „Jan van Schaffelaar", Jo
han van Dokkum, Jan Martens, te O e g s t-
geest.
Cornells v. d. Vijver, Heicue de Mooy,
Dirk v. d. Vijver, Adriaan de Mooy, Jan
Kromhout Czn., Samuel Star, Gerrit je en
Jan van Egmond, Oor. v. Iterson, Emma
Noteboom, A. J. den Haan, Pietje en Jo
hanna van Egmond, Jan van Vliet, Johan
nes Noort, te R ij n s b u r g.
Nelly Binnekade, te Sassenheim.
Marietje en Masje Reyneveld, Antje v.
Til, M. en R. de Ruyter, „Chrysanthemum",
te Voorschoten.
Jan v. d. Graaf eu Willy Stadhouder, te
Zoo terwoud e.
De- prijzen vielen ten deel aanC a t O
Hasselbach te Leiden emJo Lem
merzaal te Kaag.
Ingezonden door „Roodkapje."
Majoor: „Je bent een stevige knaap; je
kunt onder dienst vooruitkomen. Bij welke
troepen zou je nu wel het liefst worden in
gedeeld?"
Recruut: „Als ik het zoo maar voor het
zeggen heb, zou ik hot liefst bij de ver
lofgangers komen."
Kinderlijk.
De kleine Cor tot haar vader, die een
glas bier drinkt, waarvan de schuim aan
zijn snor blijft hangen: „O, paatje, er
hangt iets aan uw staart."
Ingezonden door „Lente."
Amsterdammer: „Wat zijn dat voor
sierlijke bloemen op gindsohen akker?"
Boer: „Aardappelen."
Amsterdammer„Om t© koken of om te
bakken V'
Ingezonden door Jan Konijn.
Vader tot zijn negen jongens: „Kijk,
jongeDS, daar is do ooievaar; geeft hem
een stuk van je boterham!"
Eén der jongens: „Neen, vader, dc ooie
vaar heeft onze boterham al zoo dun ge
maakt."
Moeder vam den leerjongen„Baas, zal
je mijn jongen behandelen alsof het je
eigen kind was?"
Baas: „Zeker, op een paar oorvijgen
meer of minder zio ik niet."
Ingezonden door „Witte Lotus."
Een guit.
Dirk, gymnasiast, kan zijn atlas niet
vinden. Zijn tante wil den har© voor hem
halen, dien zij onder andere herinneringen
aan haar lang vervlogen jeugd zorgvuldig
bewaard heeft. „Ja maar, tante", zegt de
guit, „staat daar Amerika al in?"
Onderlinge Correspondentie*
Raadselvriendinnetjes
Wie van u heeft voor mij gekleurde pho
to's? Gaarne geef ik voor elk van die plaat
jes twee zwartjes, of een Ver kade's plaatje
Zomer of Lente. Mijn adres is: Hermina
Huntelman, Oude Rijn 52, Leiden.
daar juist langs kwamen en zcido hun:
„Ik beveel u dezen jongen aan. Zorg
goed voor hem," en toen tegen Andreas:
„En nu, kereltje, houd maar goeden
moed."
Hij vertrok. Andreas stapte in de kooi
en daalde voor het eerst in zijn leven in
do onmetelijke diepte af. Hij gevoelde zich
eerst even duizelig, maar Clotilde die bij
hem stond troostte hem:
„Het went gauw, Andreas," zeide zij.
Andreas ging tegen Clotilde aanstaan
als een kind, dat steun hij een oudere zus
ter zoekt. Toen de kooi stopte, op zeshon
derd meter diepte, slaakte hij een zucht
van verlichting en kon niet gelooven dat
het sleohts één minuut geduurd had. Het
gevoel van wederom op vasten grond te
staan stelde hem gerust en hij was nieuws
gierig wat er nu volgen zou.
Cesar had beloofd, dat hij hem overal
zou rondleiden, voordat hij aan het werk
zou gezet worden en inderdaad maakte hij
hem op alles in deze onderaardsche gewel
ven opmerkzaam. Ziin schaduwbeeld tee
kend© zich bij het vale licht der lampen
tegen de wanden af en Andreas bewoog zien
op dc wandeling zoo voorzichtig, dat hij
zich nooit stootte. En nog steeds ging men
voort met klimmen en dalen, zonder dat
/hij kon zeggen wat van de twee hem het I
zwaarste viel. Af or toe viel en er groote
druppols water op zijn handen en liepen er
ratten langs hem heen, hetgeen hem onaan
genaam aandeed. Het zweet liep hem tap
pelings langs het voorhoofd; zijn handen
deden hem pijn van het vastgrijpen, hij ge
voelde zich verkleumd van koud© en dacht
bij zichzelf:
„Het is wel vreeselijk hier, maar als de
anderen het kunnen uithouden, zal ik er mij
ook wol aan gewennen."
Op een van de kruispunten, waar een rij
wagens op het dubbele spoor stond te wach
ten, hield Clement stil en ging met den rug
tegen oen wand aan staan. Men hoorde
overal luchtkleppen open- en dichtslaan,
het zachte geluid van de kolen die afbrok
kelden, vermengd met het gefluit en het
geroep der ploegbazen en het gehinnik der
paarden, die de ledige of volle wagens
voorttrokken tusschen de plaats, waar de
steenkolen worden opgegraven en dc ber
gen, waar men zo opstapelt.
Do mijnwerker rekte zich even uit.
„Ziezoo, ik heb er genoeg van; je moet
wel doodop zijn, arme jongen. Kom, laat
ons eerst een boterham gaan eten, het is
tijd"
Hij gaf zelf het voorbeeld en ging zit
ten ontbijten. Toen hij klaar was, vroeg
Andreas hem:
„Hoe oud was U, toen U mijnwerker
werd, oom?"
„Tien jaar; eerst moest ik de paarden
mennenlater heb ik van alles gedaan,
zelfs het zwaarste work heb ik verricht,
om in het levensonderhoud van mij en de
mijnen te voorzien."
„Vreeslijk, hë oom?"
„Ja, ik heb niet altijd op rozen gewafi-
deld, dat ia zeker, maar nu komt er een
betere tijd, waat als men boven de vijftig
is. men minder zwaar werk, jammer
maar, dat men ook minder verdient en de
tijden ziin zoo duur."
„Ik zal U wel helpen om geld te verdie
nen, oom. Maar, zeg U mij eens, wat doet
Clotilde hier in do mijn?"
„Zij laadt de kolon in de wagens."
„Doet zij zulk zwaar werk, oom?"
„Ja, en handig en vlug ook, dat ver
zeker ik je; er zijn niet vee-1 zulke flinke
meisjes als zij."
„Maar, het is toch to zwaar voor een
vrouw... V'
„Wat is daar aan te doen? Het leven
is nu eenmaal zwaar. Clotilde wilde niet
van ons weggaan en daardoor had zij geen
keus. Bovendien houden zij, die hier gebo
ren worden, van de mijnen. Maar, ik zie,
dat je doodop bont; ik zal je weer naar
boven brengen, dan kan je morgen begin
nen te werken."
Toer. Andreas weder boven in het heldere
daglicht kwam, gevoelde hij zich een geheel
ander mcnscb en dacht er bij zichzelf over
na, of hij wel moed genoeg zou hebben
morgen en alle dagen, die er volgen zou
den, in de mijnen door te brengen. Maar
de gedachte aan Clotilde schonk hom
nieuwe kracht.
„Zij wijst mij den weg, dien ik te vol
gen heb," dacht hij, „en wat zij kan, moet
ik ook kunnen. Als ik trouw naar de avond
school ga, hetgeen mijnheer Fabert voor
mij betalen wil, zal ik mettertijd ploeg
baas worden en dan zal ik oom en tante
kunnen helpen.'' Daarmede verdween de
laatste twijfel bij Andreas.
("Wordt vervolgd.)