I.EIBSCH BAG-BLAB, Zaterdag- 28 llaart.
Anno 1.908.
Brieven van een Leidenaar.
Gemengd Nieuws.
FEUILLETON.
Haar plicht getrouw»
Wo. 1^755.
CCXXI.
Een geliefkoosd en actueel onderwerp is
tegenwoordig weer de tuchteloosheid van on
ze straatjeugd. Daar is wel vaker wat over
te doen geweest en de toekomstige burgers
van Nederland moeten zelfs in het buiten
land den naam van ruw, ongemanierd en
onbarmhartig jegens vreemdelingen hebben.
Is dat zoo, dan dagteekent de kwaal, waar
aan de kleinere en grootere jongens, die op
de straten last veroorzaken, lijden, zeker
niet van gisteren en eergisteren en wij oude
ren, die sinds lcorteren of langcren tijd de
kinderschoenen en klompen zijn ont
groeid, zullen wijs doen de hand in eigen
boezem te steken, voor wij meezingen in
het koor van hen, die klaagliederen aan
heffen over de houding van het jonger man
lijk geslacht op 's hecren straten.
Dat de tuchteloosheid en bandeloosheid van
de jeugd in de laatste weken weder het
onderwerp bij uitnemendheid is voor tijd
schrift en krantenartikels, zoowel als van
allerlei gesprekken, vindt zijn aanleiding
vooral in twee feiten.
Een officier bij de cavalerie in Amsterdam,
die op straat veel last ondervond, noodigde
een krantenman uit hem eens te vergezel
len op een tocht door eenige achterbuurten
van deze groote stad, met het oog op de
houding der straatkinderen. Deze heeft dit
aangenomen en van wat hij daar heeft ge
zien en ondervonden, een boekje ojjen gedaan.
Het moet eenvoudig een schandaal zijn
geweest, hoe kleine en groote bengels tegen
den ruiter zijn opgetreden. De houding vaü
de politie was daarbij uiterst zwak, het had
den schijn of de politie dacht dat er toch
niets aan te verhelpen wasde ouders zagen
het lijdelijk of zelfs nog wel met nauw ver
holen welgevallen aan *»n do onderwijzers
men ging ook door straten waar scholen
juist uitgingen bemoeiden zich, behoudens
enkele uitzonderingen, niet met de kinde
ren buiten de school.
Een andere reden, waardoor het onder
werp weder op de dagorder is gekomen, is
gelegen in het feit dat er zich een nieuwe
verceniging heeft govormd ter bestrijding
van de tuchteloosheid van het jonger geslacht.
Op de vergadering te Utrecht, waar deze
vereeniging werd opgericht, zijn onze jon
gens ook niet altijd van de aangenaamste
zijde besproken en zoo is onwillekeurig van
twee kanten weder op een overigens zeer
bekend verschijnsel de aandacht gevestigd.
En als men over zoo iets leest en er over
hoort praten, dan denkt men in de eerste
plaats aan eigen stad of dorp en vraagt
zich af, hoe het daar staat met de straat-
plaag. Zoo ontmoette ik in de laatste we
ken ook dikwijls Lei denaars, die het over
de Leidsche straatjeugd hadden.
En wat ik er al zoo van vernam was
Van dien aard dat, mogen de Leidsche jon
gens ook al geen heilige boontjes, zelfs
geen brave Hendrikken zijn, het kwaad hier
toch nog niet zulk een omvang heeft aangeno
men als bijv. in het groote Amsterdam, voor
zoover wij kunnen afgaan op de verhalen
die daarover in de kranten de ronde heb
ben gedaan. Ik zelf, die ook nog al eens
op het pad ben, heb van den Lcidschon
straatjongen in 't algemeen genomen ook
nooit zulk een slechten indruk gekregen.
En toen mij dan voor eenigen tijd word
gevraagd of ik er niet een stootje aan wil
de geven, dat ook in onze gemeente een af-
deeling of groep werd gevormd, van dc
vereeniging ter bestrijding der tuchteloos
heid van onze straatbevolking, heb ik daar
voor hartelijk bedankt. Ik geloof in de
eerste plaats dat het aantal bonden en ver-
eenigingen al zulk een bedenkelijke hoogte
heeft bereikt, dat we al zeer groote sym
pathie moeten hebben voor eenig streven
om er een vereeniging of bond voor in 't
leven te roepen. En zeer sterk is mijn sym
pathie voor de nieuwe vereeniging niet.
Ik wil dus op den voorgrond stellen, dat
ik niet wcnsch dat in Leiden een afdeeling
van de nieuwe vereeniging komt.
Voor do vorming en opvoeding van den
jongen mensch verwacht ik veel meer van
een werking van binnen uit, dan van bui
ten af.
De uitgangen liggen ook hier in het huis
gezin, de school, liet catechisatio-lokaal.
De politie mag waken, voorkomen, ont
zag inboezemen door uniform en gummi
stok, opvoeden mot haar sterken arm ver
mag ze niet.
Ik voor mij heb toch weinig vertrouwen
in de opvoedende kracht van de roede.
Meermalen waa ik getuige dat ouders
zich voor «den kantonrechter hadden te
verantwoorden, wegens overtreding van de
leerplichtwet. En zeer dikwijls werd daar
bij do treurige bekentenis afgelegd: „Och
Edelachtbare, wjj kunnen er niets aan
doen. De jongen wil niet." En als dan de
vermaning er op volgt: „niet uw ind heeft
to willen, maar gij", dan luidde bijna altijd
het antwoord: „Ik," of als do vrouw voor
stond „mijn man heeft hem al zóó geslagen,
maar dat geeft ook niets I"
Juist, dat geeft ook niets. Wanneer do
ouders niet met zedelijke middelen invloed
op hun kinderen kunnen uitoefenen komt
or van do huiselijke opvoeding niet veel
terecht. Er zal aan de huiselijke opvoeding
ook in Leiden wel heel wat haperen, dat
geloof ik wel, maar dat wij in dit opzicht
een vergelijking met andere plaatsen toch
wel kunnen doorstaan, bewijst het feit dat
do balddadigheid der jeugd in onze stad
niet zóó in 't oog loopond ia als in som-
migo andere plaatsen, waarover de couran
ten schrijven.
Doch daartoe zal ook bijdragen de school-
opvoeding. In het verhaal uit Amsterdam
heet het, dat de onderwijzer zioh niet be
moeit met de gedragingen van het kind op
school. Misschien is dat ook een eigenaar
digheid van het groote-stads-leven als het
waar is, maar het doet mij genoegen dat
ik na informatie bij openbare en bijzon
dere onderwijzers hier ter stedo verklaren
kan, dat het in Leiden zoo niet gaat. Hier
worden de gangen van do leerlingen' ge
volgd ook buiten de lokalen van het
schoolgebouw. En wat daardoor wordt ver
kregen en voorkomen, daarvan zou ik aar
dige gevallen kunnen medcdeelen, als ik het
hoofd van een derde-klasse-school eens liet
spreken. Misschien wil hij zonder vermel
ding der namen zelf eens aan de lezers van
het „Leidsch Dagblad" vertellen wat hij
mij persoonlijk mededeelde.
Ik wil er alleen maar van zeggen dat wij
wel respect mogen hebben voor onze volks
opvoeders, en voor zoover het aan ons ligt
moeten medewerken dat zij hun moeilijke
taak met opgewektheid vervullen.
Het deed mij dan ook genoegen" dat de
gemeenteraad, zonder groote financieelo
lasten van den kant der gemeente, dezer
dagen de jaarwedden van deze ambtenaren
heeft kunnen verhoogen, en dat ik te gelijk
vernam dat de bijzondere onderwijzers m
deze gemeente niet minder goed bezoldigd
worden.
Een arbeider is zijn loon waard en de ar
beider die werkt aan de vorming van den
jongen mensch, den tockomstigen staats
burger, niet het minst.
Overigens is er veel ter verontschuldiging
aan te voeren voor kinderen uit een Am-
Bterdamschc achterbuurt, die tot baldda
digheid overslaan bij het zien van cavale
rist of welke andere ongewone verschijning,
ook. Het gevoel heeft grooten invloed op
'b menschen handelingen en vooral op die
van een kind.
Ik herinner mc tot mijn schaamte tot op
dezen dag, hoe ik met andere jongens in
mijn jeugd eens ben opgetreden tegen een
armen berenleider, om ja, om het onge
wone van het geval.
Toen wij later van den meester hoorden
dat de man ziek lag in een volkslogcment,
brachten .we gaarne wat uit onzen spaar
pot meo om hem te helpen.
Wij moeten onze volkskinderen geven
een vrijen ruimen blik in 't leven, in de ge
legenheid stellen zich uit te leven buiten de
enge stegen en straten van de stnd.
Dc beste middelen tot bestrijding der
tuchteloosheid zijn kinderspeeltuinen, par
ken pleinen, waar de jongens en meisjse
in hun vrijen tijd kunnen spelen en rar
votten, vliegers laten opgaan, voetballen
en tennissen en wat niet al. Zoomin men
een leeuwi rik kan dwingen in een molshoop
te verkeeren, zoomin 6chikt zich de jonge
kinderziel in de engte van een achter
buurt op straffe van onnatuur en bande
loosheid.
Toen de Leidsche speeltuin voor het
eerst werd geopend, sloegen de kinderen
het speelgoed en de werktuigen stuk en
waren zo voor de leidérg een plaag. Thans
spelen ze ordelijk en vredig en het is een
genot die spelen te leiden.
Toen voor eenigen tijd do heer Reimerin-
ger in den Leidschen gemeenteraad er op
wees, dat wij het Raamland moesten reser
veeren voor een park en speelplaats voor
do honderden, die nu moeten ademen, leven
en spelen in nauwe straten tusschen hoogs
muren, toen lachten sommigen, als wilden
ze zeggen: „hoe komt de man er bij" en
toch openbaarde zich daarin een toekomst-
ideaal, waardoor het vraagstuk van de
bandeloosheid onzer j^ugd mede op bevre
digende wijze zal moeten worden opgelost.
Kaashandelaren.
Te Gouda vergaderde de Nederlandsche ver
eeniging van kaashandelaren, onder voorzit
terschap van den heer J. F. W. S. Middel
beek. De secretaris bracht het jaarverslag uit,,
waaruit o. a. blijkt dat de vereeniging telt
144 gewone en 9 buitengewone leden. Do
rekening en verantwoording van den pen
ningmeester, sluitende met een batig saldo
van f 93.28, werd goedgekeurd.
Tot leden van het bestuur werden herbe
noemd de heeren W. Laming te Rotterdam,
J. L. van Eijlc en A. J. Schilt te Gouda.
De vergadering keurde zonder discussie
goed het bestuursvoorstel „dat van af 1 Ja
nuari 1908 de „Vereeniging van kaashande
laren van Bodegraven en Omstreken" een
afdeeling zal uitmaken van de „Nederland
sche Vereeniging van kaashandelaren". Deze
afdeeling heeft hot recht besluiten te nemen,
uitsluitend rakende plaatselijke belangen en
geeft daarvan telkens binnen 8 dagen ken
nis aan het bestuur der vereeniging.
De Voorzitter sprak de wenscliclijkheid uit
van de oprichting van meer afdeelingon ook
in de grootere plaatsen en van het maken
van propaganda voor de vereeniging vooral
in Noord-Holland. Hij deelde nog mede dat
weder een paar buitenlandsche firma's als
buitengewone leden tot de vereeniging zijn
toegetreden en hoopt dat ook eenmaal de
buitengewone leden zich tot een afdeeling
zullen vormen.
Zoo goed als zonder debat werd alsnu aan
genomen het bestuursvoorstel „om zoo dik
wijls dit noodig blijkt aan de leden der veree
niging lijsten te zenden bevattende de na
men van firma's (in binnen- en buitenland)
waarmede het gewcnscht is geen zaken te
doen, alvorens nadere inlichtingen bij het
bestuur te hebben ingewonnen."
Eveneens aangenomen werd het bestuurs
voorstel, luidende: „Door het bostuur zullen
maandelijks aan de leden der vereeniging lijs
ten worden gezonden, bevattende de namen
van kaasmakers, wier kaas, in de daar voor
gaande maand, zéér belangrijke fouten toon
den (blauw, knijperig, enz) en daardoor grooto
verliezen gaven of zullen geven."
Men meldt ons: Gisteren hield
de Leidsche Hengelaars-Vereeniging „Haal
op" de jaarvergadering in de bovenzaal van
het Café Popp.
Na opening door den voorzitter en voor
lezing der notulen, bracht de secretaris, de
heer John Erkelens, een kort, doch zakelijk
verslag uit over het afgeloopen Vereenigings.-
jaar.
Uit dit verslag bleek, dat de toestand der
Vereeniging goed is.
In het verloopen jaar kwam het pachten
van een polder tot stand, terwijl het bestuur
zich nog steeds bezig houdt met het pach
ten van een tweeden polder.
Het ledental is met 3 verminderd.
Besloten werd de contributie per hoofd
en per jaar met f 2 te verhoogen.
Namens de Vereeniging dankte de voorzit
ter den secretaris voor zijn vele diensten der
Vereeniging bewezen en bood hem een stof
felijk blijk van waardeering aan, waarvoor
de secretaris met een hartelijke toespraak
dankzegde.
Uit het uitgebracht verslag door den pen
ningmeester bleek, dat in kas was een batig
saldo van f 27.98.
Aan de beurt van aftreding waren de
hecren Smit, voorzitter, Craina, penning
meester, Delzasso Jr., 2de commissaris.
Alleen de penningmeester stelde zich her
kiesbaar.
Na gehouden stemming stelde het bestuur
zich samen als volgt: C. Hendriks, voorzit
ter; John Erkelens, secretaris; A. Crama,
Penningmeester; C. J. P. Bognetteau, 1ste
commissaris; G. Briejer, 2de commissaris.
Do secretaris was de tolk der vergadering,
toen hij den afgetreden voorzitter bedankte
voor zijn gewichtige diensten steeds aan de
Vereeniging bewezen.
Besloten werd, nu door den verboden visch-
tijd in do binnenwateren niet mag worden
gehengeld, op 30 April a. s. een clubtocht
te organiseeren naar Katwijk aan Zee, ten
einde aldaar eens naar zeevisch te hengelen.
Na gehouden rondvraag, sloot de voorzit
ter deze zeer gezellige vergadering.
Aandetolephoonalhier zijn
nog aangesloten onder de nummers:
410: H. v. d. Boon, in boter, kaas en gel-
dcrsche waren, Hoogewoerd 74.
693: H. do Vries Jr., in bouwmaterialen,
Hoogo Rijndijk 45.
Do tulpen ontwikkelen zich
in het Westland krachtig en doen een sterk
gewas verwachten. Alleen onder 's-Graven-
zande moeten enaele tulpensoortcn zwak
teekenen, vermoedelijk ten gevolge van den
ongunstigen zomer '07. Daar ao bloeitijd
niet vroeg zal intreden, kunnen do groene
veilingen grootendeela „op de bloem" ver
wacht worden, wat bij een handel voor
kweek van beteekenis wordt geacht.
Er bestond sinds lang oen
veeto tusschen den heer G. J. Wijnveldt,
zoon van den burgemeester van Broek in
Waterland, en den volontair ter secretarie,
den heer Van Engelenburg. Dc burgemees
ter is sinds eenigo maanden ziek en de
Raad heeft nu den heer Van Engelenburg
tot waarnemend secretaris benoemd.
Gisteravond heeft de jonge Wijnveldt zich
in het duister achter een boom verscholen,
om Van Engelenburg op te wachten en
heeft hom met een bijl vrij belangrijke won
den toogebracht. De dader is naar don of
ficier van justitie te Haarlem vervoerd;
Van Engelenburg is overgebracht naar do
ziekenverpleging te Amsterdam.
Op Zaterdag 4 April, des na
middags te 5 uren, zal do bekende Duitsche
luchtvaarder dr. K. Wegener met zijn bal
lon „Ziegler", groot 1450 kub. meters op
stijgen op „Zorgvliet", aan don Schevcnirg-
sohon weg, tot het doen van een luchtreis.
Dr. Wegener zal vorgezeld worden door de
hoeren C. J. Snijders, voorzitter en A. E.
Rambaldo, lsto secretaris van het Hoofd
bestuur der Nederlandsche Vereeniging voor
Luchtscheepvaart.
Het bestuur van den Alg. Ned.
Diamantbewerkers-Bond te Amsteidain heeft
de werkloozenuitkeering aan de leden voor
de volgendo weok verlaagd van f 6. op
f 8. met dien verstande, dat de toesDg
van 25 ets. voor ieder kind gehandhaafd
blijft. Omtrent het al of niet uitkeeren van do
daaropvolgende week ls nog niets besloten.
Het gewoten. GiatermicBdag
vervoegde zioh aala het politiebureau J.
D. Meyerplein te Amsterdam, een 17-jari-
go knaap met de mededeeling dat hij zich
ten nadeelo van zijn patroon liad schuldig
gemaakt aan verduistering van geld.
Te Rotterdam is de dienst
bode M. B., in dienst bij den heer J. 0. V.,
aan den Noordsingel, bij het schoonmaken
van een dakraam uit dc dakgoot op de
straat gevallen. Inwendig ernstig gekneusd
en vermoedelijk de beide enkels gebroken
is zij naar het Ziekenhuis gebracht.
Na verhoor door de justitie
uit Arnhem werd gistermiddag gevankelijk
van Doetinchcm nhar Arnhem vervoerd V-
S., verdacht van brandstichting in zijn
drukkerjj to Doetinckem.
Tc Eindhoven is wederom
valsch geld in omloop. Het schijnen thans
voornamelijk guldens met de beeltenis der
Koningin (loshangend haar) te zijn. Ze
zijn lichter dan do echte.
Een rijwioldief. Donderdag
zwierf een vreemdeling op de veekmarkt
te Meppcl, een nieuw rijwiel te koop aan-
biedende voor 17.50. Dit wekte argwaan.
Door de politie aangehouden, noemde hij
zioh P. W. Verhage en bekende het rijwiel
te Groningen gestolen te hebben. Drie keer
heeft hij zich aan zulk een diefstal schuldig
gemaakt, waarvoor hij 3£ jaar gevangenis
straf ondergaan heeft. Do iran, 27 jaar oud,
waa deze week uit de gevangenis ontslagen.
Uit den IJ3el onder de gemeen
te Gorsel is Donderdagmiddag opgehaald
het lijk van den Gor&elsehen landbouwer
G. J. L., die sedert Donderdagmorgen ver
mist werd. Hij laat een vrouw en 3 kinde
ren achter.
Uit Oudonbosch meldt men
aan de ,.N. R. C."Toen v. Z. Woensdag
avond per fiets van Zegge, waar hij ker
mis had gehouden, huiswaarts keerde, werd
hij nabij de woning van L. v. A. door ecu
met een geweer gewapend persoon aange
roepen. Y. Z. reed door, doch de aanrander
legde aan e-n schoot v. Z. een schot h:ig' l
in het hoofd en een in het hoofd en een
in het dijbeen, waarna hij de vlucht nam.
V. Z. werd door eenige personen, die op
het gerucht der sciioten kwamen aanloopen,
in een herberg gedragen en, hoewel men
voor zijn leven vreesde, schijnt er nog eenige
hoop te bestaan.
De dader, naar wien de politie een stren
onderzoek instelt, is tot nu toe nog niet be
kend.
Twee Turksche cavalerie-rc-
gimenten, in garnizoen te Adrianopel, zijn
aan het muiten geslagen; zij cischcrr bun
achterstallige soldij en vergunning voor h^r
wier diensttijd verstreken is, om naar hv'
haardsteden terug to keeren. Vergeefs
trachtten de kolonel en daarna de generaal
van een infanterie-korps de manschappen
te sussen, beiden moesten onverrichtcrzako
terugkeeren.
Een gedeelte der muiters drong daarna
een moskee binnen, waar zij hun uniformen
voor burger kleeding verwisselden, maar
hun wapens bij zich hielde®. Een bataljon
infanterie omsingelde daarop do kazerne
der muiters, maar dezen hebben verklaard
tegenstand te zullen bicden tot hun eischen
ingewilligd zijn.
Het toonoelgcbouw van don
beroemden Drury Lane schouwburg te Lon
den is geheel door brand vernield. Het ijze
ren brandscherm, dat het toonccl van do
toeschouwersruimto scheidt, heeft prachtig
stand gehouden, zoodat in de zaal geen
schade werd aangericht.
Toch rekent men dat voor vijf of zes ton
waarde door het vuur word vernietigd.
De brand zal echter behalve assurantie
maatschappijen, ook schade doen aan het ge
zelschap dat er speelde en dat het toch al
smal had.
Drury Lane Theatre ©af prachtig gemon
teerde kijkstukken, melodrama's en ballet
ton en heel wat kostbaar materieel ging in
vlammen op.
Do brand werd des morgens vroeg ont
dekt door de dienstdoende wacht. Hoewel
onmiddellijk om hulp werd getclephonccrd,
kon men de snelle uitbreiding der vlammon
niet beletten.
Reeds twéémaal werd Drury Lano Thea
tre door brand vernield. Do eerste maal
in 1672, daarna in 1809, onder Shoridan's
directie. Het gebouw in zijn tegen woord i-
gen vorm dagteekent van 1812. Het werd
geopend met een proloog van Byron.
Een Londen sch politiorech-
ter heeft dr. Stanton Coit, voorzitter van
het West- Londenschc Ethische Genootschap
tot een maand gevangenisstraf veroordeeld
wegens onbehoorlijk gedrag tegen een om
nibus-conducteur, terwijl hij met dezen
achter op een bus stond. Dr. Coit ontken
de beslist, maar de rechter nam liet getui
genis van den conducteur aan. Sir Monta
gu Pollock legcle gunstige getuigenis van
het karakter van dr. Ooit af en een Parle
mentslid zorgdo, dat hij onder borgtocht
op vrije voeten bleef, zoolang het hooger
beroep, dat ingesteld is, niet is beslist. Dr.
Ooit is de bekende schrijver cn spreker
over zedekunde. Hij is onlangs bij een ver
kiezing in Engeland werkraansafgevaardig-
do geweest.
81)
Toen Rolf den tuin doorging, kwam een
bode van Berkow hem een brief overhandi
gen.
Tornau opende het epistel, terwijl hij met
een sombere uitdrukking op zijn gezicht
las:
„Beste mijnheer von Tornau! Het was
niet goed van mij, dat ik je oDlangs slechts
gedeeltelijk een opheldering heb gegeven. Ik
had geheol openhartig tegen u moeten zijn,
als oude vriendin. Ik weet, dat uw belang
stelling voor mevrouw Werkentin groot ge
noeg is, dat u wenscht in deze geschiedenis
juist te kunnen oordeelen. Kom nu van
middag om drie uren bij den vijver. Daar
zal u alles vernemen. Vriendelijk verzoek ik
je echter je plan geheim te houden; daar
voor heb ik goede reden. Je Melanio von
Berkow."
Rolf vouwde het briefje weer op en zei:
„Zeg, als het u belieft aarr mevrouw de ba
rones, dat ik zal komen."
De bode verwijderde zich en Rolf trad hot
huis binnen. In zijn kamer zat hij lang te
peinzen. Zooals het op het oogenblik was
kon het niet lang meer duren; dat zag hij
maar al te duidelijk. Liever dan maar de
hopelooze zekerheid dan deze zenuwachtige
twijfel. Hij moest weten, wat er tusschen
Trachwitz en Renate bestend. Tot eiken
prijs wilde hij dat weten.
Melanie was te voet naar den vijver ge
gaan, om aan niemand te verraden, wat zij
van plan waa. Zij kwam veel te vroeg op
de afgesproken plaats. Zij had het met op
zet zóó ingericht, om een schuilhoek op w
zoeken.
Zij keek onderzoekend om zich heen en
overlegde, waar zij zich hot best kon ver
bergen. Zij moest een plaatsje uitzoeken,
dat haar goed toescheen om te gelijk den
weg van Berkow cn dien van Tornau in
het oog te kunnen houden.
Daar, waar deze beide wegen samen kwa
men, stond een paviljoen, dat soms door
mevrouw von Tornau als plaats gebruikt
werd, om wat uit te rusten als ze in het
bosch wandelde.
In den winter werden daarin de banken
en tuinmeubelen geborgen. Zij waren hier
al voor dit jaar ondergebracht en Melanie
besloot zich in het paviljoen achter de op
gestapelde meubelbarricado te verbergen.
Door do-duikjes had ze een vrijen blik over
den weg en tegelijkertijd bleef ze zelf ver
borgen, ook zelfs dan nog, als ze beiden
direct in het paviljoen zouden treden.
Als Tornau kwam, behoefde hij die twee
slechts te zien. Dat zou voldoende zijn.
Wat ze bespraken, zouden ze woord voor
woord kunnen hooren; de lucht was stil
cn helder en de ramen stonden open.
Zoo geloofde ze een goede plaats geko
zen te hebben cn wachtte nu in spanning
de dingen af, die zouden kemen.
Zij bad wel al een halfuur gewacht, toen
ze eindelijk Trachwitz zag komen. Hij
kwam te paard, steeg dicht bij het paivl-
jocn af en bond do teugels aan een boom
vast.
Toen liep hij op cn neer. Zijn gezicht
was bleeik en zijn oogen flikkerden koorts
achtig. Zenuwachtig streeldo hij eenige
malen met zijn hand over zijn voorhoofd;
toen bleef hij plotseling staan en keek op
gewonden tusschen de boo min door.
Renato kwam haastig op hem toe, be
groette hem met vragen don blik en blcof
stil tegen een boom geleund staan.
„Wat heb jo mij te zeggen? Ik neem aan
dat het een zaak van gewicht is. Maalk het
echter, als het je belieft, kort-, wiant ik
heb weinig tijd."
„Zoo kort mij mogelijk is. Maar zoo'n
vreeselijke haast zul je toch wel niet heb
ben?"
„Je weet, dat ik evenmin do vrije be
schikking over mijn tijd heb, als jij. Je
wilt met mij over onze scheiding spreken,
nietwaar? Wat heb jo tot nu toe bereikt?"
„Niets, Renate; ik heb in die richting
nog in hot geheel geen stappen gedaan."
Zij sloeg haar handen in elkaar en keek
hem ten zeerste verwonderd aan. „Nog
steeds niet? Mijn Hemel, dat had toch al
lang moeten gebeuren. Deze toestand is
ondraaglijk."
„Is het dan zoo vreesdijk voor jou, mijn
vrouw te zijn? Renate, eens was je geluk
kig, toen jo het mocht zijn."
Zij kromp ineen als onder een slag.
Haar oogen kdken hem toornig aan.
„Spreek daarover niet! Het lijkt me nu
een smet, dat ik toentertijd mijn hart zoo
geheel voor je open zette. Zwijg daarvan
hot is voor ons beiden genoeg! Wat geeft
dat alles ookl Ik ben niet naar hier geko
men, om daarover mot jou te onderhande
len. Je hadt mij beloofd dadelijk met
HeUmann to spreken om onze scheiding te
verhaasten. Waarom heb je jo woord niet
gehouden
„Heb je daarmee zoo'n haast?"
„Ja," riep zdj hartstochtelijk „Mijn hu
welijk met jou was een vernedering, die je
mij hebt aangedaan, en die ik tot nu^, toe
nog niet te boven ben. Jo beschouwde mijn
geld als hoofdzaak en nam mij er bij als
een noodzakelijk kwaad, dat jo echter gauw
als overbodigen ballast over boord hebt
gegooid, toen je het niet meer noodig ha-dt.
Als ik er aan donk, dat je mijn liefde als
bijzaak beschouwde, dan zou ik nog wel
dol kunnen worden. Begrijp je nu ook, dat
ik, sedert ik jou weer in mijn nabijheid
weet, er innig naar verlang, vrij te zijn?"
Hij keek haar met vurige oogen aan.
Wat was zij mooi in haar woede! Eerst
nu voelde hij, wat hij deze trotsche, reine
vrouwenziel hod aangedaan. Een diepe
zucht ontsnapte aan zijn borst.
„Je hebt gelijk, Renate, ik weet en uc-
grijp nu eerst den omvang van mijn behan
deling. Ik vermoedde echter niet, dat je
zoo vurig naar vrijheid verlangde."
Zij had zich gedwongen kalm te blijven
en streek met bevende vingerj over haar
voorhoofd en oogen.
„Dat ik zoo naar vrijheid verlang, is ook
nog om een andere reden. Ik wil niets
meer voor de menschen te verbergen heb
ben, die zoo goed voor mij zijn. Ik verlang
er naar vrij allee te kunnen bekennen."
Hij kwam dichter bij haar staan. „Nu
goed, Renate. Ik geef jou je woord terug,
je kan dan overal vertellen, dat ik jo man
ben. Renate, ik moet je een bekentenis
doen. Ik wil mo niet van je laten scheiden,
omdat ik je liefheb, je liefheb, zooals ik
nog nooit heb lief gehad. Eerst nu heb ik
je naar waarde feeren schatten, en deze
ontdekking heeft mij tot een beter mensch
gemaakt. Laat mij weer goed maken, wat
ik aan jou heb misdaan; keer in mijn ar
men en aan mijn hart terug. Laat ons
van hier gaan en een nieuw leven beginnen.
Je moet mijn vrouw zijn. Ik wil voor jo
werken, hard werken; ik wil je op mijn
handen dragen, alles wil ik voor jo doen,
wat in mijn macht is. Laat me niet tever
geefs smeeken; Rena, mijn vrouwtje, wees
barmhartig; en verstoot mij niet, ik smeek
je cr om."
Zij had hem verschrikt en verbaasd aan
gehoord en keek hem met strakke, wijd ge
opende oogen aan. In haar ooren suisde
het; het duizelde haar; het was haar als
werd ze opgenomen cn in vliegendo vaart
weggedragen.
En terwijl ze langzamerhand weer tot l>o-
zinning kwarn, voelde ze plotseling een za
lige, maar toch verschrikkelijke zekerheid.
Deze man, die om haar liefde smeekte,
waa voor haar een vreemde, dien ze nooit
zou kunnen toebehooren, want haar hart
behoorde tot in al zijn vezelen aan Rolf
TornauI
Dat was geen liefde, zcwls zij die eens
voor den man gevoeld, die nu smcokend
voor haar stond; het was geheel verschil
lend van do eigenzinnigheid, waaraan zo
tegen den wil van haar vader had toege
geven. Wat ze voor Rolf gevoelde waa do
zuivere, alles verdragende, alles overwin
nende liefde van de vrouw, die door niets,
niets te verbreken is, omdat zo niet op
uiterlijkheden ia gebaseerd, maar het in
nerlijke van het wezen betreft.
(Wordt vervolgd.)