ItElDSCH DAGBLAD, Zaterdag- 21 Maart. Aim© 1903. No. V&1&9. PERSOVERZICHT. r- - ,D e Nederlander" wijdt eon hoofd artikel aan de „opmerkelijke" redevoering ?au prof. H. K r abbo ter aanvaarding yan zijn ambt als hoogleeraar in het staats recht te Leiden. Prof. Krabbe, zegt het blad, behoort tot 'de wijsgeerige school, maar het verdient do aandacht, dat hij in menig opzicht tot de- lelfde inzichten komt ala de mannen des geloofs en in zoover niet ver van hen af staat. Zijn rede ia als het aanlichten van jen nieuwen dag voor de jongelingschap, dio te Leiden een nieuwen leermeester ontving, die zich niet schaamt te bekennen: „Het hoogste persoolijk leven ligt in een leven uit het Absolute"; do Christen zegt: pit God. De hoogleeraar Buys dus herinnert prof. Krabbe wees ons, toenmalige stu denten, op de waarde, welke de studie van bet staatsrecht oplevert voor hetgeen hij noemdehet vermogen om publiekrechte lijk te denken. En aanwijzende, waarin 'dat vermogen bestond, vatte hij het ten elotte samen in deze woordendat het onderstelt de groote kunst om te gehoor zamen aan hetgeen meer is dan wij, ook dan nog als geen macht van buiten ont tot geh'>orzaamheid dwingt." ,,Die woorden" vervolgt prof. Krab- be „zeggen ons, dat wij geloovon moeten in doeleinden, die onzen individueelen be langen in waarde verre te boven gaan, en dat wij dus staan onder do verplichting ons «aan haar heerschappij vrijwillig te onderwerpen. Dat geloof en die plicht kunnen u niet worden bijgebracht; zij moeten rijpen in uw hoofd en in uw hart. Maar wat ik doen kan, door onderwijs cn omgang, om beiden bij u te wekken en te onderhouden het is mijn innigste hoop, dat in die taak althans ik niet te kort schiet." Deze uitspraak teekent naar ,,D e (Nederlander" meent den man, die wel als wijsgeerig leeraar optreedt en in lijn rede niet spreekt uit het beginsel des geloofs, maar die toch in zijn binnenste baakt en verlangt naar God. „Land en Volk" zegt: De vrienden van de Regeering doen het voorkomen, alsof de oirculaire van den commandant der grenadiers een laakbare misgreep is, met welks afkeu ring de zaak weer geheel gezond zal zijn. Dit is een dwaling. Aan den comman dant der grenadiers kan slechts ten laste komen, dat hij in overmaat van ijver wat onhandig is geweest. Meer niet. Zijn circu laire is met den geest van het ingediende .wetsontwerp in. volmaakte harmonie. Het wetsontwerp zegt tot de miliciens van 1907„Maakt dat gij er bij komtGij kunt nu nog 120 gulden krijgen. Binnenkort le het te laat." Op 's Ministers verzoek zijn de burge meesters uitgenoodigd tot het welslagen der bepalingen hun medewerking te verleenen, hetgeen, volgens den Minister, zou kunnen geschieden o. a. door in de openbare ken nisgeving „vooral op spoedige aanmel ding aan te dringen. Men make derhalve den commandant der grenadiers niet tot zondenbok. De man der r.onde is de Minister van Oorlog. De critiek treft de drie Ministers, die onder het wets ontwerp hun naam hebben gezet. De geheele opzet van do zaak is duidelijk' door te dreigen met dienstverband zonder vergooding wild© men voor vrijwilligers doen doorgaan wi« het niet zijn. Dan kon aan de natie worden verteld, dat geen nieu we last was opgelegd Liefst reeds bij Me morie van Antwoord. Men dient duidelijk te verstaan, dat do aanmelding van vrijwilligers, niet alleen op grond van overste Froger's circulaire, maar even goed op 'a Ministers maatrege len tot uitvoering van het niet aangeno men wetsontwerp, is verkregen met indi- recten dwang; dat deze vrijwilligers, voor zoover zij komen uit de lichting 1907, geen vrijwilligers zijn; dat naar de beginselen, levende in elk zedelijk Staatsbeleid, aan dezo „vrijwilligers" hun woord behoort te worden teruggeven. „De Gelderlander'' schrijft: Is do stolling, dat dezelfde redenen van# billijkheid, die in November 1.1. voor v r ij- s tel ling pleitten, ook nu nog aanwezig zdjn, wel juist? We gelooven bet niet. Ho© is de toestand thans? Er zullen voor de tweede ploeg van het blijvend gedeelte opkomen de 1929 man, die de laagste num mers trokken. Onder dezen zijn alle betaalde nummer- verwisselaars, die immers tot de 1929 laag ste nummers behooren, zoodat één mogelijk heid, waarop de heer Marchant in zijn in terpellatie van 20 November doelde, komt te vervallen. De mogelijkheid namelijk, dat een milicien A aangewezen om te dienen in de eerst© ploeg, voor die ploeg zijn nummer verwis selde met den milicien B., aangewezen voor de tweede ploeg, toch in do eerste ploeg zou moeten dienen, omdat B. daarin voor zijn eigen nummer zou moeten opkomen. A. zou dan nutteloos zijn geld besteed heb ben, cn men achtte dit onbillijk. Dezo eer ste en voornaamste reden van billijkheid, die 20 Nov. 11. tegen een plotselinge uitbrei ding van het blijvend gedeelte pleitte, bo- stoat thans niet meer: allo nummerverwis- selaars voor de eerste ploeg hebben reeds daarin gediend, en zij, die voor deze ploeg een hooger nummer kochten, blijven vrij. Nu de tweede ploeg Daarin dien?n, zoo als gezegd op do eerste plaats de 1929 laag ste nummers, onder wie alle mimmcrvcr- wisselaars zijn; dezen toch lieten zich juist voor die nummers betalen, welke reeds op- komstplicbtig waren bij de vroeger© vast stelling van het blijvend gedeelte. Nu kan men zeker de mogelijklicid ver onderstellen, dat iemand een nummer beeft gekocht, hetwelk slechts precies vrij was, en dat zóó iemand dan nu zou moeten op komen, niettegenstaande het betalen van een nummo-rverwisselaar. Maar het ligt voot de hand, dat zulke gevallen, indien zo al bestaan, uiterst zeld zaam zullen zijn om de eenvoudige reden, dat door overlijden, ziekte, enz., do houdei van zulk een nümmer, dat slechts op het kantjo af vrij was, ook zonder uitbreiding van het blijvend gedeelte, alle kans had opgeroepen t© zullen worden. Geen mili cien, die zich vrijkocht van het blijvend gedeelte, zal dus zóó dom geweest zijn, met zulk een gevaarlijk nummer te wisselen. Bovendien fcullerr zich voor de premie van 120 gld. zeker een groot aantal miliciens uit verschillende lichtingen aanmelden, zoodat de kans, dat zij, die een bij de vroe ger bepaalde samenstelling zeker vrij num mer wisselden en daarvoor betaalden, thans zouden gedwongen worden op te ko men, vrijwel denkbeeldig is. Daarmede vervallen thans de gewichtig ste billijkheidsredenen, die op 20 Novem ber wel bestonden en toen den doorslag ga ven bij de genomen beslissing. Eén kans ia nog mogelijk: dat miliciens, die vroeger een slechts even vrij nummer trokken, en dit nummer niet voor een be ter verwisselden, thans worden opgeroepen Men zal moeten afwachten, of dit geval zich voordoet, misschien zullen zich zoovele vrijwilligers aanmelden, dat het niet voor komt. iStcl echter, dat het geval zioh wèl voor doet. We zagen reeds, dat het strikt recht er geenszins door geschonden zou woroen. De Regeering stelt i.u bovendien voor hen, die zioh iD een dergelijke omstandigheid mochten- bevinden, de gelegenheid open om door vrijwillig© dienstneming een premie van 120 gulden te verwerven. Hiermede is, dunkt ons, aan do billijk- he id ©ei schoor, die men redelijkerwijze te hun nen opzichte stellen kan, ruimschoots vol daan. „H et Huisgezin" schrijft over het voorloopig verslag inzake liet b 1 ij v e n d gedeelte: Dit verslag geeft den indruk, dat dit noodwetje do Kamer in tweo nagenoeg even groote helften verdeelt. Verscheidene loden hadden de in diening van het ontwerp met ingenomen heid gezien. Voor verscheidene ander© leden was het ontwerp een teleurstelling. Do getalsterkte der eeno groep schijnt zoowat tegen dio der anderen op te wogen. Maar zal men wellicht opmerken is het niet mogelijk, dat onder d© „verschei dene" leden van de eerste groep leden van links, onder do verscheidene" der tweede groep leden van rechts schuilen, zoodat de beide nagenoeg even sterko helften uit le den van verschillend© richting cn kleur be staan? Het ware inderdaad zeer goed mogelijk Maar de bawoordingerr, waarin hot oor deel van elk der twee groepen is vervat, schijnen dit uit te sluiten. Intusschen blijft de mogelijkheid open, dat de beslissing over het ontwerp geen partijstemming zal worden. Er is stellig geen meerderheid tegen het een engeJtje. Hij zei, dat het hem speet, dat hij zelf met getrouwd was, maar op kamers woonde in de vreemde stad. Waar om, begreep zij niet. De andero oom cn tante, die wèl getrouwd .waren, zaten grie zelige spookhistories te vertollen, dio hun zelf gebeurd waren. Van toen af was do groote ommekeer in haar leven. Haar vader nam haar van school en deed haar in dienst bij een hoe denwinkel, waarvoor zij groot© doozon naast do juffrouw moest dragen, wanneer deze uitging om aan huis te passen. De juffrouw was altijd heel goed voor haar, omdat zij het kind zoo'n bij-de-hand snoesje vond. Dikwijls nam zij minder hoe don mee dan zij wel noodig had, opdat de doos maar niet te zwaar 7/>u zijn. Ook merkte zij heel wel op, dat do (klanten haar graag zagen komen, met het mooie loop- meisje. En dus hield zij haar zeer in eerc en zorgde goed voor haar. Zoo gingen er vijf jaren voorbij, van steeds gelijke eentonigheid. Haar vader bad anderhalf jaar na den dood van haar moecler een vrouw in dienst genomen, di zijn huishouden bijhield met niet al te zorg vuldigo hand. Hij had den bakkersnacht dienst er aan gegeven en bracht nu des morgens cn des avonds nog voor dienzelf den patroon do broeden rond, terwijl bij overdag met kwitanties de wijk afliep. „Engelenkopje" kwam alleen thuis om to slapen, Zij was nu bij de juffrouw zoo goed als kind van liet huis. De juffrouw was een oude vrijster, en vond or genoe gen in, het hartelijke, mooie meisje goed te verzorgen, of het haar eigen dochter was. Aan tafel gaf zij haar do lelkkerste beetjes, die zij zelf met haar tandenloozen mond niet meer koD kauwen, en zij ver wende baar met extratjes. Eén buis was er, waar „Engelenkopje" vooral graag kwam. Dat was bij een in verval go- raakte barones, die met haar zoon woon de in een groot voorvaderlijk hotel, waar van nog maar enkele kamers werden ge bruikt. In deze woning vond bet Ikind het hoogste ideaal van weelde. De breed© mar meren trap, waarop blinkend koperen roe de-staven den weeken Smyrnia-looper be vestigd hielden, de zaal-groot© vertrekken met de mooie zware meubelen en de donke re stemming van deftigheid, door d© dikke gordijnen; de goede oude dame met de zij den japon en bot witkanten fichu, dat alles boeide baar zeer. Maar het meest toch werven van vrijwilligers, indien do Minis ter van Oorlog het blijvend gedeelte on voldoende acht. En indien zich nu voldoende vrijwilligers aanmelden, zoodat van do gedwongen op komst van vrijgelotcn der lichting van 1907 kan worden afgezien, <lan is de groot© steen des aanstoots uit den weg geruimd. Mocht bet aantal vrijwilligers benoden de 2200 blijven, welnu, ook dan blijft d© mo gelijkheid, dat de Minister door wijzigingen in zijn ontwerp aan gerezon bezwaren t© gemoet komt. Dat liet ontwerp zooals bot daar ligt zal worden aangenomen, gelooven wij niet. Onder het opschrift ,0Hct hemd nader dan do rok" brengt ,,D e NieuweCou- r a n t" in herinnering hoe, in Januari, door het Departement van Kolo niën, do papier-lovorantie voor I n d i één jaar werd opgedragen aan een buitcnlandsche firma. Het blad wijst daarbij nog eens op den belangrijken voorsprong, dien do buitcn landsche industrie heeft- boven de binnon- landschc, waar do buitenlandschc in eigen land beschermd wordt, kan onze industrie haar daar geen concurrentio aandoen. Da&r kan d© vreemdeling zelf hooge prij zen maken, heet het, en vlot hem, den bui tenlander, door welk© omstandigheden dan ook, niet in eigen land de afzet, dan valt het hem licht, do onbeschermde Nedcr- landscho industrie scherpe concur ren tie aan te doen. Hij stelt zich met een kleiner winst tevre den dan hij in eigen land bedingen kan, waardoor hij het veel grooter voordeel verkrijgt, zijn machines aan den gang, zijn personeel aan den arbeid t© kunnen houden. Verder wijst het blad op een andero be voorrechting, die bij de voorwaarden van aanbesteding ten gunste van het buiten land plaats heeft gehad, nl. dc keuring. Een binnenlandsche firma heeft. eerst een voorloopigo keuring in de fabriek van- wego het Departement toe te laten; later moeten monsters aan het Koloniale eta blissement worden opgezonden, orn daar scheikundig te worden onderzocht, cn to genover deze voor de binnenlandsoho nij verheid dubbel© keuring, stelt het Departe ment van Koloniën zich tevreden met een keuring door den scheikundige der buitcn landsche fabriek! Thans dreigt opnieuw gevaar en ditmaal bij Marine. D© vorige week werd zeildoek aanbesteed ten behoeve van do Marino, waarbj met een zeer gering verschil een buitenlander de laagste was. In het geheel werd 109,(XX) M. aanbesteed en nu dong voor 86,000 M een buitenlander mee. Voor die h oeveel lie i 1 was de gezamenlijk© inschrijvingssom van de Neder landsche fabrikanten ƒ48,198, terwijl de buitenlander liad ingeschreven voor 48,448; alzoo een gunstig verschil der Nodcrlandsehe industrie van 250. Wie mocht meenen, dat do Nederl. indus trio nu de levering zou krijg°n, vergist zieh. Bij het vergelijken der prijzen bleek, dat voor de jperceelon 25 cn 10, te zamen trok dat hui© haar aan, om den jongen baron: den m,ooien, eloganten jongenman, di© altijd juist do trap opkwam, als zij ver trok, en haar dan liet passeeren, zoo be leefd groetend en met merkbaar bewonde rend© blikken haar aanstarend.* Niets zoi ze er van aan do boeden juf frouw. Maar eens verzon zij eigenmachtig een boodschap, eD ging alleen. Toen zij de trap afkwam, opende zich in d© vestibule weer de deur van zijn kamer, en laDgzaam, een boek onder den arm, kwam hij, als in gedachten verzonken, haar te gemoet. En toen, terwijl haar hart klop te, sprak hij haar aan. Wat hij zei, was heel onschuldig. Hij vroeg haar, toch niet 1 al te zeer toe t© geven aan den smaak van zijn moeder, die, als zij haar zin kreeg, zich allcrbespottelijkst toe zou takelen. Zij leek toch al wel een vogel verschrikker. Hij schaamde zich ora met haar zich buitens huis te vertoonen. Zij lachte en beloofde het hem. Zij moest hem haar handje er .p geven. Van af dien dag werden telkens bood schappen gefingeerd cd telkens ontmoette zij Dolly. Een was dc oude dame niet thuis, maar de meid gaf haar do boodschap, dat dc ba ron haar even wenscht© t© spreken. Zij werd in een kamer gelaten, waar zij nog nooit geweest wlas: een bibliotheek in streng- oudcrwetschen stijl; eikenhouten boeken kasten langs de wanden, een massieve, vierkant© eiken tafel, eiken stoelen met bruin-leeron zitting, een spiegel met eiken houten lijst op deD bruin-marmeren schoor steenmantel. Dolly kwam binnen en vroeg haar naar een zomerhoed voor een meisje Een schrijnende jaloezie deed haar pijn. Het duurde een heele poos, eer zij begreep dat hij met dat meisje haarzelf bedoelde. Die zomer was voor haar een heerlijko tijd. lederen avond zag zij Dolly in Schc- veningen. De j'uffrouw was zoo goed haar to© te staan, dan met een vriendinnetje, dat in het komplot was en baar steeds ha len kwam, wat te gaan wandelen. Heerlijk dwaalden zij samen langs het strand of door do duinen en wachtten tot de zon on derging ver achter de zee. Op den top van een duin, vertrouwelijk hand in hand, za gen zij haar ondergaan, en voelden gouden weelde hen omvloeien. Dan daalde vredige schemering op hen neer, het goud van haar lokken verdoft© tot aschgrauw, en Dolly bracht haar naar huis. Dat was een heerlijke tijd. 21,000 M., de buitenlandse!!© f 805 of 3^ pOt. goedkooper waa dan de Nedcrlandscho fa brikanten. Het verschil van 3$ pCt. is gering, daar bij de Marine eenmaal aangenomen i3 als percentage van voorkeur voor eigen nijver heid slechts 1 pOt. to bepalen, een marge, zoo onbillijk en zoo gering, dat zij prac- tisch van geen beteekenis geacht moet wor den, vooral niet voor een artikel ah zeil en kuildoek, welks invoer niet aan het fiscale recht van 5 pCt. is onderworpen, hetwelk ons tarief op zeer veel andere soort gelijk© fabrikanten legt. "Wanneer de buitenlander wel 5 pCt. in voerrecht had te betalen, dan zou hij van zijn aanneemsom, zijnde 22,3S8, moeten betalen f 1119; hierdoor zou zijn prijs wor den 23,509, terwijl de Nedc.rlandschc fa brikanten inschreven voor f 23,193 en dus 316 goedkooper konden leveren a do buitenlander zou moeten doen. Het voordeel zou dus zijn, dat dc Nedcr landscho industrie beschr-md werd, hier "werk gevonden wordt, waar nu slapie cn malaise ia. Het blad wijst op de builen landsche in dustrie en vraagt: Is het niet of men zich hier totaal onkun dig lioudt van de zooveel gunstiger voor waarden, waaronder do buitenlandschc industrie werkt? België vordert ccn inkomend recht van 10 pCt. en bevordert dus zijn eigen nijver heid; Frankrijk h ft een rockt van 49 fr. por 100 kilo en schrijft voor, dat dc fabri kant moet zijn Frauschman, de fabriek op Fransch grondgebied moet liggen. Is hot een Maatschappij, dan moet liet grootst© deel van het kapitaal in FranBche handen zijn, anders mag niet worden meegedongen. Terwijl, om nog een te noemen, Duiteh- land 16 Mark per 100 kilo zeildoek aan in voerrecht heft. Wanneer dezo perceelen aan het buiten land gegund worden, beteek nt dat een ver lies van 8000 zuivor arbeidsloon, zegt „Do Nieuwe C o u r a n t", voert* Ne- derlandsolie Arbeiders. En bovendien bo el reigt een dergelijke bevoorrechting van da buitcnlandsche nijverheid, een eeuwenlang bestaan hebbende oud-vaderlandsche indus trie. Uit ceri cn ander blijkt hoe dringend noo dig het. is om invoerrecht t© herzien; wi' men niet van protectie spreken, laat het dan maar zoodanig technisch herzien wor den, dat ons land cr wel bij vaart, cn hand werk cn bedrijf niet behoeven stil te stann. De kapitein der artillerie G'. J. M. Col- lette, te Utrecht, schreef in „Hot Oen- t r u m" Maar al te dikwijls wordt ten opzicht© van k a z e ,r n e-a an gelegenheden door hen, die er bui ben staan, verkeer geoordeeld. Zoo ergens, dan worden juis' in de kazerne de godsdienstige overtui gingen geëerbiedigd. Alleen zij, dio te laf zijn voor dio over tuiging uit te komen, of wel zich dienover eenkomstig te gedragen, lijden schade. Do kerkelijke overheden hebben zich Maar zij hield te veel van hem en ver trouwde te zeer op zijn woord. De zomer vlood heen in een droom van geluk, de winter kwam. „Engelenkopje" luid buien van melancholie. Dolly toch was naar het buitenland vertrokken. Droefgees tig on met een ernstigen, ouwelijkcir trek om haar mond, kou zij soms poozen voor zich uit zitten staren, schrikkend wanneer iemand het woord tot haar richtte. En toen het heerlijke voorjaar wederkeer de, en de boomen, uitbottend, voorspelden den zomer, werd zij ziek. Boven dc grijzo valgordijnen zag zij de blauwe luchten, en do takken, waaraan het eerste groen out look. Vogel gek wetter klonk door het neer gelaten raam. Zij lag daar zoo kalm cn vredig, z,j hal reeds zoo geheel genoeg van het leven, nu hij niet meer bij haar was, dat zij maar niets liever wilde dan te sterven. Maar dc dood had geen medelijden met haar en dwong haar tot leven. Toen hersteld, moest zij weer het hard© leven in, dat zij had leeren halen en terug naar het hoedenwinkcltjc, waar do oud© juffrouw, nog ouder geworden, haar steeds medelijdend aanzag. Totdat zij het niet langer daar uithoud- u kon. Op een avond liep zij weg. Na jaren dolen nu hier, dan daar, be landde zij in een café-chantant. En avond aan avond zong zij haar liedjes, trekkend van Amsterdam naar Den Haag cn weer van Den Haag naar Rotterdam. Zij leerde veel menschcn kennen, mannen en vrouwen slecht© en goede, rijke en arme, en wee moed was de overheerschendo toon van haar leven. Zoo bracht zij haar 1 ven door. Toen vatte zij kou, doordat een collega op een avond haar sortie had meegenomen en zij, gedecolleteerd door guur weer Daar haar hotelletje moest gaan. Zij kwam in het gasthuis. En nog eens, één dag, onder dc suggereerende hand van de pleegzuster, die koel lag op haar voorhoofd, voelde zij dien zuiveren vrede van weleer. Van heb strand cn de duintoppen, blinkend in het laatst© zonnelicht, van de eeuwig-murme lende zee eD den kus der liefde, van d© goede, oude hoedeDjuffrouw in do still© achterkamer. Toen zag de dood haar aan en drukt© haar zacht in zijn armen. Zij sliep ia droomde van de eeuwige liefde, die alles rein wascht, als dc zee. Toen zij een klein meisje was, zoo van een jaar of vijf, zes, noemden haar vader on haar moeder, haar ooms cn tantes, en al de menschen, die bij hen aan huis kwa men, haar „Engelenkopje". Zij leek toen ook net een engeltje, zoo een van een schil derij. Korte kurketrekker-krulletjes van al- tomaal zonl ichtbl on de lokken, rondom haar fijn-besneden, geestig gezichtje. Groot©, klaar-blauwe kijkers, waarin de zomerhe mel ligt weerkaatst. Als zij lachte, wat zij dikwijls deed, op een blijde, klankvol le manier, liet zij de rijen mooie, melk witte tandjes zien, tusschen de kersroodc lippen Een blos van eeD perzik lag op haar ronde wangen en een kuiltje had zij ln de kin; Haar vader was maar een gewon© hak kersknecht. Met huD drietjes, zonder meer kinderen, woonden zij in een huisje van vijf en twintig stuivers. Met schoonmaken verdiende haar moeder cr nog wat hij. Al- Ion, uit haar omgeving, waren het er over eens, dat vrouw Vain do Bogt zich nog eens dood zou werken. Zelf voelde zij het ook wel, maar zij kon onmogelijk anders, wilde zij hun drieën den mond open hou den. Behalve echter hetgeen zij buiten de deur deed, ploeterde zij nog het noodige ook in haar eigen woning. Zij was kraak zindelijk en wilde graag hebben, dat haar huisje cr netjes uitzag. Dus schrobde zij, en schuurde, en boende, dat het een aard had. ..Engelenkopje" ging teen op de stads school en leerde vlug. De trots van haar moeder had zich tegen de armenschool ver zet. De onderwijzeressen vonden haar een 6nocsje, net een cherubijntje, en ook omdat aj erg bij-de-hand was, toonden zij zich allen even aardig voor haar. Ook in goedheid leek zij werkelijk een Egeltje uit den hemel. Zij kon geen snoep- °*ntjo in haar zak hebben, of het verdween 10 de handen van een bedelaar. Zoo leefde zij voort tot in haar dertien de jaar. Toen gebeurde, wat ieder al zoo tang had zien aankomen: Vrouw Van de ^°gt werd bedlegerig. Op een dag. dat „engelenkopje" 's mid- aS* uit de school thuiskwam, om t© eten, y°nd zij haar moeder nog te bed. Dit nu "^6~ no2 nooit gebeurd; wel moest zij er Us naar aan toe zijn, - „O, kindje," steunde het afgewerkt© menschje, ineengekrompen huiverend ©n sidderend onder d© gekreukelde lakens; „kindje, ik voel me toch zoo naar. Ilk weet niet .wat me scheelt, ik kon onmogelijk op staan. Paatje is naar den dokter, ik heb pijn overal cn ik kan niets meer bewegen." „Engelenkopje" begon er bij te huilen, machteloos en medelijdend. „O, moeclcrt.jcl Moedertje! Gaat u nu dood?" Haar lipjes troklken zich zenuwachtig saimen, tranen rolden stdrker over haar dikke wrangen. „Neen, kindje", klonk weer afgemat en pijn-verzwakt de stem, „ik hoop het niet, ik moet nog wat leven, nietwaar? Ora paatje eD jou te verzorgen, om het huis houdentje hier t© doen, en nog wat bij te verdienen, om jou veel t© laten leeren, dat je later een knappe meid mag worden." De ddktcr. kwam en zag al heel gauw, dat zij gesloopt was, totaal gesloopt. Dat geen opkippen hier meer zou helpen. Drie dagen later was d© vrouw doof voor al de lieve woordjes en smeekbeden van haar dochtertje. Zij lag daar als een groo te wasteen pop, in het mooi opgemaakt© bed., gehuld in schoon© witt© kleeren. Dc vader zat stil en zwijgend, de handen op de knieën, en staarde norsch en afge trokken voor zich heen. „Engelenkopje" had haast stuipen van verdriet. Nu eens lag zij bij het bed geknield, haar hoofdje op het dek aan den kant, te schreiendan weer zocht zij haar toeverlaat in haar paatje, zich angstig dringend tegen zijn knieën, met betraand gezichtje hem smee- kend, toch niet boos op haar te zijn. Maar hij antwoordde niet. Toen zwart© mannen het huisje met ge schuifel vervulden, en do kist sjouwden, langzaam loopend met sliffervoeten door de gang en over do stoep, op den wagen van het fonds, stond zij te kijkeD door de franje' van het neergelaten raamgordijn. Sprakeloos van ontzetting kneep zij d© vensterkozijnen tusschen haar trillende vingers, en schreide met gloeiende oogen. En toen vader weer thuis kwam, met twee ooms en een buurman, aten zij kadet jes met zoetemelks©ho kaas cn dronken kof fie. De eene oom, die van heel ver kwam, trok haar maar al nalar zich toe, cn zei, dat ze zoo gegroeid was, sedert hij haar gezien had als kind van negen jaar, dat zij stellig een groote, brave meid zou wor den, en dat ze net een gezichtje had voo"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 9