VOOR DEJEUGD ÊIDSCH DAGBIAD Woensdag* 25 Maart. Anno 1908 Bestrafte zorgeloosheid. De fietser-ordonnans van Napoleon. No. 14l752 I A®#®4 A J n A A A A A A A A a A A A* 1 d ifléêl iisil latit g 6 o o e fig 0 a J b |(i G>?<O -V.i7« ik* e 'a» e »jL* a "JL> a »Jl« a»1 ïAj c a* s a» e jl* i *Jl« i tl.* i a* t iAJÏlJLj4as 'a a® 7v<7c wwwwww „Ze hebben mij gevraagd om mee te spe len, Jo." „Wie, de -club?" „Natuurlijk, wie anders dan de voetbad - elub? Het zal een mooie match worden, Jo." „Ik kom bepaald eens kijken." ,,Ze zeggen allemaal in het dorp, dat het voor mij een groote eer is om aan dezen grooten wedstrijd mee te mogen doen." „Zoo," antwoordde Jo droogweg. „En ik zal hun eens t-oonen hoe het spel ügenlijk moet gespeeld worden. Ik verze ker je, dat ze nog nooit zoo'a mcoien match zullen gezien hebben en nog dikwijls over Willem zullen spreken; dat beloof ik je 1" „Geloof je dat," antwoordde zijn kame raad*; ,,ik voor mij denk, dat je in het ge heel niet zult kunnen qpelen, indien jo niét beter op je werk let. Deze ketting bij voorbeeld is niet goed om dien pot beves tigd en ais je niet oppast, krijg je het gloeiend metaal over je lijf". „Dank je voor je raad, maar het is ste vig genoeg vastgemaakt," antwoordde Willem. „Neen, het is niet goed bevestigd," hield Jo aan. „Jo moet heusch beter toezien en zorgen, dat je in de ijzergieterij evenzeer een kraan wordt als op het voetbalveld." „Ik ben goed genoeg voor mijn werk." „Ik zeg niet, dat je het niet weet, maar je bent zorgeloos," antwoordde de ander. „Het is gevaarlijk, dat iemand, die zorge loos is, met gesmolten ijzer omgaat, want als hij een domme streek uithaalt, worden er in den regel oudere en wijzere mensehen het slachtoffer van. Beloof mij voortaan beter op te passen." Jo liep door. „Oude zanik," bromde Willem tusschen de tanden. Eenige uren nadat dit gesprek in de ijzer gieterij had plaats gegrep:n, moest Willem een reusachtigen pot gesmolten metaal van het fornuis naar deü vorm dragen. Hij maakte den ketting op zijn gewone manier vast en gaf bevel den pot op te hijsehen ïn daarna te laten vieren. Dit. gebeurde, maar plotseling ging de ketting los en de jroote pot kantelde om, zoodat het gloei- snd heet© motaal over don grond stroomde. Sen of twee spatten daarvan raakten den armen Willem, die met een rauwen gil achterover viel. Het metaal stroomde toen lan alle kanten langs hem heen en Jo, dio nem onmiddclijk in zijn armeD oplichtte, dacht het eerste oogenblik dat hij dood was. De meesterknecht, die den gil had ge hoord, kwam haastig toegeschoten. „Breng hem dadelijk naar hot zieken huis," riep hij, en zulks geschiedde. Het. was een treurig geval, maar het •was Willems eigen schuld, want waarom svas hij zoo zorgeloos geweest? „Als hij evenveel aan zijn werk had ge dacht, als aan het voetbalspel, zou hij wel geweten hebben, hoe hij den iet Ling moest vast maken," zei de oude meesterknecht, 't hoofd schuddende. „Hij is er naar aan toe, maar toch zal hij hopen wij weder gene zen." Eén ding is echter zeker, dat Wil lem Zaterdag den mat h niet kon bijwo nen en nog weken lang de gevolgen moest ondervinden van zijn verregaande zorge loosheid. „De eerste prijs voor geschiedenis; Wil lem Arlon." Toen de rector van het gymnasium dit met luider stem bekend maakte, kreeg Wil lem Arlon, een leerling der vierde klasse, eensklaps een electrischen schok. Wat was hij gelukig, toen hij zag dat zijn prijs bestond uit de vier deelen, keurig ge bonden van de geschiedenis van Napoleon Willem was een ijverig leerling, vooral wat de geschiedenis betrof. Deze was zijn liefste vak en toen hij dan ook do vacantia buiten ging doorbrengen, Omdat zijn ouders naar rust» en kalmte verlangden, kon hij dagen achtereen op het grasperk ligg le zen in deze boedkeelen. Hij had Napoleon al gevolgd in Italië en Egypte en was reeds aan het derde deel gekomen, toen zijn va der hem op een morgen tot de werkelijkheid terugriep, zeggende: „Willem je bent een beste jongen en zoo stil en rustig, dat ik, om je daarvoor to beloonen, iets geven zal, dat je zal ontspannen." „Wat?" vroeg Willem nieuwsgierig. De heer Arlon wenkte een b: diende, die daarop een nieuwe fiets binnen bracht. „Ik wist, dat je dat gaarne had," zeidc zijn vader, ,,en hoop, dat je er veel plei- zder van zult hebben." Willem was de wereld te rijk, sloeg zijn boek haastig dicht, en zat in een oogwenk op do fiets. Dien dag had de geschiedenis van Napoleon rust en deed Willem niei*> anders dan het park op en neer rijden, zoodat hij des avonds doodmoe was en vroeg naar bed ging. „Goed zoo, mijn jongen," voegde zijn va- dor hem toe, „ga nu gauw slapen en be gin morgen weder met nieuwen moed." Maar zooals het meer gaat, als men al te moe is, slaapt men slecht. Hij lag te draaien en te woelen en ten slotte besloot hij de kaars aan te steken en te gaan zit ten lezen in zijn geschiedenis van Napo leon. Hij was juist genaderd tot 1807, het. schitterendst© jaar van het keizerrijk, toen Napoleon van Tilsit terugkeerde en de Pa- rij zenaars hem met geestdrift welkom heet ten. Willem dacht nu niet meer aan slapen. Op den rand van zijn bed gezeten, met zijn boek op de knieën, zat hij maar steeds door te lezen en dank zij den prachtigen platen tüsschen den tekst, zag hij zich ge heel en al in dat tijdvak verplaatst. Hij zag ze voor hem, de brompotten van de garde, de gebaarde helden van Jena, die fier en trotsch onder den aro de triomphe defileerden. En daarop de aankomst op de Place de Carroussel, en hij, de Keizer» glimlachend, kalm in zijn kleinheid en zijn eenvoud. Willem ziet dat alles 1 Hij ziet het des te beter, nu het boek aan zijn handen ont glipt 1 Hij leest niet meerHij slaapt,... Hij droomt! In zijn verhit brein vermengen de go- dachten aan zijn fiets zich met het heerlijk' schouwspel, dat de keizerlijke garde aan biedt. In zijn koortsacht-igcn slaap volgt' het kind de bijzonderheden van de revue,, maar, zonderling genoeg, hij volgt ze....... op zijn fiets 1Hij 2iet zichzelf, modern gekleed, met een geruiten pet op het: hoofd, dcfileeren op zijn stalen ros achter de zegevierende regimenten. Hij ziet, noe verbaasd de voorbijgangers zijn over de sneLheid en de bevalligheid zijner bewegin gen op dit, in dien tijd, geheel onbekende toestel. Eindelijk is het oogenblik gekomen om voor den Keizer te defileeren. De eskadrons vormen zich in slagorde; de paarden loopea met trotsche stappen; de trompetten schallende stemmen va n de aanvoerders verheffen zich en Willem sluit zich aan achter het laatste regiment kurassiers. In galop! De ruiters rijden langs den held heen. Willem blijft eerst achter, maar hij haalt hen spoedig in en defileert even eens langs Napoleon, Hij werpt zijn pet in de luoht en roept met de anderen„Le ve de Keizer 1" Toen hij voorbij was, zag Willem, hoe de Keizer met zijn vinger op hem wees en hoorde hij, hoe deze aan de maarschalken vroeg: „Wat doet die jongen daar op deze zonderlinge machine, die hij bestuurt als of zij een paard is?" Maar daar niemand den Keizer hierop antwoord kon geven, reed deze door naar Saint-Clou. Willem wilde echter, dat de Keizer an dermaal do aandacht op hem zou vestigen. Hij wilde hem het bewijs leveren, dat een fietser als ordonnans meer waard was dan een ruiter en dat hij, Willem Arlon, gymnasiast, den Keizer groote diensten zou kunnen bewijzen. Maar de weg liep steii op. Willem is bijna buiten adem, zijn hare bonstWat geeft, het? Hij moet vooruti, moet vóór den Keizer het terras berei ken Eindelijk is hij er. Hij springt van zijn fiets af en wacht Napoleon op. Zoodra deze tot hem genaderd is, rijdt hij dadelijk naar hem toe. „Wie ben je?" „Willem Arlon, Sire." „Hoo oud?" „Dertien jaar." „Wat is dat voor een ding?" „Een fiets." De Keizer bekijkt daarop de fiets met dc meest mogelijke aandacht. Met de bewon derenswaardige begaafdheid, die hij bezat om alles spoedig t© begrijpen, begreep hij onmiddellijk welken grooten omkeer dit kleine instrument in het leven der volken

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 5