I.EIBSCH BAG-BLAB, Zaterdag- 28 llaart. Anno 1.908. Brieven van een Leidenaar. Gemengd Nieuws. FEUILLETON. Haar plicht getrouw» Wo. 1^755. CCXXI. Een geliefkoosd en actueel onderwerp is tegenwoordig weer de tuchteloosheid van on ze straatjeugd. Daar is wel vaker wat over te doen geweest en de toekomstige burgers van Nederland moeten zelfs in het buiten land den naam van ruw, ongemanierd en onbarmhartig jegens vreemdelingen hebben. Is dat zoo, dan dagteekent de kwaal, waar aan de kleinere en grootere jongens, die op de straten last veroorzaken, lijden, zeker niet van gisteren en eergisteren en wij oude ren, die sinds lcorteren of langcren tijd de kinderschoenen en klompen zijn ont groeid, zullen wijs doen de hand in eigen boezem te steken, voor wij meezingen in het koor van hen, die klaagliederen aan heffen over de houding van het jonger man lijk geslacht op 's hecren straten. Dat de tuchteloosheid en bandeloosheid van de jeugd in de laatste weken weder het onderwerp bij uitnemendheid is voor tijd schrift en krantenartikels, zoowel als van allerlei gesprekken, vindt zijn aanleiding vooral in twee feiten. Een officier bij de cavalerie in Amsterdam, die op straat veel last ondervond, noodigde een krantenman uit hem eens te vergezel len op een tocht door eenige achterbuurten van deze groote stad, met het oog op de houding der straatkinderen. Deze heeft dit aangenomen en van wat hij daar heeft ge zien en ondervonden, een boekje ojjen gedaan. Het moet eenvoudig een schandaal zijn geweest, hoe kleine en groote bengels tegen den ruiter zijn opgetreden. De houding vaü de politie was daarbij uiterst zwak, het had den schijn of de politie dacht dat er toch niets aan te verhelpen wasde ouders zagen het lijdelijk of zelfs nog wel met nauw ver holen welgevallen aan *»n do onderwijzers men ging ook door straten waar scholen juist uitgingen bemoeiden zich, behoudens enkele uitzonderingen, niet met de kinde ren buiten de school. Een andere reden, waardoor het onder werp weder op de dagorder is gekomen, is gelegen in het feit dat er zich een nieuwe verceniging heeft govormd ter bestrijding van de tuchteloosheid van het jonger geslacht. Op de vergadering te Utrecht, waar deze vereeniging werd opgericht, zijn onze jon gens ook niet altijd van de aangenaamste zijde besproken en zoo is onwillekeurig van twee kanten weder op een overigens zeer bekend verschijnsel de aandacht gevestigd. En als men over zoo iets leest en er over hoort praten, dan denkt men in de eerste plaats aan eigen stad of dorp en vraagt zich af, hoe het daar staat met de straat- plaag. Zoo ontmoette ik in de laatste we ken ook dikwijls Lei denaars, die het over de Leidsche straatjeugd hadden. En wat ik er al zoo van vernam was Van dien aard dat, mogen de Leidsche jon gens ook al geen heilige boontjes, zelfs geen brave Hendrikken zijn, het kwaad hier toch nog niet zulk een omvang heeft aangeno men als bijv. in het groote Amsterdam, voor zoover wij kunnen afgaan op de verhalen die daarover in de kranten de ronde heb ben gedaan. Ik zelf, die ook nog al eens op het pad ben, heb van den Lcidschon straatjongen in 't algemeen genomen ook nooit zulk een slechten indruk gekregen. En toen mij dan voor eenigen tijd word gevraagd of ik er niet een stootje aan wil de geven, dat ook in onze gemeente een af- deeling of groep werd gevormd, van dc vereeniging ter bestrijding der tuchteloos heid van onze straatbevolking, heb ik daar voor hartelijk bedankt. Ik geloof in de eerste plaats dat het aantal bonden en ver- eenigingen al zulk een bedenkelijke hoogte heeft bereikt, dat we al zeer groote sym pathie moeten hebben voor eenig streven om er een vereeniging of bond voor in 't leven te roepen. En zeer sterk is mijn sym pathie voor de nieuwe vereeniging niet. Ik wil dus op den voorgrond stellen, dat ik niet wcnsch dat in Leiden een afdeeling van de nieuwe vereeniging komt. Voor do vorming en opvoeding van den jongen mensch verwacht ik veel meer van een werking van binnen uit, dan van bui ten af. De uitgangen liggen ook hier in het huis gezin, de school, liet catechisatio-lokaal. De politie mag waken, voorkomen, ont zag inboezemen door uniform en gummi stok, opvoeden mot haar sterken arm ver mag ze niet. Ik voor mij heb toch weinig vertrouwen in de opvoedende kracht van de roede. Meermalen waa ik getuige dat ouders zich voor «den kantonrechter hadden te verantwoorden, wegens overtreding van de leerplichtwet. En zeer dikwijls werd daar bij do treurige bekentenis afgelegd: „Och Edelachtbare, wjj kunnen er niets aan doen. De jongen wil niet." En als dan de vermaning er op volgt: „niet uw ind heeft to willen, maar gij", dan luidde bijna altijd het antwoord: „Ik," of als do vrouw voor stond „mijn man heeft hem al zóó geslagen, maar dat geeft ook niets I" Juist, dat geeft ook niets. Wanneer do ouders niet met zedelijke middelen invloed op hun kinderen kunnen uitoefenen komt or van do huiselijke opvoeding niet veel terecht. Er zal aan de huiselijke opvoeding ook in Leiden wel heel wat haperen, dat geloof ik wel, maar dat wij in dit opzicht een vergelijking met andere plaatsen toch wel kunnen doorstaan, bewijst het feit dat do balddadigheid der jeugd in onze stad niet zóó in 't oog loopond ia als in som- migo andere plaatsen, waarover de couran ten schrijven. Doch daartoe zal ook bijdragen de school- opvoeding. In het verhaal uit Amsterdam heet het, dat de onderwijzer zioh niet be moeit met de gedragingen van het kind op school. Misschien is dat ook een eigenaar digheid van het groote-stads-leven als het waar is, maar het doet mij genoegen dat ik na informatie bij openbare en bijzon dere onderwijzers hier ter stedo verklaren kan, dat het in Leiden zoo niet gaat. Hier worden de gangen van do leerlingen' ge volgd ook buiten de lokalen van het schoolgebouw. En wat daardoor wordt ver kregen en voorkomen, daarvan zou ik aar dige gevallen kunnen medcdeelen, als ik het hoofd van een derde-klasse-school eens liet spreken. Misschien wil hij zonder vermel ding der namen zelf eens aan de lezers van het „Leidsch Dagblad" vertellen wat hij mij persoonlijk mededeelde. Ik wil er alleen maar van zeggen dat wij wel respect mogen hebben voor onze volks opvoeders, en voor zoover het aan ons ligt moeten medewerken dat zij hun moeilijke taak met opgewektheid vervullen. Het deed mij dan ook genoegen" dat de gemeenteraad, zonder groote financieelo lasten van den kant der gemeente, dezer dagen de jaarwedden van deze ambtenaren heeft kunnen verhoogen, en dat ik te gelijk vernam dat de bijzondere onderwijzers m deze gemeente niet minder goed bezoldigd worden. Een arbeider is zijn loon waard en de ar beider die werkt aan de vorming van den jongen mensch, den tockomstigen staats burger, niet het minst. Overigens is er veel ter verontschuldiging aan te voeren voor kinderen uit een Am- Bterdamschc achterbuurt, die tot baldda digheid overslaan bij het zien van cavale rist of welke andere ongewone verschijning, ook. Het gevoel heeft grooten invloed op 'b menschen handelingen en vooral op die van een kind. Ik herinner mc tot mijn schaamte tot op dezen dag, hoe ik met andere jongens in mijn jeugd eens ben opgetreden tegen een armen berenleider, om ja, om het onge wone van het geval. Toen wij later van den meester hoorden dat de man ziek lag in een volkslogcment, brachten .we gaarne wat uit onzen spaar pot meo om hem te helpen. Wij moeten onze volkskinderen geven een vrijen ruimen blik in 't leven, in de ge legenheid stellen zich uit te leven buiten de enge stegen en straten van de stnd. Dc beste middelen tot bestrijding der tuchteloosheid zijn kinderspeeltuinen, par ken pleinen, waar de jongens en meisjse in hun vrijen tijd kunnen spelen en rar votten, vliegers laten opgaan, voetballen en tennissen en wat niet al. Zoomin men een leeuwi rik kan dwingen in een molshoop te verkeeren, zoomin 6chikt zich de jonge kinderziel in de engte van een achter buurt op straffe van onnatuur en bande loosheid. Toen de Leidsche speeltuin voor het eerst werd geopend, sloegen de kinderen het speelgoed en de werktuigen stuk en waren zo voor de leidérg een plaag. Thans spelen ze ordelijk en vredig en het is een genot die spelen te leiden. Toen voor eenigen tijd do heer Reimerin- ger in den Leidschen gemeenteraad er op wees, dat wij het Raamland moesten reser veeren voor een park en speelplaats voor do honderden, die nu moeten ademen, leven en spelen in nauwe straten tusschen hoogs muren, toen lachten sommigen, als wilden ze zeggen: „hoe komt de man er bij" en toch openbaarde zich daarin een toekomst- ideaal, waardoor het vraagstuk van de bandeloosheid onzer j^ugd mede op bevre digende wijze zal moeten worden opgelost. Kaashandelaren. Te Gouda vergaderde de Nederlandsche ver eeniging van kaashandelaren, onder voorzit terschap van den heer J. F. W. S. Middel beek. De secretaris bracht het jaarverslag uit,, waaruit o. a. blijkt dat de vereeniging telt 144 gewone en 9 buitengewone leden. Do rekening en verantwoording van den pen ningmeester, sluitende met een batig saldo van f 93.28, werd goedgekeurd. Tot leden van het bestuur werden herbe noemd de heeren W. Laming te Rotterdam, J. L. van Eijlc en A. J. Schilt te Gouda. De vergadering keurde zonder discussie goed het bestuursvoorstel „dat van af 1 Ja nuari 1908 de „Vereeniging van kaashande laren van Bodegraven en Omstreken" een afdeeling zal uitmaken van de „Nederland sche Vereeniging van kaashandelaren". Deze afdeeling heeft hot recht besluiten te nemen, uitsluitend rakende plaatselijke belangen en geeft daarvan telkens binnen 8 dagen ken nis aan het bestuur der vereeniging. De Voorzitter sprak de wenscliclijkheid uit van de oprichting van meer afdeelingon ook in de grootere plaatsen en van het maken van propaganda voor de vereeniging vooral in Noord-Holland. Hij deelde nog mede dat weder een paar buitenlandsche firma's als buitengewone leden tot de vereeniging zijn toegetreden en hoopt dat ook eenmaal de buitengewone leden zich tot een afdeeling zullen vormen. Zoo goed als zonder debat werd alsnu aan genomen het bestuursvoorstel „om zoo dik wijls dit noodig blijkt aan de leden der veree niging lijsten te zenden bevattende de na men van firma's (in binnen- en buitenland) waarmede het gewcnscht is geen zaken te doen, alvorens nadere inlichtingen bij het bestuur te hebben ingewonnen." Eveneens aangenomen werd het bestuurs voorstel, luidende: „Door het bostuur zullen maandelijks aan de leden der vereeniging lijs ten worden gezonden, bevattende de namen van kaasmakers, wier kaas, in de daar voor gaande maand, zéér belangrijke fouten toon den (blauw, knijperig, enz) en daardoor grooto verliezen gaven of zullen geven." Men meldt ons: Gisteren hield de Leidsche Hengelaars-Vereeniging „Haal op" de jaarvergadering in de bovenzaal van het Café Popp. Na opening door den voorzitter en voor lezing der notulen, bracht de secretaris, de heer John Erkelens, een kort, doch zakelijk verslag uit over het afgeloopen Vereenigings.- jaar. Uit dit verslag bleek, dat de toestand der Vereeniging goed is. In het verloopen jaar kwam het pachten van een polder tot stand, terwijl het bestuur zich nog steeds bezig houdt met het pach ten van een tweeden polder. Het ledental is met 3 verminderd. Besloten werd de contributie per hoofd en per jaar met f 2 te verhoogen. Namens de Vereeniging dankte de voorzit ter den secretaris voor zijn vele diensten der Vereeniging bewezen en bood hem een stof felijk blijk van waardeering aan, waarvoor de secretaris met een hartelijke toespraak dankzegde. Uit het uitgebracht verslag door den pen ningmeester bleek, dat in kas was een batig saldo van f 27.98. Aan de beurt van aftreding waren de hecren Smit, voorzitter, Craina, penning meester, Delzasso Jr., 2de commissaris. Alleen de penningmeester stelde zich her kiesbaar. Na gehouden stemming stelde het bestuur zich samen als volgt: C. Hendriks, voorzit ter; John Erkelens, secretaris; A. Crama, Penningmeester; C. J. P. Bognetteau, 1ste commissaris; G. Briejer, 2de commissaris. Do secretaris was de tolk der vergadering, toen hij den afgetreden voorzitter bedankte voor zijn gewichtige diensten steeds aan de Vereeniging bewezen. Besloten werd, nu door den verboden visch- tijd in do binnenwateren niet mag worden gehengeld, op 30 April a. s. een clubtocht te organiseeren naar Katwijk aan Zee, ten einde aldaar eens naar zeevisch te hengelen. Na gehouden rondvraag, sloot de voorzit ter deze zeer gezellige vergadering. Aandetolephoonalhier zijn nog aangesloten onder de nummers: 410: H. v. d. Boon, in boter, kaas en gel- dcrsche waren, Hoogewoerd 74. 693: H. do Vries Jr., in bouwmaterialen, Hoogo Rijndijk 45. Do tulpen ontwikkelen zich in het Westland krachtig en doen een sterk gewas verwachten. Alleen onder 's-Graven- zande moeten enaele tulpensoortcn zwak teekenen, vermoedelijk ten gevolge van den ongunstigen zomer '07. Daar ao bloeitijd niet vroeg zal intreden, kunnen do groene veilingen grootendeela „op de bloem" ver wacht worden, wat bij een handel voor kweek van beteekenis wordt geacht. Er bestond sinds lang oen veeto tusschen den heer G. J. Wijnveldt, zoon van den burgemeester van Broek in Waterland, en den volontair ter secretarie, den heer Van Engelenburg. Dc burgemees ter is sinds eenigo maanden ziek en de Raad heeft nu den heer Van Engelenburg tot waarnemend secretaris benoemd. Gisteravond heeft de jonge Wijnveldt zich in het duister achter een boom verscholen, om Van Engelenburg op te wachten en heeft hom met een bijl vrij belangrijke won den toogebracht. De dader is naar don of ficier van justitie te Haarlem vervoerd; Van Engelenburg is overgebracht naar do ziekenverpleging te Amsterdam. Op Zaterdag 4 April, des na middags te 5 uren, zal do bekende Duitsche luchtvaarder dr. K. Wegener met zijn bal lon „Ziegler", groot 1450 kub. meters op stijgen op „Zorgvliet", aan don Schevcnirg- sohon weg, tot het doen van een luchtreis. Dr. Wegener zal vorgezeld worden door de hoeren C. J. Snijders, voorzitter en A. E. Rambaldo, lsto secretaris van het Hoofd bestuur der Nederlandsche Vereeniging voor Luchtscheepvaart. Het bestuur van den Alg. Ned. Diamantbewerkers-Bond te Amsteidain heeft de werkloozenuitkeering aan de leden voor de volgendo weok verlaagd van f 6. op f 8. met dien verstande, dat de toesDg van 25 ets. voor ieder kind gehandhaafd blijft. Omtrent het al of niet uitkeeren van do daaropvolgende week ls nog niets besloten. Het gewoten. GiatermicBdag vervoegde zioh aala het politiebureau J. D. Meyerplein te Amsterdam, een 17-jari- go knaap met de mededeeling dat hij zich ten nadeelo van zijn patroon liad schuldig gemaakt aan verduistering van geld. Te Rotterdam is de dienst bode M. B., in dienst bij den heer J. 0. V., aan den Noordsingel, bij het schoonmaken van een dakraam uit dc dakgoot op de straat gevallen. Inwendig ernstig gekneusd en vermoedelijk de beide enkels gebroken is zij naar het Ziekenhuis gebracht. Na verhoor door de justitie uit Arnhem werd gistermiddag gevankelijk van Doetinchcm nhar Arnhem vervoerd V- S., verdacht van brandstichting in zijn drukkerjj to Doetinckem. Tc Eindhoven is wederom valsch geld in omloop. Het schijnen thans voornamelijk guldens met de beeltenis der Koningin (loshangend haar) te zijn. Ze zijn lichter dan do echte. Een rijwioldief. Donderdag zwierf een vreemdeling op de veekmarkt te Meppcl, een nieuw rijwiel te koop aan- biedende voor 17.50. Dit wekte argwaan. Door de politie aangehouden, noemde hij zioh P. W. Verhage en bekende het rijwiel te Groningen gestolen te hebben. Drie keer heeft hij zich aan zulk een diefstal schuldig gemaakt, waarvoor hij 3£ jaar gevangenis straf ondergaan heeft. Do iran, 27 jaar oud, waa deze week uit de gevangenis ontslagen. Uit den IJ3el onder de gemeen te Gorsel is Donderdagmiddag opgehaald het lijk van den Gor&elsehen landbouwer G. J. L., die sedert Donderdagmorgen ver mist werd. Hij laat een vrouw en 3 kinde ren achter. Uit Oudonbosch meldt men aan de ,.N. R. C."Toen v. Z. Woensdag avond per fiets van Zegge, waar hij ker mis had gehouden, huiswaarts keerde, werd hij nabij de woning van L. v. A. door ecu met een geweer gewapend persoon aange roepen. Y. Z. reed door, doch de aanrander legde aan e-n schoot v. Z. een schot h:ig' l in het hoofd en een in het hoofd en een in het dijbeen, waarna hij de vlucht nam. V. Z. werd door eenige personen, die op het gerucht der sciioten kwamen aanloopen, in een herberg gedragen en, hoewel men voor zijn leven vreesde, schijnt er nog eenige hoop te bestaan. De dader, naar wien de politie een stren onderzoek instelt, is tot nu toe nog niet be kend. Twee Turksche cavalerie-rc- gimenten, in garnizoen te Adrianopel, zijn aan het muiten geslagen; zij cischcrr bun achterstallige soldij en vergunning voor h^r wier diensttijd verstreken is, om naar hv' haardsteden terug to keeren. Vergeefs trachtten de kolonel en daarna de generaal van een infanterie-korps de manschappen te sussen, beiden moesten onverrichtcrzako terugkeeren. Een gedeelte der muiters drong daarna een moskee binnen, waar zij hun uniformen voor burger kleeding verwisselden, maar hun wapens bij zich hielde®. Een bataljon infanterie omsingelde daarop do kazerne der muiters, maar dezen hebben verklaard tegenstand te zullen bicden tot hun eischen ingewilligd zijn. Het toonoelgcbouw van don beroemden Drury Lane schouwburg te Lon den is geheel door brand vernield. Het ijze ren brandscherm, dat het toonccl van do toeschouwersruimto scheidt, heeft prachtig stand gehouden, zoodat in de zaal geen schade werd aangericht. Toch rekent men dat voor vijf of zes ton waarde door het vuur word vernietigd. De brand zal echter behalve assurantie maatschappijen, ook schade doen aan het ge zelschap dat er speelde en dat het toch al smal had. Drury Lane Theatre ©af prachtig gemon teerde kijkstukken, melodrama's en ballet ton en heel wat kostbaar materieel ging in vlammen op. Do brand werd des morgens vroeg ont dekt door de dienstdoende wacht. Hoewel onmiddellijk om hulp werd getclephonccrd, kon men de snelle uitbreiding der vlammon niet beletten. Reeds twéémaal werd Drury Lano Thea tre door brand vernield. Do eerste maal in 1672, daarna in 1809, onder Shoridan's directie. Het gebouw in zijn tegen woord i- gen vorm dagteekent van 1812. Het werd geopend met een proloog van Byron. Een Londen sch politiorech- ter heeft dr. Stanton Coit, voorzitter van het West- Londenschc Ethische Genootschap tot een maand gevangenisstraf veroordeeld wegens onbehoorlijk gedrag tegen een om nibus-conducteur, terwijl hij met dezen achter op een bus stond. Dr. Coit ontken de beslist, maar de rechter nam liet getui genis van den conducteur aan. Sir Monta gu Pollock legcle gunstige getuigenis van het karakter van dr. Ooit af en een Parle mentslid zorgdo, dat hij onder borgtocht op vrije voeten bleef, zoolang het hooger beroep, dat ingesteld is, niet is beslist. Dr. Ooit is de bekende schrijver cn spreker over zedekunde. Hij is onlangs bij een ver kiezing in Engeland werkraansafgevaardig- do geweest. 81) Toen Rolf den tuin doorging, kwam een bode van Berkow hem een brief overhandi gen. Tornau opende het epistel, terwijl hij met een sombere uitdrukking op zijn gezicht las: „Beste mijnheer von Tornau! Het was niet goed van mij, dat ik je oDlangs slechts gedeeltelijk een opheldering heb gegeven. Ik had geheol openhartig tegen u moeten zijn, als oude vriendin. Ik weet, dat uw belang stelling voor mevrouw Werkentin groot ge noeg is, dat u wenscht in deze geschiedenis juist te kunnen oordeelen. Kom nu van middag om drie uren bij den vijver. Daar zal u alles vernemen. Vriendelijk verzoek ik je echter je plan geheim te houden; daar voor heb ik goede reden. Je Melanio von Berkow." Rolf vouwde het briefje weer op en zei: „Zeg, als het u belieft aarr mevrouw de ba rones, dat ik zal komen." De bode verwijderde zich en Rolf trad hot huis binnen. In zijn kamer zat hij lang te peinzen. Zooals het op het oogenblik was kon het niet lang meer duren; dat zag hij maar al te duidelijk. Liever dan maar de hopelooze zekerheid dan deze zenuwachtige twijfel. Hij moest weten, wat er tusschen Trachwitz en Renate bestend. Tot eiken prijs wilde hij dat weten. Melanie was te voet naar den vijver ge gaan, om aan niemand te verraden, wat zij van plan waa. Zij kwam veel te vroeg op de afgesproken plaats. Zij had het met op zet zóó ingericht, om een schuilhoek op w zoeken. Zij keek onderzoekend om zich heen en overlegde, waar zij zich hot best kon ver bergen. Zij moest een plaatsje uitzoeken, dat haar goed toescheen om te gelijk den weg van Berkow cn dien van Tornau in het oog te kunnen houden. Daar, waar deze beide wegen samen kwa men, stond een paviljoen, dat soms door mevrouw von Tornau als plaats gebruikt werd, om wat uit te rusten als ze in het bosch wandelde. In den winter werden daarin de banken en tuinmeubelen geborgen. Zij waren hier al voor dit jaar ondergebracht en Melanie besloot zich in het paviljoen achter de op gestapelde meubelbarricado te verbergen. Door do-duikjes had ze een vrijen blik over den weg en tegelijkertijd bleef ze zelf ver borgen, ook zelfs dan nog, als ze beiden direct in het paviljoen zouden treden. Als Tornau kwam, behoefde hij die twee slechts te zien. Dat zou voldoende zijn. Wat ze bespraken, zouden ze woord voor woord kunnen hooren; de lucht was stil cn helder en de ramen stonden open. Zoo geloofde ze een goede plaats geko zen te hebben cn wachtte nu in spanning de dingen af, die zouden kemen. Zij bad wel al een halfuur gewacht, toen ze eindelijk Trachwitz zag komen. Hij kwam te paard, steeg dicht bij het paivl- jocn af en bond do teugels aan een boom vast. Toen liep hij op cn neer. Zijn gezicht was bleeik en zijn oogen flikkerden koorts achtig. Zenuwachtig streeldo hij eenige malen met zijn hand over zijn voorhoofd; toen bleef hij plotseling staan en keek op gewonden tusschen de boo min door. Renato kwam haastig op hem toe, be groette hem met vragen don blik en blcof stil tegen een boom geleund staan. „Wat heb jo mij te zeggen? Ik neem aan dat het een zaak van gewicht is. Maalk het echter, als het je belieft, kort-, wiant ik heb weinig tijd." „Zoo kort mij mogelijk is. Maar zoo'n vreeselijke haast zul je toch wel niet heb ben?" „Je weet, dat ik evenmin do vrije be schikking over mijn tijd heb, als jij. Je wilt met mij over onze scheiding spreken, nietwaar? Wat heb jo tot nu toe bereikt?" „Niets, Renate; ik heb in die richting nog in hot geheel geen stappen gedaan." Zij sloeg haar handen in elkaar en keek hem ten zeerste verwonderd aan. „Nog steeds niet? Mijn Hemel, dat had toch al lang moeten gebeuren. Deze toestand is ondraaglijk." „Is het dan zoo vreesdijk voor jou, mijn vrouw te zijn? Renate, eens was je geluk kig, toen jo het mocht zijn." Zij kromp ineen als onder een slag. Haar oogen kdken hem toornig aan. „Spreek daarover niet! Het lijkt me nu een smet, dat ik toentertijd mijn hart zoo geheel voor je open zette. Zwijg daarvan hot is voor ons beiden genoeg! Wat geeft dat alles ookl Ik ben niet naar hier geko men, om daarover mot jou te onderhande len. Je hadt mij beloofd dadelijk met HeUmann to spreken om onze scheiding te verhaasten. Waarom heb je jo woord niet gehouden „Heb je daarmee zoo'n haast?" „Ja," riep zdj hartstochtelijk „Mijn hu welijk met jou was een vernedering, die je mij hebt aangedaan, en die ik tot nu^, toe nog niet te boven ben. Jo beschouwde mijn geld als hoofdzaak en nam mij er bij als een noodzakelijk kwaad, dat jo echter gauw als overbodigen ballast over boord hebt gegooid, toen je het niet meer noodig ha-dt. Als ik er aan donk, dat je mijn liefde als bijzaak beschouwde, dan zou ik nog wel dol kunnen worden. Begrijp je nu ook, dat ik, sedert ik jou weer in mijn nabijheid weet, er innig naar verlang, vrij te zijn?" Hij keek haar met vurige oogen aan. Wat was zij mooi in haar woede! Eerst nu voelde hij, wat hij deze trotsche, reine vrouwenziel hod aangedaan. Een diepe zucht ontsnapte aan zijn borst. „Je hebt gelijk, Renate, ik weet en uc- grijp nu eerst den omvang van mijn behan deling. Ik vermoedde echter niet, dat je zoo vurig naar vrijheid verlangde." Zij had zich gedwongen kalm te blijven en streek met bevende vingerj over haar voorhoofd en oogen. „Dat ik zoo naar vrijheid verlang, is ook nog om een andere reden. Ik wil niets meer voor de menschen te verbergen heb ben, die zoo goed voor mij zijn. Ik verlang er naar vrij allee te kunnen bekennen." Hij kwam dichter bij haar staan. „Nu goed, Renate. Ik geef jou je woord terug, je kan dan overal vertellen, dat ik jo man ben. Renate, ik moet je een bekentenis doen. Ik wil mo niet van je laten scheiden, omdat ik je liefheb, je liefheb, zooals ik nog nooit heb lief gehad. Eerst nu heb ik je naar waarde feeren schatten, en deze ontdekking heeft mij tot een beter mensch gemaakt. Laat mij weer goed maken, wat ik aan jou heb misdaan; keer in mijn ar men en aan mijn hart terug. Laat ons van hier gaan en een nieuw leven beginnen. Je moet mijn vrouw zijn. Ik wil voor jo werken, hard werken; ik wil je op mijn handen dragen, alles wil ik voor jo doen, wat in mijn macht is. Laat me niet tever geefs smeeken; Rena, mijn vrouwtje, wees barmhartig; en verstoot mij niet, ik smeek je cr om." Zij had hem verschrikt en verbaasd aan gehoord en keek hem met strakke, wijd ge opende oogen aan. In haar ooren suisde het; het duizelde haar; het was haar als werd ze opgenomen cn in vliegendo vaart weggedragen. En terwijl ze langzamerhand weer tot l>o- zinning kwarn, voelde ze plotseling een za lige, maar toch verschrikkelijke zekerheid. Deze man, die om haar liefde smeekte, waa voor haar een vreemde, dien ze nooit zou kunnen toebehooren, want haar hart behoorde tot in al zijn vezelen aan Rolf TornauI Dat was geen liefde, zcwls zij die eens voor den man gevoeld, die nu smcokend voor haar stond; het was geheel verschil lend van do eigenzinnigheid, waaraan zo tegen den wil van haar vader had toege geven. Wat ze voor Rolf gevoelde waa do zuivere, alles verdragende, alles overwin nende liefde van de vrouw, die door niets, niets te verbreken is, omdat zo niet op uiterlijkheden ia gebaseerd, maar het in nerlijke van het wezen betreft. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 5