ZONDAG5BLAD
4- VAN MET
IEID5CH DAGB1AD
No. l'&'ïSS.
28 Maart.
Anno 1908.
IHet naaistertje.
••vj| p* tL* 'JAJAU ;JAJb*«lAlAlT <.j p'
Er leefde eens een arme, kleine naaister,
die in de spaarzame Parijsehe lucht was
opgewassen als een bloem in een kamer en
een linde in een stadsplantsoen: zij hebben
te veel lucht om te sterven en te weinig om
te leven.
Op straat komt men haar nooit tegen,
want zij naait zooveel kostuums voor andere
menschen, dat zij geen tijd heeft, om zelf
eens een luchtje te scheppen.
Prompt om zes uren i9 zij op de been,
zet haar koffie en maakt eerst de slaapka
mer aan kant; dan de beide ontvangka
mers en den naaiwinkel. Om zeven uren
gaat zij aan den slag. Een uur later komen
zij uit Clichy, Levallois, Puteaux, en de
overige Parijsehe voorsteden, zos jong©
meisjes, allemaal levenslustige dingen.
Eer de hoed afgezet is, het haar wat opge
streken, de schorten gekregen zijn, do scha
ren voor den dag gehaald en do noodige
woordjes gewisseld, is het negen uren ge
worden. Maar dan aan 't werk 1
De dunne gele vingers stekeu in, trek
ken uit, breken naalden, blijven steken met
de draden, die ook al afbreken, ,,'t Wil van
morgen niksroept een jong nest.
„Geduld, Lucie» geduldantwoordt
„madame".
,,'k Ben woedend," roept een zestienjar
rige achoone, ,,die schaar is zoo bot als ik
weet niet wat, het geeft me niks, aJ knip
ik nog zoo hard. Waar is m'n garen? Wie
heeft het weggenomen
Klingeling 1 Een reiziger. Nog een.
„Neen, ik heb niets noodigLaat me met
rust," smeekt madame, ,/k Heb het zoo
verschrikkelijk druk!"
Werkelijk is alles bij haar aan het werk,
handen en hoofd. Terwijl zij met stevige
hand de smeeïg© stof plet, rekent zij voor do
twintigste maal uit, of zij aanstaanden Za
terdag met de uitbetaling er wel komen kan.
Zij moet afrekenen met: den gressier, haar
meisjes, het Louvre, de leveranciers voor
de huishouding, de gasfabriek en het belas
tingkantoor. Juist eergisteren beeft zij een
vriendclijken maanbrief ontvangen, nu op
rood papier, nog vinniger dan op groen
„Bovengenoemde belastingschuldige wordt
aangemaand binnen drie dagen te betalen,
zoo niet, dan zien wij ons gedwongen, tot
dwangmaatregel°n over te gaan."
Betalen! Betalen! Altijd betalen! O, die
eeuwige stormloop op de armzalige beurs
van de weduwe, welke in de kast te sluime
ren ligt. Als zij toch maar eens voor de
verandering aan de beurt kwam. om betaald
te wordenZij denkt aan al het uitstaande
geld, aan de vijftien kostuums, die zij al
maanden geleden heeft afgeleverd, en die
zeker wel betaald zullen worden, maar pas
over een jaar misschien, als men er eens
aan denkt; aan al die and°re kostuums, die
in de paskamer klaar hangen en die nog
veel langer op de afrekening zullen moe
ten wachten.
Zij overlegt, welke van haar boulevard
klanten het wel het minst kwalijk zou ne
men, als zij haar rekening inzond.
In gedachten keert en wendt zij bij haar
arbeid den kwellenden maanbrief om en om;
die drie woorden „betaal uw rekening"
poogt zij in beleefder vorm om te zetten,
zoo ongeveer:
„Zeer geachte Mevrouw!
Wanneer het U mogelijk zou zijn, van
avond mijn kleine rekening van verleden
winter te vereffenen, zoudt U mij oneindig
verplichten. Ik wend mij tot U, omdat ik
weet, dat U zulk een goed hart b;zit; daar
om kwam ook Uw naam mij het eerst in
het hoofd."
Als zij den brief in 't net heeft opgeschre
ven, laat zij hem nog een paar uur op tafel
liggen. Wie weet, misschien heeft wel de
een of andere dame, dis komt passon, idee
om te komen betalen.
In den namiddag volgt de eene bezoekster
de andere. Telkens, als er een rijtuig voor
de deur stilhoudt, komen de jongemeisjes-
koppon nieuwsgierig voor het venster glu
ren.
„Madame, het is die rijke dame van den
Italiens-boulevard.
„Madame, het is de actrice van het
Bouffe-theater."
Zonder een woord te spreken en met een
blik vol verachting ofwel vol jeugdige uit
gelatenheid en levenslust past de bezoekster
haar kostuumin den spiegel monstert zij
den snit, onderzoekt met angstigen blik alle
onderdeelen. „Hier sluit het niet genoeg l
Dit moet je veranderen."
En het naaistertje komt en gaat, is de
vriendelijkheid in persoon, zet een vroolijk
gezicht, vergeet de drukkende zorgen en
doet haar best dc wenschen van overdreven
vrouwelijke ijdelheid te voorkomen.
„Denkt u, dat deze stof bij mijn huids
kleur past?" vraagt een dame.
„Uitstekend."
„En deze kleur; ik vind het blauw zoo
koud
„Maar het is immers zomer."
„Zouden wij niet liever rood nemen? Dat
neemt m'n kleur wat weg."
Als het naaistertje in haar beide ruime
ontvangkamers, wier gedwongen luxe zoo
bitter afsteekt bij dc werkelijkheid we
der alleen is, beslu.' zij, haar brief aan die
goede mevrouw De la Passade te zenden.
Drie weken later.
Mevrouw Do la Fassade, die op reis is
geweest, vindt bij haar thuiskomst onder
vele andere paperassen ook den brief van
haar naaister, dien men haar niet nage
stuurd heeft.
Zij leest hem in haar rijtuig en zet er een
boos gezicht bij, want als je mid "an in den
zomer een rekening thuis krijgt, is dat «^n
heel onaangename zaak. Bij haar eerste be
zoek, dat precies de rijke van zoo straks
geldt, geeft zij lucht aan haar slecht hu
meur:
„Weet je al, liefste, dat onze naaister
niet meer solide is?"
„Zoo? I"
„Ja, verbeeld je, daar krijg ik zoo juist
een rekening van haar 1"
Onmogelijk 1"
„'t Is toch heufich waar!1'
„Dan heeft zij zeker haar klanten verlo
ren; zij heeft zeker geen aftrek meer. De
laatste maal heb ik het al opgemerkt, dat
haar stoffen niet meer gloednieuw waren."
„Kijk eens hier, mijn waarde, wc zijn te
goed eigenlijk. We zijn zoo menschlie-
vend, dooi' kleine huizen te laten werken,
maar heusch, ze bedienen je niet zooals
't behoort."
„Juist. Ik ga den volgenden keer naar
de bekende firma John, 't is wol wat duur
der, maar 't is alles even elegant."
„Maar enfin, ik wil haar toch betalen."
Doch als vijf dagen later het coupétje
van mevrouw stil houdt voor de kleine
trap, leidend naar de ontvangkamer van
het naaistertje, komt de concierge hoar te
gemoet
j,De naaister woont niet meer hier."
„Is ze er van door?"
„Volstrekt niet, ze heeft niks om er mee
van door te gaannou nog mooier."
„Wat is er dan met haar?"
„Wel, ze is failliet; alles is verkocht."
THOMAS EB2SOÏL
Uit Araerikaaneche bladen putten wij
enkele bijzonderheden over Thomas Al va
Edison.
De groote Amerikaanscho uitvinder
stamt uit een geslacht van menschen, die
heel oud worden, en, als hij in een goede
bui is, beweert hij, dat hij van plan is min
stens honderd jaar te worden. Toch is
Edison niet iomand, die genoeg op zichzel-
ven let. Den heelen dag door rookt hij si-
garem; hij eet weinig; en tot vóór eenigen
tijd vond hij het niets erg om twintig uur
aan één stuk te werken, en zooveel moge
lijk op zijn slaap te beknibbelen. „Het is
een slechte gewoonte," zei hij eens, na een
nachtrust van vier uren, „dat luieren in
bed."
De voornaamst© gebeurtenissen uit EdL-
sons leven zijn algemeen bekeDd, maar het
is minder bekend, dat hij zijn eerste les
in de telegraphic kreeg als een belooning
voor zijn persoonlijken moed, toen hij nog
krantenjongen was op den Grand-Tvunk-
spoorweg. Hij redde het leven van het
zoontje van den stationschef te Mount Cle
mens, in Michigan, toen het kind op de
rails lag on een trein in volle vaart na-
derde, en de vader wist geen beter middel
om den jongen zijn dankbaarheid te doen
blijken dan hem les te geven in de tclegra-
phie. En Edison nam wat graag bet aan
bod aan, en hij maakte zulke snelle vorde
ringen, dat hij zes maanden later reeds eon
aanstelling had als assistent in bet tele
graafkantoor te Port-Huron. "Reeds in die
dagen was hij druk bezig met het doen van
uitvindingen. Zoo dateert van dien tijd
o.a. de uitvinding van een machine voor
het opnemen van den uitslag eener verkie
zing. Hij nam deze stcmop nem i ngsma-