No. l^SÖ.
Xj£2Ï32SCH DilCJBIkikjD, Zaïerflag1 28 Blaart.
Anno 160E.
PERSOVERZICHT.
-s- HERRIE.
ook in andere rechtsbetrekkingen kan het
voorkomen, dat zij ia rechte moet optre
den."
„De Nederlander" schreef:
Heb K a b in e t-M a c k a y trad inder
tijd bescheiden op. Wel bracht het den
doodsteek toe aan het stelsel, dab van 1857
tot 1888 do natie in twee vijandelijke kam
pen verdeeld hadhet legde den grondslag
van wat op schoolgebied nu alle partijen,
wat op weinig uitzonderingen na iedereen
voor het beste houdt, terwijl het voor ons
Christenvolk do eerste verademing aan
bracht, doch heb sprak slechts van
Christelijk bewustzijn', en werd reeds
daarom alleen, o. a. door den heer Fransen
van de Putte, bespot.
Anders sprak de Premier van het twee
de Kabinet. Al moge, ook in onze
oogen, bij dezen bewindsman meer sober
heid wensohelijk geacht zijn geweest, nie-
man kan zich verwonderen of hem er een
grief over maken, dat hij, van aanleg en
opleiding theoloog, geheel anders zich uitte,
dan dc oud:rcehtcr mr. Madkay. Dat
ook hij, zoodra hij zich uitte naar zijn
eigen aard, spot inoogstte, ja ergernis op
wekte, is ganscli natuurlijk.
Weer anders spreekt de Premier van het
d e r de C h r i s t e l» ij k Kab inc'l.
Meer in den trant van het eerste. Alleen,
deze Premier is vroolijker en opgewekter.
Zal men nu tevreden zijn? Neen. Nu wordt
liet Kabinet geïntroduceerd als het ,,vroo-
lijkc Kabinet", zoo geheel anders dan dat,
van welks gedragingen do sociaal-demo
craat Schaper onlangs een beschrijving gaf,
die links" erg vermaakte. Grappige pers-
journalisten brachten dat op hun wijzo
over in de provincie, en écn hunner speld
de zelfs zijn lezers op de mouw, dat de
Premier, „toen de lachlust hem al te mach
tig word, eenvoudig wegliep uit dc zaal,
om daarna weer binnen te komen met mr.
Borgesius 1"
Een Christelijk Kabinet, Christelijke be
ginselen, het wekt nu eenmaal bij velen
dc ergernis of den spotlust op. Wij trek
ken ons dat niet aan en zouden er zelfs
niet over spreken, inclien wij niet hier cn
daar in de kleino pers bespeurden, dat zij
die grappen -van Kamerleden en journalis
ten voor ernst aanzagen. En een niet
ernstig Minister valt zelfs b j het groot*
liberale publiek niet in den smaak. Denk
aan Kappeyne van de CoppelloWat zal
„ons volk" dan zeggen van een vroolijfc
Christelijk Kabinet!
Wat men er van zeggen zal:
O. i. niets; omdat, als de zaken maar
ernstig behandeld worden, wij ieder gaar
ne gunnen zich te uiten zooals dit met zij a
natuur en aanleg het best overeenkomt.
Maar laat ons dan ook niet uitpluizen,
of een Minister wel vaak genoeg, wel op
het juiste oogenblik, wel met do noodige
onctio een of ander „belijdend"' woord ge
bezigd heeft; of een Kamerlid, die zekere
uitdrukking bezigde, toch niet hooger
stond, dieper „Christelijk" vo'ilde dan de
Premier, cn wat dies meer zij.
Er staan over dat gebruik van Heere,
Heere I in de Heilige Schrift zulke vlijm
scherpe woorden! Zoo scherp wordt daar het
doen gesteld tegenover het spreken en aan
roepen van des Heeren Naam, al kan soms
het aanroepen van dien Naam hooge plichts
betrachting zijn, nl. wanneer het niet ge
schiedt ijdellijk; vooral niet uit politiek
overleg.
Die woorden-uitpluizerij op dit gebied
doet hoogst onaangenaam aan.
Een goed Christen ook een Christelijk
Kabinet dus ga met evenveel bescheiden
heid als beslistheid den rechten weg. Be
lijdend, waar het pas geeft. En anders
niet! Minder nog om politieke redenen,
dan uit schuchterheid voor liet heilige.
„De Tijd" teekent hierbij aan:
Het te ongelegener tijd .getuigen",
is, durven wij zeggen, nooit een fout van
Katholieke Ministers of Kamerleden ge
weest. In een deels ongeioovige, deels ge.
loovig protest antseho omgeving zou een be
spreking van heb heilige van het standpunt
van den geloovigen Katholiek allicht leiden
tot protesten en replieken, die men onzer
zijds liever vermeden ziet. Niet op fraaie,,
vroom klinkende woorden, maar op daden,
komt het ten slotte neer. Een Regeering,
die voortdurend vrome woorden in den
mond nam, zonder haar daden met haar
woorden in overeenstemming te brengen,
zou door ons niet bete r, wel slechter
geacht worden dan een Regeering, welke
op den naam van Christelijke Regeering
geen aanspraak maakte
In zóóverre gaan wij dus met .,D o Ne
derlander" geheel accoord. Dit een en
ander neemt, eehter niet weg, dat de gods
dienstige beginselen in een openbaar debat,
als het onderwerp der beraadslagingen bet
medebrengt, allerminst mogen verborgen
of weggemoffeld worden. To n dr. Kuypcr
als premier van een Christelijke Regeering
zijn Hooger-Ondcrwijswet te verded'gcn had
en ook bij andere gelegenheden, toen hij
zich door dc Linkerzijde bepaaldelijk al6
Christelijk staatsman zag aangevallen, kon
cn mocht hij van zijn godsdienstige begin
selen niet zwijgen en zag hij zich wel ge
noodzaakt, de antithese-lijn te trekken.
Wij voor ons achten het uitnemend, dat
do nieuw opgetreden Regeering niets doet
om haar tegenpartij te prikkelen of uit te
dagen cn dus ook, zoolang het geen bepaald
doel of nut zou hebben, zich van een belij
den of getuigen op het stuk van godsdiens
tige beginselen onthoudt. Echter staat het-
voor ons vast, dat die beginselen, en zij
alleen, in laatste instantie alle groobe
staatkundige en maatschappelijke vraagstuk-
kon beheersclien, niet minder dan alle pro
blemen van wijsbegeerte en recht. Do reli
gieuze kwestie ligt inderdaad, volgens het
diepzinnig woo^d van Donoso Cortez, aan
alle andere ten grondslag.
Daarom zal, naar onze overtuiging, ook
dc tegenwoordige Regeering een prineï-
picelen strijd op den du u r niet kunnen
ontwijken Mocht zij hot zelve al willen,
de tegenpartij zal er haar toe dwingen, haar
desnoods met gewold van het erf der neu
traio zóne verdrijven. Er zijn hier hoogcre
machten in heb spel, waartegen geen men
schel ijke verlangens of rekeningen den strijd
kunnen volhouden. Uitstel, geen afstel is
mogelijk. En wordt deze Regeering, door
den drang der feiten, door den drang ook
van tegenstanders, genoodzaakt om kleur te
bekennen en getuigenis van haar beginse
len af te leggen, dan honen en bidden wij,
dat haar bazuingeluid even beslist en even
krachtig zal klinken als dat van dr. Kuy-
per cn zijn ambtgenocten in het Kabinet
van 1901.
„Nederland en Or anj e", orgaan
der Centrale antirevolutionaire kicsvereeni-
ging in het district Loosduinen, bevatte het
navolgende stukje:
Er broeit wat in den boezem onzer
Onder het lioofd Twee oommisBies
gt r,D e Nederlander":
Gelijk men weet schrijft de wet Lager
ndorwijs voor, dat, indien het bestuur
an een bijzondere school zijn aan-
praak pp de b ij d r a g e niet wil vcrlie-
cn, den onderwijzers de bevoegdheid moet
7orden toegekend, om, indien zij anders
an op verzoek worden ontslagen, van dat
ntslag in beroep te komen bij oen com-
oiissic.
Nu bestaat er echter ook een commissie
mor geschillen, aangesteld do0r den School
raad, waartoe de meeste Protestantschc
bijzondere scholen bchooren.
Welke is de verhouding van beide com
missies? Moet de ccnc, de eerste, altijd
uitspreken naar streng recht, de andere
baar billijkheid'?
0. i. ligt da&rin hot onderscheid niet. Ook
'de commisic van beroep kan en moet oordeo-
|en naar billijkheid cn bij haar beslissing
den aard der school in het oog houden. Zij
heb o eft zich geenszins alleen te laten leiden
door do woorden van het contract. Zij zou
in veel gevallen zeer wel bevoegd zijn het
ontslag van een onderwijzer goed to keu
ren, dat enkel gegeven is op grond, dat dezo
van „de gereformeerde belijdenis" afwijkt.
Zij heeft de aanstelling to beoordcelen in
verband met do gezindheid der sohool, ook
'dan, als daarvan in de aanstelling niets
uitdrukkelijk wordt vermeld. Immers h
juist daarom bepaald, dat de commissie
moet gekozen worden door de besturen en
idoor het personeel van dc schol-n, die zich
tot. het vormen van ccn commissie hebben
yerbonden.
Dan behoefde niet, indien enkel beslist be
hoefde te worden, of dc reden van ontslag
el dan niet met zoovele woorden in de over
eenkomst was voorzien. De commissie mag
en moet zich stellen op hetzelfde geestelijk
Standpunt, waarop de scholen, die haar bc-
heemden, staan. En er is daarom ook niets
or^edelijks of onzedelijks in, dat het sohool-
beituur zich vooraf en onbepaald verbindt
zich aan de uitspraak van de Oommissie van
Beroep te zullen houden. Want de com
missie moet geacht worden in den geest der
scholen zei ven te zullen beslissen. Het
schoolbestuur zou evengoed zelf kunnen be
slissen, indien er geen gevaar bestond, dat
een plaatselijk bestuur zich lichtelijk kan
doen beheorsehen door persoonlijke grieven
en gevoeligheden. Evenals niet de kerko-
raod, maar de classis te beslissen heeft over
een klacht tegen den predikant, terwijl do
kerkeroad zich daaraan heeft te houden en
daaraan te onderwerpen, zonder daartegen
over een beroep op eigen consciëntie tc mo
gen stellen, zoo moet "bok het schoolbestuur
zich onderwerpen aan de uitspraak van de
commissie.
In zoover bestaat er dus geen verschil
tusschen een Commissie van Beroep en een
Commissie van Geschillen, want ook dezo
behoort, op dezelfde wijze, dus met in-acht-
heming van* de bijzondere omstandigheden,
'te bcgrooven het geschil, bij tc leggen, of
,wel te beslissen wie» gelijk heeft.
Het cenigc verschil bestaat in den o m-
yang der opgedragen taak.
Bij de Commissie van Beroep moet men
komen, indien een ontslag gegeven is, cn
alleen in dat geval. Dc commissie zelve mag
alleen daarmee zieh bemoeien, al zou cr
0. i. geen principieel bezwaar tegen zijn,
wwwvwvw
Juffrouw Meyer zat op den rand van de
tafel. Haar ééno voet rustte op den
grond, op hot nieuw-glanzendo tapijt,
Jfiwart met smalle en breede roode sfcree-
pen; haar andere voet bengelde lichtjes
been en wear. Zij zat met haar vingers
geklemd om het tafelblad, aan weerskanten
yan haar breedo heupen. Haar vettig go-
zicht, do zwart-grijzo haren plakkerig or
lover met een dikke schei-ding in het inid-
'den, stond in goodigen grijns. In haar
kalvcrigo stuitoroogen lag een vragend»
uitdrukking, en haar lange, schaduwig-om-
haarde mond hing eventjes open, en ver
toonde drie bruine tandstompjes, met
groot© doodhoofdachtigo gaten er tusschen.
Over haar groen jak zat een blauw schort.
Het was do gewone, zoo erg-gewone, vcr-
feohrikkelijk-gewone, burgerlijk-saaie kamer.
Duffo stoelen met versleten zwart trijp,
een duffo sofa, die je doet denken aan een
regenachtigen Zondagmiddag en visite, óók
met versleten zwart trijp. Vieze oleogra
fieën, twee, het uittrekken van de jacht
partij en de thuiskomst van de jachtpartij,
aan weerskanten, tegen hot lcolijke, bloe-
ïnerigc behang. Een innig- hatelijk-verve-
lende petroleumlamp met een peer, vettig-
glimmend van het dóórzweeten, en eea lam
pekamp met prentjes, 3tijf van karton. En
'dan nog twee ramen met vitrages.
Langs die twee ramen liep Jan maar al
heen en weer. Zij waren op do tweede ver
dieping. Zij zagen uit op de nette, pro
pere huizen, steentje aan steentje en alle
maal precies eender, van een propere, net-
tc straat. Daar beneden liepen weer men-
l sclien, was klein ochtend-gedoetje: een
J melkboertjo, een bakkertje met gelen wa-
I gen, een brievenbesteller, haastig, als een
kapel bij bloemen, van huis tot huis.
Dc overburen sliepen nog. De witte gor
dijnen waren neer, huis aan huis; de ra
'men teek-enden witte vierkanten, scherp en
precies, en zwart-omlijst, in het nauwe
Ijgteentjc-tegen-steentje van de nu; Ak\-
dat do voor liaaxy verschenen partijen, met
onderling goedvinden, in plaats van een
uitspraak over de geldigheid van het ont
slag, hijlegging van het ge?chil verzochten.
Wel echter zou het dan do vraag ziin of
zulk een buiten haar wettelijke taak vallen
de beslissing rechtskracht zou bezitten, in
dien bijv. een der partijen ten slotte toch
weigerde aan do uïtëoraak te vol do n.
Bij de Commissie van Geschillen daaren
tegen lean men alles brengen; misschien ook
de vraag omtrent de geldigheid van een
ontslag. Nochtans meencn wij, dat het zeer
twijfelachtig is, of ten slotte de onderwijzer
toch niet altijd do bevoegdheid behoudt om
zich tot de Commissie van Beroep te wen
den. Het komt ons voor, dat een onderwij
zer wel vrijwillig zich aan dc uitspraak van
een ander college lean onderwerpen, maar
dat rechtens de eindbeslissing, wordt ze
ingeroepen, steeds blijft bij de Commissie
van Beroep. Anders zou hetgeen tot bescher
ming van. den onderwijzer in het algemeen
belang is vastgesteld eenvoudig kunnen wor
den ter zijde gesteld.
Of, indien een schoolbestuur, liever dan
zich te onderwerpen aan de uitspraak van
do Commissie van Beroep, afstand deed van
zijn recht op subsidie, het desniettemin
in rechte zou kunnen worden aangesproken
tot naleving der overeenkomst, is een rechts
vraag, die nïfct zoo gemakkelijk te beslissen
is, maar die waarschijnlijk wel nooit zich
zal voordoen.
Het is intusschcn voor schoolbesturen cn
onderwijzers wenschelijk van clczo verhou
dingen zich zoo juist mogelijk rekenschap
te geven.
Vereenvoudiging van x a-
m o n s. Do ,,B c richten en Mede-
doelingen der Vcreeniging tot
vereenvoudiging en verbete
ring van e x a m e n s e n o n d e r w ij s"
bevatten dozen keer een stuk van prof. M
C. Schuyten, to Antwerpen, v oarin hij de
vragen beantwoordt: „Wat is overlading?
Ontstaat zij door een te veel of door een
zijdig» lading?"
Sclir. vergelijkt de school met gietvormen,
waar het opkomend geslacht wordt door-
heengehaald; waaruit het verzwakt en ont
zenuwd te voorschijn treedt, onbeholpen dan
do wereld rondstaart en nu, voor eigen re
kening, zijn opvoeding begint. Elke graad
houdt er zijn eigen vormpje op na: in den
eersten is heb meer dan te eng, ongewoon
pijnlijk; in den tweedon reeds minder ge
voelig, maar niet minder gevaarlijk; in den
derden tamelijk breed. Tegen die gietvor
men heeft schr. principieel geen bezwaar,
opvoeden is steeds kneden cn richten
wel tegen de wijze, waarop zij worden aan
gewend.
Aan de hand van onderzoekingen van
SchmidtMonnard betoogt sclir., dat cr bij
het verlaten der school meer zieke kinderen
zijn dan bij hot binnenkomen; dat bij kindo
ren, dio halve dagen schoolgaan, dc ziekte-'
frequens kleiner is dan in scholen met voor-
en namiddagonder wijs; dat schoolgaande
kinderen minder in lengte en gewicht toe
nemen dan niet schoolgaande; dat de ge
ringste toename juist valt in het 7de jaar,
den tijd, dien wij uitkiezen om bovenge
noemde gietvorm te gaan toepassen.
Uit onderzoekingen van Cohn en Straub
moet blijken de toenamo der myopie met do
intensiviteit van bet onderwijs; uit on
derzoekingen van schrijver 'zeiven verklaart
hij de toenemende uitputting gedurende het
lig-precies en zooals het behoort, was dat
allemaal.
Jan liep heen en weer, langs de ramen;
eon beetje in beroering, dio hij trachtte
weg te moffelen, zenuwachtig. Hij was
oen lummelige opgeschoten jongen, van een
vier-, vijf-en-t-wintig jaar. Zijn kalverige
oogen stonden een beetje vermoeid; zijn
kort, stijf borstelhaar was nog niet ge
daan. Hij liep in een oude, zokkerigc huis
jas, een buis van groen-geribd fluweel, in
een grauw-grijze, flodderige broek cn op
pantoffels
Een poosje bleef vrouw Meyer zitten,
als een wassenbeeld, met haar grijnzcrig-
vragend gezicht; alleen die eene voet bleef
wiebelen op en neer. Toen vroeg zij lang
zaam, tergend-langzaam, met zanikende
stem:
„En wat denk jij d'r nou van?"
Op ieder woord gelijke klemtoon.
Zij keek even tot hem op; hij liep maar
heen en .weer.
Toen zat zij opnieuw, breed en grijnzend,
net of zo geen stom woord had gezegd.
Jan antwoordde niet. Hij deed of hij
niets hoorde; misschien hoorde hij ook
niets, en bleef maar aan het schilderen,
langs do twee ramen, met vitrages.
Hij was prikkelbaar dien ochtend. Erg
prikkelbaar. Er was niet veel too noodig,
om hem te doen losbreken als een onweers
bui. Hij had stierlijk het land, dat dat
wijf met d'r geteem hem kwam zaniken nou
net op dezen dag, op den dag dat hij Door
tje zou vragen. Dat zou immers allemaal
terecht komen, als hij maar eenmaal met
Doortjo getrouwd was. Die ouwe zat 'r war-
rempies iü, en zijn eerste daad, na z'n hu
welijk, zou zijn: nou is ineens 'n eind to
maken an al die berenrommel, en dan je
d'r nooit meer in te werken. Vat leuterde
dat mensch toch van d'r zestig pop 1 De
kleermaker moest cr vel tweehonderd heb
ben I En nou haid-ie nog een gekleedo jas
noodig ook. Als 't d'r door ging dan altijd.
Och; natuurlijk ging 't d'r dóór 11 Als t-i©
't nou ineens vertelde, an de juffrouw, dat-
ie geangasjeerd was, cn ging trouwen, bin
nenkort, met de rijke Doortje Tapper?
Dan was-t-ie inééns van ai clat geharre-
schoolgaan, en dat do kinderen over hcc
algemeen onbekwaam zijn dc klasren regel
matig dat is parallel aan hun toencmcn-
den ouderdom te volgen.
Uit dat alles concludeert de schrijver, dab
cr een te veel is. Hot ia evenwel niet zoo
zeer de leerstof,dio beschuldigd moet wor
den; wel de manier, waarop zij wordt
onderwezen. Zonder geestelijke vermoeienis
is geen arbeid mogelijk; wanneer zij scha
delijk wordt, is tot nog toe niet tc bepalen;
zulks ligt in de toekomst. Als het onderwijs
ligt in handen van bekwame, kinderkundige
onderwijzers, dio niet uren achtereen de
kinderen stil laten zitten; als de kinderen
buiten schooltijd vrijaf hebben, dan zal wel
niets te vreezen zijn voor de lichamelijke
ontwikkeling en de geestelijke frischlieid
van onze jongens en meisjes.
In con artikel over „afzonderlijke
s o holen voor b ij zonder begaaf
den en het Mannheim er stelsel"
in hetzelfde tijdschift worden de groote
voordeelen van doze manier van verdeeling
dér leerlingen in de klassen aangetoond.
De ontwikkeling en de opvoeding zoowel der
zwakkeren als der meer begaafden komt
daardoor beter tot zijn recht. Te Straats
burg is een der 3-jarige burgerscholen vcor
leerlingen van 916 jaar veranderd van
ccn standen sohool in een rchool van bijzon
der begaafd© leerlingen van alle standen.
De beste leerlingen van allo lagere scholen,
•plm. 6 pCt., werden opgenomen; 20 pCt.
vrijstellingen van het schoolgeld werden
verleend. Zijn de ouders to arm om de kin
deren langer clan de leerplicht eischt (8
jaar) te laten schoolgaan, dan krijgen zij
een toelage van 150 M. per jaar en per kind.
Het is een poging om het onderwijs te in
dividual iseeren en geen talenten verloren
te laten gaan, maar eiken leerling tot do
voor hem mogelijke ontwikkeling te bren
gen.
H. L. D.(rucker) gaf dezer dagen in
„Land en Volk" voor bestuur
ders van Vereonigingcn de vol
gende waarschuwing ten beste.
Bij liet Gerechtshof te Amsterdam is
thans in appèl aanhangig een vonnis der
rechtbank aldaar van 26 Juni 1907, waar
bij aan een kunstlievend© vcreeniging ie
Haarlem het recht op een haar bij testa
mentaire beschikking geschonken erfenis
werd ontzegd, omdat haar dertig jaren
overeenkomstig «de web van 1855 waren ver
streken cn zij dus geacht werd rechtsper
soonlijkheid to hebben verloren.
„Het is mogelijk", zoo schrijft D., „dat
het Amsterdamscho Gerechtshof, waar do
zaak in appél aanhangig is, anders be
slist. Intussohen, het gewezen vonnis geeft
reeds voldoende aanleiding om allen be
stuurders van voreenigingen toe te roepen:
Weest op uw hoedo, hetzelfde kan ook u
overkomen 1 Een handeling, die men
eens om de dertig jaren moet verrichten,
kan men licht vergeten. De gewone schrijf
tafel-agenda laat daarbij in den steek.
Wie bestuurder is van een nè. 1855 op
gerichte vereen iging zie dus telkens eenpi
na, of de tijd dio steeds korter is dan
dertig jaar nog niet is verstreken. En
bemerkt hij, dat het eindo nadert, dan
wacht© hij niet tot do allerlaatste weken.
Het kan soms een poos duren, eer do ver-
eisohtc Koninklijk© goedkeuring op de ver
lenging is verkregen. Hot kan iedere
vereeniging gebeuren, dat or juist in dien
gevaarlijken tijd een suikeroom sterft. En
war af. "VVat zou ze d'r van ophoorenl
Wat zou zo staan kijken met d'r schelvisch-
oogen1
Maar nee, dat ging niet, dat kon je niet
doen. 't Kon toch wezen, niewaar, dat
Doortjo 'm 'n blauwe scheen gaf. En wat-
dan? Of dat de ouwe heer hem doorzag.
Maar dan trouwden zo toch, Doortje ,was
acht-en-twintig. Dan trouwden ze toch, met
'n akte van eerbied, of hoe noem jc zoo'n
cling? Yan eerbied 1 Zeker voor dien kwi
bus, voor dien knul, die dacht dat het
hem, Jan Vermeer, om z'n duiten te doen
wais 1 Die onwo duitendief! Hal hal hal
Net of hij Doortje niet liefhad. Die dui
ten, nou ja, dat kwam d'r bij. Dat kwam
d'r zoo bij, en dat kon je
„Kom, meneer, hoe deDk u d'r nou
over?" begon juffrouw Meyer weer: „Of
betale, óf de straat op. Kiezen of deelen."
Meteen wipte zij van de tafel en kwam
met een sprongetje op uen grond. Jan
hield even op met loopen, om haar te ant
woorden. En zij stond to luisteren, met
naar beneden gezakt© onderkaak.
„Juffrouw, hoor 'ns 1 Je geld krijg jc wel,
maak j© dadrover niet ongerust; dat heb ik
je toch al gezeid. Ik zal d'r niet mee op den
loop gaan, geloof me. Wat is nou zestig
guide, niewaar, om op den loop te gaan?"
„Vier en zestig is 'tl" verbeterd© zij.
„We benne nou al in de derde maand, weet
u dat wel?"
„Ja, dat weet ik wel. Maar ik heb het
niet op het oogenblik; ik h©b 'b niet. Ik
ken 't toch niet van me rug snijen, as 'k
niet hebl"
„Nee, maar dan mot u 'n andere kamer
zoeken. Dan ken ik
„Luister 's, juffrouw, zal ik je 'ns wat
zeggen? Zal ik je 'ns wat vertelle, wat geen
mensch nog weet, en ook niet mag weto?
Hè?"
„Nou?"
„Ik ga trouwe. Op me woord, hoor, ik
ga trouwe met 'n schatrijk meisie. Binne 'n
paar dage wordt m© angasjement publiek;
e-n dadrvan zal je staan kijkel Dat beloof
ik je."
„Zoo, meneer."
„En daar kan j© van op-ah: het eerste,
w& 'k dan doe, is jou m'n achterstallig©
beer betaio. Goed?"
„'b Is toch niet die meid van Yan Rijn,
wèl
„Nee, di© is 'fc niet. Die
„Of die klein© van Tapper? Dio navik?
Ik mag driemaal raaie".
„Ook niet."
„Is ze 't niet?"
„Nee. Maar waarom noem u juffrouw
Tapper 'n narik? Dat zou 'k wel 'ns wille
wet©! Ze heeft wèt 'n lief gozichio, hoor,
en d'r vader zit d'r warrempics in."
„Jawel, zeg, schijn bedriegt. Die kale
schoenenverknoeier Kom, laat je eigo nou
toch niks wijs make 1"
„Wat? Heb de ouwe heer Tapper geen
cente? En hoe woontic dan zoo sjiek? En
hoe komme z'n dochters zoo fijn in de klce-
re? Die Doortjo is toch altijd even gedis-
tegeerd."
„Bal Doortje! Ba!"
Dat ging te ver! Jan stoof op. Ba te
zeggen van z'n aanstaande vrouw 1
Hij was weer heen cn weer gcloopcn;
maar nu hield hij plotseling stil, en toen
stapt© hij met groote passen op juffrouw
Meyer toe. Hij zag wit van woede.
„Welrommelde het tusschen zijn
tanden. En terwijl hij het doodelijk ver
schrikte, vorbaasde mensch bij d'r arm
greep, en haar heelemaal met kraoht heen
en weer schudde:
„Zeg dat nóg is! As jo 't hiirt in jc lijf
heb! Zeg dat nóg is!"
„Bê-jo gek, meneer? Jo doet me pijn!!"
Geschreeuw en gevloek, gegil cn gejank.
Op dat oogenblik klonken voetstappen de
trap op. D© man van juffrouw Meyer smijt
de deur open, komt naar binnen stormen,
on grijpt Jan in z'n borst. Hst buisje
kraakt er van
„Zeg-'n3, kale jakhals, ben jij nou heele
maal gek? wat verbeel jij j© wel, hè?"
De vrouw blèrt
Jan grijpt naar de ijzeren werkkerelshand,
di© 'm in z'n borst heeft, bij z'n keel.
„Ikhijgend,„uw vrouw1"
„Mijn vrouw! Mijn vrouw! Wat heb jij
noodig met mijn vrouw. Ik vraag jc, wat
of j© met me vrouw noodig heb I En no
ga je d'r uit!"
Daar doorheen hikt vrouw Meyer
„Watben ikgeschrokke
Ikdochdat-iegok wier 11"
En ineens, zenuwachtig, schaterend, in
dc luoht slaand met haar armen cn haar
beenen, begint zij te gillen.
„D'r uit! d'r uit! Smijt 'm d'r uit, hoor,
die dief, dat zwijn, die Sjambcrlajn
Zij grijpt mee aan. En zij is 't nog méér
dan haar man die den jongen voortduwt,
de open deur uit, het corridortjo op.
Worstelend komen zij bij de trap. Jan,
tegenspartelend zonder geluid te govcn,
laat zich duwen, dragenzijn voeten schui
ven zwaar over den grond, een eind vooruit.
Maar ineens, als zij vóór het trapgat
staan, cn de voeten al neergebonkb zijn op
do bovenste tree bedaart dc toorn.
„Mot ik je d'r nou afsmijten?" vraagt
d© man. Maar bij vraagt bet al op veel kal
mer toon.
En Jan: „Nee, ik ga liever zelf".
Meer niet.
Zenuwachtig gestommel langs do trap. Do
voordeur, die wordt open gedaan. Straat
geluid.
„Je rommeltje zullen wc maar lioue, os
pand".
En vrouw Mcycr:
„Dc kompelementen an jc vrouw, zeg!"
Hij hoort het nog ncü Avon schreeuwen;
dan slaat de deur achter hem dicht. Een
hoed heeft hij niet Hij staat met z'n on
gekamde haren, z'n grocn-fluweclcn huis
jasje en z'n pantoffels, op de stoep; in den
wind. De stad ging ontwaken.
Eerst had hij een gevoel van rust en vei
ligheid. Maar hij begon te loopen, bij wist
niet waarheen:. En toen kwam al dc ellende
van zijn toestand hem helder voor den geest.
Geld, om dc noodige klecrcn t© koopen, had
hij niet. Naar zijn kamer durfde hij niet
meer terug. Hij sidderde bij het idee alléén.
Doortje Tapper kon hij niet gaan vragen.
Toen kwata als oen ironie, waar hij toch
nog even om moest lachen, dc gedachte in
i hem op:
j „Korelhad haar nou ooi: éér. d.ig eerder
I gevraagd