Kapellen.
Nieuwe Raadsels.
Anekdoten.
Oplossingen der Raadsels,
Goede oplossingen ontvangen van;
Ons aardige plaatje heeft zooveleo kinde
ren aanleiding gegeven, om daarbij een bij
schriftje te maken, dat het mij niet moge
lijk is, om allo versjes in dit nummer op
te nemen, ook omdat or dan te weinig plaats
yoor de overige lectuur zou zijn. Daarom
plaats ik heden een zestal versjes en de vol
gende week de laatste bijdragen, die mij ge
schikt voorkomen met vermelding van den
naam van den prijswinne? of de prijswin-
Btetv M. y, A.
Ingez. door Her mine Hunfceiman.
't Geurt en bet kwinkeleer^
't Kleurt en het musiceert:
De Lente is gekomen 1
Blijft nu niet langer schromen;
Naar buiten, naar buiten,
De zon schijnt door de ruiten.
De viioder vliegt van bloem tot bloem,
De bij voegt daarbij haar gezoem.
kin, wie men nu in huis nog vindt,
't Is zeker tocb geen Hoflandsch kind.
Ingezonden door ,3°®db-anemooo.^'
De tent» is gekomen,
Dat ziet ge aan de boo men.
Ze cm tl raken aL
En vlinders ziet ge overaL
Daar buiten in 't groenende iwoud,
Daar klinken zoovelerlei zangen
De vogeltjes trippelen heen en weer.
En zangen een lied naar verlangen.
De vlindertjes, meest bont van kleur,
Zij zetten zich neer op de bloemen,
En rusten van hun vermoeiden tocht,
Terwijl de bijtjes gonocgelijk zoemen.:
Ook Leendert en Treesje, gelokt door
het weer,
Zjj komen naar buiten gehuppeld
En plukken daar mei zoen en anemoon.
Wat is de natuur toch wonderlijk
schoon.
Ingezonden door Cato lemmers.
Lieve lente, keer maar spoedig
Met uw groen en bloemen weer,
Want deez' konden, natten rwinter
Wenschen wij niet langer meer.
Geef uw heerlijk zonneschijntje
Over bosch en over veld,
Waar het groen en schoon© bloemen
Ons van al uw schoon vertelt.
Waar het bijtje gonzend rondvliegt
En de vlinder zoekend zweeft,
Waar als met een tooverroode
Allee weer door u herleeft.
Keer dan weder, lieve lente,
Geef ons .weer uw lieve zon.
En ik vraag het u heel vriend'lijk
Kom wat gauw dan. als het kon.
Ingezonden door Mecheltje de Jong, te
Wassenaar.
Twee kinderen wandelden in den tuin
En sprongen langs de paden.
Een glans, een gloed van zonneschijn
Scheen over bloemen en bladen.
Vol vreugde zagen zij alles aan.
Maar stil I daar blijven zij eensklaps
staan:
Zij zien in ;t perk daarginder
Twee heeie mooie vlinders.
De diertjes vliegen van bloem tot bloem,
Houden stil bij oogenblikken,
En zuigen begeerig 't bloemen sap,
Waaraan zij zich verkwikken.
Dan fladderen zaj langs het geurig gras
En daarna over .wei en plas;
Zweven golvend op en neder
En komen zoo gauw niet weder.
Daar vliegt er één weg, waar is hij ge
bleven?
Het meisje wordt er treurig door,
En 't ia haar, of haar in het oor
Zeer zacht wordt toegefluisterd:
Woudt gij niet graag een vlinder zijn?
En vliegen in den zonneschijn
Gij droegt dan mooie veertjes
Eu altijd Zondagskleertjes
Ingezonden door „Roodkapje."
Kijk die kapel 1
Wat vliegt ze snel I
Het lijkt me wel
Een fraai gevleugeld bloempje.
Hier, Piet, maak spoed,
En neem uw hoed
En mik hem goed
En vang mij zulk een bloempje.
Ingez. door „de twee Worodrooajee.'1
Dé Lente is gekomen,
Met al haar pracht en praal;
Hebt gij bet niet vernomen?
O, zie dan naar de boo men,
Groen zijn ze allemaal.
Li esje en Wim gaan naar buiten,
Hoor, dB vogelt jee fluiten,
De vlindertjes in 't rond
Zweven hun om den. rooden mond.
Ingez. door ,De twee paarse Seringen".
L
Mijn geheel bestaat uit 8 letters en ia de
naam van een Land in Europa.
3 4 1 B ie een kleur.
6 7 2 6 is een meisjesnaam.
8-4 2 is de naam varteen boom.
Ingez. door „Doornroosje.
II.
Het geheel bestaat uit 10 letters en is
een mooi dorp en tevens een buitenplaats
dicht bij. Arnhem.
10 3 2 7 is zeer zwaar.
Een 6 9 8 10 7 gebruikt men bij het naaien.
Een 1 2 3 4 is een welriekende bloem.
Een 7 2 3 4 is een bewaarplaats.
Een 9 8 10 is een visoh.
4 10 8 is een frisch eten in den zomer.
8 7 9 is een meisjesnaam.
Ingeeonden door M. Poot.
III.
Zoek u-it elk der zinnen een woord, die
te zamen een spreekwoord vormen.
Wat is dit een jong en aardig kind?
Die jongen is gewend eiken dag een cent
te krijgen.
Wat is dat een oud en gebrekkig man.
Die jongen heeft zijn boodschap goed ge
daan.
Ingezonden door „Woudlelie".
IT.
Wie zind'lijkheid en orde mint,
Houdt van mijn eerste deel
Het hui9, waarin men mij niet vindt,
"Verraadt gewis niet veel.
Gebruikt men 't tweede waarlijk goed
Dan brengt ze veel tot stand
Wie die haar niet gebruiken moet,
Die haar niet neemt ter hand?
Als men de deelen saam verbindt.
Zeg mij dan eens den naam
Der plaats, dio men in Overijsel vindt;
Ge zijt wel zoo bekwaam.
Ingezonden door „Gebroeders".
V.
Een echte rijmer weet gewis
Welk woord hier telkens passend is.
Aan ranken groeien
Naar do velden vliegen
Njjv're bijen zoeken
't Druivensap drinkt zelfs een
't Zonlicht doet den hemel
Pitten kunt ge uit app'len
Trouw en waakzaam is de
Al te veel ia
Yogels vangt men wel in 't
Raadsels maakt men voor de
Ingezonden door Bosch anemoon.
Negeranfcwoord.
Planter: „Waarom zet gij geen dak op,
uw huis, Sambo?"
Sambo: „Ik kan niet, Massa, want bet
regent
Planter„Waarom zet gij geon dak ojr
uw buis, als het niet regent?"
Sambo: „Ik heb geen dak noodig, wan
neer het niet regent, Massa l"
Ingezonden door „Broer eo Zus."
„Maar wat zoudt ge mi eigenlijk gaar
ne eens voor uw verjaardag hebben, maf"
Ma, mot een teederen blik haar zes kin
deren aanziende: „Nu, luistert dan, ik zon
willen hebben zee lieve, zoete, gehoorzame
kinderen."
Ondeugende Dirk: „Hè ja, ma, heerlijk,
dan zijn we met ons twaalven."
Ingezonden door 0. Beurse.
Baas: „Heb je de brief naar de post
gebracht?**
Leerjongen: „Ja, baas, maar ik heb hem
laten vallen 1"
Baas: „XwajongeD, waar?"-
Leerjoügen: „In de bus, baas 1"
Ingezonden door „Herderinnetje."-
Trouw o pg e v o 1 g d.
Een kapitein der huzaren, die niet ge
noemd wordt, en in vreemden dienst moest
vertrekken, gaf een afscheidsdiner aan zijn
regiment.
De manschappen toesprekende, voor zij
begonnen te eten, zei hdj
„Nu, mannen, behandel dat diner, dat ik
u aanbied, alsof gij met een vijand te doen
hadt."
Na afloop van het diner bemerkte hij een
huzaar, die eenige Qesschen wijn in zijn i
knapzak stepte.
Zeer verontwaardigd vroeg hij hem hoe1
hij zich toch zoo kon gedragen.
„Wel, kapitein," sprak de huzaar, „ik
volg uw orders op!"
„Mijn orders opvolgen?" hernam de ka
pitein.
„Ja, kapitein," was het antwoord, „gij
zeidet ons het diner te behandelen zooals
wij onze vijanden behandelen, en dat doe ik
nu."-
i.
Inktkoker.
II.
Goeden morgen.
IIL
Ons Weekblad.
IV.
Met den hoed in de hand, komt mei#
door bet gansche land.
V.
Piet Hein.
Johan Selier, Charley Ball, „De twee
Palmtakken Dora Boom, Stientje Werk,
Elias Bomli, „Adinda", Cor Rijstenbil,
Izaak de Kloe, „Kapitein Marryat", „Jas
mijn tje", „Herderinnetje", Anna en Johan
na Antony, „Het Drietal", Dora de Wilde,
„Boschviooltje", „Maurits", Maurits do
Roon, „Boschanemoon", „Pinksterbloem",
Kitty Halewijn, Johan en Leendort Snoe-
ker, „Aloë", Joh-n van Luyken, „Roza-
munde", M. Halbmeyer, T. v. d. Mey, Bart
Grullemans, Mina Ju, „Anjelier", Cornelia
van Ewijk, Jannie en Hendrik Eggink, Jan
van der Waals, Willie en Cato Vink, „De
Tulp", Willem Veldhuyzen, „Lentebode",
Alicia Steenhuisen, Jaoob Massaar, „Spe-
rea", „Roodkapje", „Het Tweetal", Petra