No. l^SÖ. Xj£2Ï32SCH DilCJBIkikjD, Zaïerflag1 28 Blaart. Anno 160E. PERSOVERZICHT. -s- HERRIE. ook in andere rechtsbetrekkingen kan het voorkomen, dat zij ia rechte moet optre den." „De Nederlander" schreef: Heb K a b in e t-M a c k a y trad inder tijd bescheiden op. Wel bracht het den doodsteek toe aan het stelsel, dab van 1857 tot 1888 do natie in twee vijandelijke kam pen verdeeld hadhet legde den grondslag van wat op schoolgebied nu alle partijen, wat op weinig uitzonderingen na iedereen voor het beste houdt, terwijl het voor ons Christenvolk do eerste verademing aan bracht, doch heb sprak slechts van Christelijk bewustzijn', en werd reeds daarom alleen, o. a. door den heer Fransen van de Putte, bespot. Anders sprak de Premier van het twee de Kabinet. Al moge, ook in onze oogen, bij dezen bewindsman meer sober heid wensohelijk geacht zijn geweest, nie- man kan zich verwonderen of hem er een grief over maken, dat hij, van aanleg en opleiding theoloog, geheel anders zich uitte, dan dc oud:rcehtcr mr. Madkay. Dat ook hij, zoodra hij zich uitte naar zijn eigen aard, spot inoogstte, ja ergernis op wekte, is ganscli natuurlijk. Weer anders spreekt de Premier van het d e r de C h r i s t e l» ij k Kab inc'l. Meer in den trant van het eerste. Alleen, deze Premier is vroolijker en opgewekter. Zal men nu tevreden zijn? Neen. Nu wordt liet Kabinet geïntroduceerd als het ,,vroo- lijkc Kabinet", zoo geheel anders dan dat, van welks gedragingen do sociaal-demo craat Schaper onlangs een beschrijving gaf, die links" erg vermaakte. Grappige pers- journalisten brachten dat op hun wijzo over in de provincie, en écn hunner speld de zelfs zijn lezers op de mouw, dat de Premier, „toen de lachlust hem al te mach tig word, eenvoudig wegliep uit dc zaal, om daarna weer binnen te komen met mr. Borgesius 1" Een Christelijk Kabinet, Christelijke be ginselen, het wekt nu eenmaal bij velen dc ergernis of den spotlust op. Wij trek ken ons dat niet aan en zouden er zelfs niet over spreken, inclien wij niet hier cn daar in de kleino pers bespeurden, dat zij die grappen -van Kamerleden en journalis ten voor ernst aanzagen. En een niet ernstig Minister valt zelfs b j het groot* liberale publiek niet in den smaak. Denk aan Kappeyne van de CoppelloWat zal „ons volk" dan zeggen van een vroolijfc Christelijk Kabinet! Wat men er van zeggen zal: O. i. niets; omdat, als de zaken maar ernstig behandeld worden, wij ieder gaar ne gunnen zich te uiten zooals dit met zij a natuur en aanleg het best overeenkomt. Maar laat ons dan ook niet uitpluizen, of een Minister wel vaak genoeg, wel op het juiste oogenblik, wel met do noodige onctio een of ander „belijdend"' woord ge bezigd heeft; of een Kamerlid, die zekere uitdrukking bezigde, toch niet hooger stond, dieper „Christelijk" vo'ilde dan de Premier, cn wat dies meer zij. Er staan over dat gebruik van Heere, Heere I in de Heilige Schrift zulke vlijm scherpe woorden! Zoo scherp wordt daar het doen gesteld tegenover het spreken en aan roepen van des Heeren Naam, al kan soms het aanroepen van dien Naam hooge plichts betrachting zijn, nl. wanneer het niet ge schiedt ijdellijk; vooral niet uit politiek overleg. Die woorden-uitpluizerij op dit gebied doet hoogst onaangenaam aan. Een goed Christen ook een Christelijk Kabinet dus ga met evenveel bescheiden heid als beslistheid den rechten weg. Be lijdend, waar het pas geeft. En anders niet! Minder nog om politieke redenen, dan uit schuchterheid voor liet heilige. „De Tijd" teekent hierbij aan: Het te ongelegener tijd .getuigen", is, durven wij zeggen, nooit een fout van Katholieke Ministers of Kamerleden ge weest. In een deels ongeioovige, deels ge. loovig protest antseho omgeving zou een be spreking van heb heilige van het standpunt van den geloovigen Katholiek allicht leiden tot protesten en replieken, die men onzer zijds liever vermeden ziet. Niet op fraaie,, vroom klinkende woorden, maar op daden, komt het ten slotte neer. Een Regeering, die voortdurend vrome woorden in den mond nam, zonder haar daden met haar woorden in overeenstemming te brengen, zou door ons niet bete r, wel slechter geacht worden dan een Regeering, welke op den naam van Christelijke Regeering geen aanspraak maakte In zóóverre gaan wij dus met .,D o Ne derlander" geheel accoord. Dit een en ander neemt, eehter niet weg, dat de gods dienstige beginselen in een openbaar debat, als het onderwerp der beraadslagingen bet medebrengt, allerminst mogen verborgen of weggemoffeld worden. To n dr. Kuypcr als premier van een Christelijke Regeering zijn Hooger-Ondcrwijswet te verded'gcn had en ook bij andere gelegenheden, toen hij zich door dc Linkerzijde bepaaldelijk al6 Christelijk staatsman zag aangevallen, kon cn mocht hij van zijn godsdienstige begin selen niet zwijgen en zag hij zich wel ge noodzaakt, de antithese-lijn te trekken. Wij voor ons achten het uitnemend, dat do nieuw opgetreden Regeering niets doet om haar tegenpartij te prikkelen of uit te dagen cn dus ook, zoolang het geen bepaald doel of nut zou hebben, zich van een belij den of getuigen op het stuk van godsdiens tige beginselen onthoudt. Echter staat het- voor ons vast, dat die beginselen, en zij alleen, in laatste instantie alle groobe staatkundige en maatschappelijke vraagstuk- kon beheersclien, niet minder dan alle pro blemen van wijsbegeerte en recht. Do reli gieuze kwestie ligt inderdaad, volgens het diepzinnig woo^d van Donoso Cortez, aan alle andere ten grondslag. Daarom zal, naar onze overtuiging, ook dc tegenwoordige Regeering een prineï- picelen strijd op den du u r niet kunnen ontwijken Mocht zij hot zelve al willen, de tegenpartij zal er haar toe dwingen, haar desnoods met gewold van het erf der neu traio zóne verdrijven. Er zijn hier hoogcre machten in heb spel, waartegen geen men schel ijke verlangens of rekeningen den strijd kunnen volhouden. Uitstel, geen afstel is mogelijk. En wordt deze Regeering, door den drang der feiten, door den drang ook van tegenstanders, genoodzaakt om kleur te bekennen en getuigenis van haar beginse len af te leggen, dan honen en bidden wij, dat haar bazuingeluid even beslist en even krachtig zal klinken als dat van dr. Kuy- per cn zijn ambtgenocten in het Kabinet van 1901. „Nederland en Or anj e", orgaan der Centrale antirevolutionaire kicsvereeni- ging in het district Loosduinen, bevatte het navolgende stukje: Er broeit wat in den boezem onzer Onder het lioofd Twee oommisBies gt r,D e Nederlander": Gelijk men weet schrijft de wet Lager ndorwijs voor, dat, indien het bestuur an een bijzondere school zijn aan- praak pp de b ij d r a g e niet wil vcrlie- cn, den onderwijzers de bevoegdheid moet 7orden toegekend, om, indien zij anders an op verzoek worden ontslagen, van dat ntslag in beroep te komen bij oen com- oiissic. Nu bestaat er echter ook een commissie mor geschillen, aangesteld do0r den School raad, waartoe de meeste Protestantschc bijzondere scholen bchooren. Welke is de verhouding van beide com missies? Moet de ccnc, de eerste, altijd uitspreken naar streng recht, de andere baar billijkheid'? 0. i. ligt da&rin hot onderscheid niet. Ook 'de commisic van beroep kan en moet oordeo- |en naar billijkheid cn bij haar beslissing den aard der school in het oog houden. Zij heb o eft zich geenszins alleen te laten leiden door do woorden van het contract. Zij zou in veel gevallen zeer wel bevoegd zijn het ontslag van een onderwijzer goed to keu ren, dat enkel gegeven is op grond, dat dezo van „de gereformeerde belijdenis" afwijkt. Zij heeft de aanstelling to beoordcelen in verband met do gezindheid der sohool, ook 'dan, als daarvan in de aanstelling niets uitdrukkelijk wordt vermeld. Immers h juist daarom bepaald, dat de commissie moet gekozen worden door de besturen en idoor het personeel van dc schol-n, die zich tot. het vormen van ccn commissie hebben yerbonden. Dan behoefde niet, indien enkel beslist be hoefde te worden, of dc reden van ontslag el dan niet met zoovele woorden in de over eenkomst was voorzien. De commissie mag en moet zich stellen op hetzelfde geestelijk Standpunt, waarop de scholen, die haar bc- heemden, staan. En er is daarom ook niets or^edelijks of onzedelijks in, dat het sohool- beituur zich vooraf en onbepaald verbindt zich aan de uitspraak van de Oommissie van Beroep te zullen houden. Want de com missie moet geacht worden in den geest der scholen zei ven te zullen beslissen. Het schoolbestuur zou evengoed zelf kunnen be slissen, indien er geen gevaar bestond, dat een plaatselijk bestuur zich lichtelijk kan doen beheorsehen door persoonlijke grieven en gevoeligheden. Evenals niet de kerko- raod, maar de classis te beslissen heeft over een klacht tegen den predikant, terwijl do kerkeroad zich daaraan heeft te houden en daaraan te onderwerpen, zonder daartegen over een beroep op eigen consciëntie tc mo gen stellen, zoo moet "bok het schoolbestuur zich onderwerpen aan de uitspraak van de commissie. In zoover bestaat er dus geen verschil tusschen een Commissie van Beroep en een Commissie van Geschillen, want ook dezo behoort, op dezelfde wijze, dus met in-acht- heming van* de bijzondere omstandigheden, 'te bcgrooven het geschil, bij tc leggen, of ,wel te beslissen wie» gelijk heeft. Het cenigc verschil bestaat in den o m- yang der opgedragen taak. Bij de Commissie van Beroep moet men komen, indien een ontslag gegeven is, cn alleen in dat geval. Dc commissie zelve mag alleen daarmee zieh bemoeien, al zou cr 0. i. geen principieel bezwaar tegen zijn, wwwvwvw Juffrouw Meyer zat op den rand van de tafel. Haar ééno voet rustte op den grond, op hot nieuw-glanzendo tapijt, Jfiwart met smalle en breede roode sfcree- pen; haar andere voet bengelde lichtjes been en wear. Zij zat met haar vingers geklemd om het tafelblad, aan weerskanten yan haar breedo heupen. Haar vettig go- zicht, do zwart-grijzo haren plakkerig or lover met een dikke schei-ding in het inid- 'den, stond in goodigen grijns. In haar kalvcrigo stuitoroogen lag een vragend» uitdrukking, en haar lange, schaduwig-om- haarde mond hing eventjes open, en ver toonde drie bruine tandstompjes, met groot© doodhoofdachtigo gaten er tusschen. Over haar groen jak zat een blauw schort. Het was do gewone, zoo erg-gewone, vcr- feohrikkelijk-gewone, burgerlijk-saaie kamer. Duffo stoelen met versleten zwart trijp, een duffo sofa, die je doet denken aan een regenachtigen Zondagmiddag en visite, óók met versleten zwart trijp. Vieze oleogra fieën, twee, het uittrekken van de jacht partij en de thuiskomst van de jachtpartij, aan weerskanten, tegen hot lcolijke, bloe- ïnerigc behang. Een innig- hatelijk-verve- lende petroleumlamp met een peer, vettig- glimmend van het dóórzweeten, en eea lam pekamp met prentjes, 3tijf van karton. En 'dan nog twee ramen met vitrages. Langs die twee ramen liep Jan maar al heen en weer. Zij waren op do tweede ver dieping. Zij zagen uit op de nette, pro pere huizen, steentje aan steentje en alle maal precies eender, van een propere, net- tc straat. Daar beneden liepen weer men- l sclien, was klein ochtend-gedoetje: een J melkboertjo, een bakkertje met gelen wa- I gen, een brievenbesteller, haastig, als een kapel bij bloemen, van huis tot huis. Dc overburen sliepen nog. De witte gor dijnen waren neer, huis aan huis; de ra 'men teek-enden witte vierkanten, scherp en precies, en zwart-omlijst, in het nauwe Ijgteentjc-tegen-steentje van de nu; Ak\- dat do voor liaaxy verschenen partijen, met onderling goedvinden, in plaats van een uitspraak over de geldigheid van het ont slag, hijlegging van het ge?chil verzochten. Wel echter zou het dan do vraag ziin of zulk een buiten haar wettelijke taak vallen de beslissing rechtskracht zou bezitten, in dien bijv. een der partijen ten slotte toch weigerde aan do uïtëoraak te vol do n. Bij de Commissie van Geschillen daaren tegen lean men alles brengen; misschien ook de vraag omtrent de geldigheid van een ontslag. Nochtans meencn wij, dat het zeer twijfelachtig is, of ten slotte de onderwijzer toch niet altijd do bevoegdheid behoudt om zich tot de Commissie van Beroep te wen den. Het komt ons voor, dat een onderwij zer wel vrijwillig zich aan dc uitspraak van een ander college lean onderwerpen, maar dat rechtens de eindbeslissing, wordt ze ingeroepen, steeds blijft bij de Commissie van Beroep. Anders zou hetgeen tot bescher ming van. den onderwijzer in het algemeen belang is vastgesteld eenvoudig kunnen wor den ter zijde gesteld. Of, indien een schoolbestuur, liever dan zich te onderwerpen aan de uitspraak van do Commissie van Beroep, afstand deed van zijn recht op subsidie, het desniettemin in rechte zou kunnen worden aangesproken tot naleving der overeenkomst, is een rechts vraag, die nïfct zoo gemakkelijk te beslissen is, maar die waarschijnlijk wel nooit zich zal voordoen. Het is intusschcn voor schoolbesturen cn onderwijzers wenschelijk van clczo verhou dingen zich zoo juist mogelijk rekenschap te geven. Vereenvoudiging van x a- m o n s. Do ,,B c richten en Mede- doelingen der Vcreeniging tot vereenvoudiging en verbete ring van e x a m e n s e n o n d e r w ij s" bevatten dozen keer een stuk van prof. M C. Schuyten, to Antwerpen, v oarin hij de vragen beantwoordt: „Wat is overlading? Ontstaat zij door een te veel of door een zijdig» lading?" Sclir. vergelijkt de school met gietvormen, waar het opkomend geslacht wordt door- heengehaald; waaruit het verzwakt en ont zenuwd te voorschijn treedt, onbeholpen dan do wereld rondstaart en nu, voor eigen re kening, zijn opvoeding begint. Elke graad houdt er zijn eigen vormpje op na: in den eersten is heb meer dan te eng, ongewoon pijnlijk; in den tweedon reeds minder ge voelig, maar niet minder gevaarlijk; in den derden tamelijk breed. Tegen die gietvor men heeft schr. principieel geen bezwaar, opvoeden is steeds kneden cn richten wel tegen de wijze, waarop zij worden aan gewend. Aan de hand van onderzoekingen van SchmidtMonnard betoogt sclir., dat cr bij het verlaten der school meer zieke kinderen zijn dan bij hot binnenkomen; dat bij kindo ren, dio halve dagen schoolgaan, dc ziekte-' frequens kleiner is dan in scholen met voor- en namiddagonder wijs; dat schoolgaande kinderen minder in lengte en gewicht toe nemen dan niet schoolgaande; dat de ge ringste toename juist valt in het 7de jaar, den tijd, dien wij uitkiezen om bovenge noemde gietvorm te gaan toepassen. Uit onderzoekingen van Cohn en Straub moet blijken de toenamo der myopie met do intensiviteit van bet onderwijs; uit on derzoekingen van schrijver 'zeiven verklaart hij de toenemende uitputting gedurende het lig-precies en zooals het behoort, was dat allemaal. Jan liep heen en weer, langs de ramen; eon beetje in beroering, dio hij trachtte weg te moffelen, zenuwachtig. Hij was oen lummelige opgeschoten jongen, van een vier-, vijf-en-t-wintig jaar. Zijn kalverige oogen stonden een beetje vermoeid; zijn kort, stijf borstelhaar was nog niet ge daan. Hij liep in een oude, zokkerigc huis jas, een buis van groen-geribd fluweel, in een grauw-grijze, flodderige broek cn op pantoffels Een poosje bleef vrouw Meyer zitten, als een wassenbeeld, met haar grijnzcrig- vragend gezicht; alleen die eene voet bleef wiebelen op en neer. Toen vroeg zij lang zaam, tergend-langzaam, met zanikende stem: „En wat denk jij d'r nou van?" Op ieder woord gelijke klemtoon. Zij keek even tot hem op; hij liep maar heen en .weer. Toen zat zij opnieuw, breed en grijnzend, net of zo geen stom woord had gezegd. Jan antwoordde niet. Hij deed of hij niets hoorde; misschien hoorde hij ook niets, en bleef maar aan het schilderen, langs do twee ramen, met vitrages. Hij was prikkelbaar dien ochtend. Erg prikkelbaar. Er was niet veel too noodig, om hem te doen losbreken als een onweers bui. Hij had stierlijk het land, dat dat wijf met d'r geteem hem kwam zaniken nou net op dezen dag, op den dag dat hij Door tje zou vragen. Dat zou immers allemaal terecht komen, als hij maar eenmaal met Doortjo getrouwd was. Die ouwe zat 'r war- rempies iü, en zijn eerste daad, na z'n hu welijk, zou zijn: nou is ineens 'n eind to maken an al die berenrommel, en dan je d'r nooit meer in te werken. Vat leuterde dat mensch toch van d'r zestig pop 1 De kleermaker moest cr vel tweehonderd heb ben I En nou haid-ie nog een gekleedo jas noodig ook. Als 't d'r door ging dan altijd. Och; natuurlijk ging 't d'r dóór 11 Als t-i© 't nou ineens vertelde, an de juffrouw, dat- ie geangasjeerd was, cn ging trouwen, bin nenkort, met de rijke Doortje Tapper? Dan was-t-ie inééns van ai clat geharre- schoolgaan, en dat do kinderen over hcc algemeen onbekwaam zijn dc klasren regel matig dat is parallel aan hun toencmcn- den ouderdom te volgen. Uit dat alles concludeert de schrijver, dab cr een te veel is. Hot ia evenwel niet zoo zeer de leerstof,dio beschuldigd moet wor den; wel de manier, waarop zij wordt onderwezen. Zonder geestelijke vermoeienis is geen arbeid mogelijk; wanneer zij scha delijk wordt, is tot nog toe niet tc bepalen; zulks ligt in de toekomst. Als het onderwijs ligt in handen van bekwame, kinderkundige onderwijzers, dio niet uren achtereen de kinderen stil laten zitten; als de kinderen buiten schooltijd vrijaf hebben, dan zal wel niets te vreezen zijn voor de lichamelijke ontwikkeling en de geestelijke frischlieid van onze jongens en meisjes. In con artikel over „afzonderlijke s o holen voor b ij zonder begaaf den en het Mannheim er stelsel" in hetzelfde tijdschift worden de groote voordeelen van doze manier van verdeeling dér leerlingen in de klassen aangetoond. De ontwikkeling en de opvoeding zoowel der zwakkeren als der meer begaafden komt daardoor beter tot zijn recht. Te Straats burg is een der 3-jarige burgerscholen vcor leerlingen van 916 jaar veranderd van ccn standen sohool in een rchool van bijzon der begaafd© leerlingen van alle standen. De beste leerlingen van allo lagere scholen, •plm. 6 pCt., werden opgenomen; 20 pCt. vrijstellingen van het schoolgeld werden verleend. Zijn de ouders to arm om de kin deren langer clan de leerplicht eischt (8 jaar) te laten schoolgaan, dan krijgen zij een toelage van 150 M. per jaar en per kind. Het is een poging om het onderwijs te in dividual iseeren en geen talenten verloren te laten gaan, maar eiken leerling tot do voor hem mogelijke ontwikkeling te bren gen. H. L. D.(rucker) gaf dezer dagen in „Land en Volk" voor bestuur ders van Vereonigingcn de vol gende waarschuwing ten beste. Bij liet Gerechtshof te Amsterdam is thans in appèl aanhangig een vonnis der rechtbank aldaar van 26 Juni 1907, waar bij aan een kunstlievend© vcreeniging ie Haarlem het recht op een haar bij testa mentaire beschikking geschonken erfenis werd ontzegd, omdat haar dertig jaren overeenkomstig «de web van 1855 waren ver streken cn zij dus geacht werd rechtsper soonlijkheid to hebben verloren. „Het is mogelijk", zoo schrijft D., „dat het Amsterdamscho Gerechtshof, waar do zaak in appél aanhangig is, anders be slist. Intussohen, het gewezen vonnis geeft reeds voldoende aanleiding om allen be stuurders van voreenigingen toe te roepen: Weest op uw hoedo, hetzelfde kan ook u overkomen 1 Een handeling, die men eens om de dertig jaren moet verrichten, kan men licht vergeten. De gewone schrijf tafel-agenda laat daarbij in den steek. Wie bestuurder is van een nè. 1855 op gerichte vereen iging zie dus telkens eenpi na, of de tijd dio steeds korter is dan dertig jaar nog niet is verstreken. En bemerkt hij, dat het eindo nadert, dan wacht© hij niet tot do allerlaatste weken. Het kan soms een poos duren, eer do ver- eisohtc Koninklijk© goedkeuring op de ver lenging is verkregen. Hot kan iedere vereeniging gebeuren, dat or juist in dien gevaarlijken tijd een suikeroom sterft. En war af. "VVat zou ze d'r van ophoorenl Wat zou zo staan kijken met d'r schelvisch- oogen1 Maar nee, dat ging niet, dat kon je niet doen. 't Kon toch wezen, niewaar, dat Doortjo 'm 'n blauwe scheen gaf. En wat- dan? Of dat de ouwe heer hem doorzag. Maar dan trouwden zo toch, Doortje ,was acht-en-twintig. Dan trouwden ze toch, met 'n akte van eerbied, of hoe noem jc zoo'n cling? Yan eerbied 1 Zeker voor dien kwi bus, voor dien knul, die dacht dat het hem, Jan Vermeer, om z'n duiten te doen wais 1 Die onwo duitendief! Hal hal hal Net of hij Doortje niet liefhad. Die dui ten, nou ja, dat kwam d'r bij. Dat kwam d'r zoo bij, en dat kon je „Kom, meneer, hoe deDk u d'r nou over?" begon juffrouw Meyer weer: „Of betale, óf de straat op. Kiezen of deelen." Meteen wipte zij van de tafel en kwam met een sprongetje op uen grond. Jan hield even op met loopen, om haar te ant woorden. En zij stond to luisteren, met naar beneden gezakt© onderkaak. „Juffrouw, hoor 'ns 1 Je geld krijg jc wel, maak j© dadrover niet ongerust; dat heb ik je toch al gezeid. Ik zal d'r niet mee op den loop gaan, geloof me. Wat is nou zestig guide, niewaar, om op den loop te gaan?" „Vier en zestig is 'tl" verbeterd© zij. „We benne nou al in de derde maand, weet u dat wel?" „Ja, dat weet ik wel. Maar ik heb het niet op het oogenblik; ik h©b 'b niet. Ik ken 't toch niet van me rug snijen, as 'k niet hebl" „Nee, maar dan mot u 'n andere kamer zoeken. Dan ken ik „Luister 's, juffrouw, zal ik je 'ns wat zeggen? Zal ik je 'ns wat vertelle, wat geen mensch nog weet, en ook niet mag weto? Hè?" „Nou?" „Ik ga trouwe. Op me woord, hoor, ik ga trouwe met 'n schatrijk meisie. Binne 'n paar dage wordt m© angasjement publiek; e-n dadrvan zal je staan kijkel Dat beloof ik je." „Zoo, meneer." „En daar kan j© van op-ah: het eerste, w& 'k dan doe, is jou m'n achterstallig© beer betaio. Goed?" „'b Is toch niet die meid van Yan Rijn, wèl „Nee, di© is 'fc niet. Die „Of die klein© van Tapper? Dio navik? Ik mag driemaal raaie". „Ook niet." „Is ze 't niet?" „Nee. Maar waarom noem u juffrouw Tapper 'n narik? Dat zou 'k wel 'ns wille wet©! Ze heeft wèt 'n lief gozichio, hoor, en d'r vader zit d'r warrempics in." „Jawel, zeg, schijn bedriegt. Die kale schoenenverknoeier Kom, laat je eigo nou toch niks wijs make 1" „Wat? Heb de ouwe heer Tapper geen cente? En hoe woontic dan zoo sjiek? En hoe komme z'n dochters zoo fijn in de klce- re? Die Doortjo is toch altijd even gedis- tegeerd." „Bal Doortje! Ba!" Dat ging te ver! Jan stoof op. Ba te zeggen van z'n aanstaande vrouw 1 Hij was weer heen cn weer gcloopcn; maar nu hield hij plotseling stil, en toen stapt© hij met groote passen op juffrouw Meyer toe. Hij zag wit van woede. „Welrommelde het tusschen zijn tanden. En terwijl hij het doodelijk ver schrikte, vorbaasde mensch bij d'r arm greep, en haar heelemaal met kraoht heen en weer schudde: „Zeg dat nóg is! As jo 't hiirt in jc lijf heb! Zeg dat nóg is!" „Bê-jo gek, meneer? Jo doet me pijn!!" Geschreeuw en gevloek, gegil cn gejank. Op dat oogenblik klonken voetstappen de trap op. D© man van juffrouw Meyer smijt de deur open, komt naar binnen stormen, on grijpt Jan in z'n borst. Hst buisje kraakt er van „Zeg-'n3, kale jakhals, ben jij nou heele maal gek? wat verbeel jij j© wel, hè?" De vrouw blèrt Jan grijpt naar de ijzeren werkkerelshand, di© 'm in z'n borst heeft, bij z'n keel. „Ikhijgend,„uw vrouw1" „Mijn vrouw! Mijn vrouw! Wat heb jij noodig met mijn vrouw. Ik vraag jc, wat of j© met me vrouw noodig heb I En no ga je d'r uit!" Daar doorheen hikt vrouw Meyer „Watben ikgeschrokke Ikdochdat-iegok wier 11" En ineens, zenuwachtig, schaterend, in dc luoht slaand met haar armen cn haar beenen, begint zij te gillen. „D'r uit! d'r uit! Smijt 'm d'r uit, hoor, die dief, dat zwijn, die Sjambcrlajn Zij grijpt mee aan. En zij is 't nog méér dan haar man die den jongen voortduwt, de open deur uit, het corridortjo op. Worstelend komen zij bij de trap. Jan, tegenspartelend zonder geluid te govcn, laat zich duwen, dragenzijn voeten schui ven zwaar over den grond, een eind vooruit. Maar ineens, als zij vóór het trapgat staan, cn de voeten al neergebonkb zijn op do bovenste tree bedaart dc toorn. „Mot ik je d'r nou afsmijten?" vraagt d© man. Maar bij vraagt bet al op veel kal mer toon. En Jan: „Nee, ik ga liever zelf". Meer niet. Zenuwachtig gestommel langs do trap. Do voordeur, die wordt open gedaan. Straat geluid. „Je rommeltje zullen wc maar lioue, os pand". En vrouw Mcycr: „Dc kompelementen an jc vrouw, zeg!" Hij hoort het nog ncü Avon schreeuwen; dan slaat de deur achter hem dicht. Een hoed heeft hij niet Hij staat met z'n on gekamde haren, z'n grocn-fluweclcn huis jasje en z'n pantoffels, op de stoep; in den wind. De stad ging ontwaken. Eerst had hij een gevoel van rust en vei ligheid. Maar hij begon te loopen, bij wist niet waarheen:. En toen kwam al dc ellende van zijn toestand hem helder voor den geest. Geld, om dc noodige klecrcn t© koopen, had hij niet. Naar zijn kamer durfde hij niet meer terug. Hij sidderde bij het idee alléén. Doortje Tapper kon hij niet gaan vragen. Toen kwata als oen ironie, waar hij toch nog even om moest lachen, dc gedachte in i hem op: j „Korelhad haar nou ooi: éér. d.ig eerder I gevraagd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 9