Algemeen e Rijkswet op de
voedingsmiddelen.
RECEPT.
Brie Liederen.
ALLEELEL
Deze ontbreekt nog altijd hier te lande.
Het kan daarom nuttig zijn to wijzen op
dergelijke wetten, die elders tot v/ering van
yervalschte levensmiddelen zijn tot stand
gekomen. Zoo is ten vorigen jare op de
Filippijnen afgekondigd een „Act for pre
venting the manufacture, sale or transpor
tation of adulterated or misbrandcd or poi
sonous or deleterious foods, drugs, medici
nes and liquors, and for regulating traffic
therein, and for other purposes."
Krachtens deze wet is „verboden de in
voer van voedingsmiddelen, drogerijen, ge
neesmiddelen en dranken, welke in den zin
der wet vervalscht of verkeerd gemerkt
rijn".
De uitdrukking „food", in de wet ge
noemd, omvat allo artikelen, gebezigd door
menschen of dieren als voedsel of drank
{ook suikerwerken en kruiderijen zijn hier
onder begrepen) hetzij in oorspronkelijker!
yorm, hetzij gemengd of samengesteld.
Een artikel, tot de groep der voedings
middelen behoorend, wordt bij deze wet
ais vervalscht beschouwd:
lo. Indien het artikel met eenige zelf
standigheid is vermengd, waardoor zijn
qualiteit of sterkte is verminderd2o. in
dien het artikel geheel of gedeeltelijk door
een andere zelfstandigheid is vervangen;
oO. indien eenig voornaam bestanddeel van
net artikel geheel of ten deele verwijderd
Ï6; 4o. indien het artikel gemengd, ge
kleurd, bestrooid of omhuld is op zooda
nige wijze, dat beschadiging of minder
waardigheid wordt verborgen; 5o. indien
het artikel een of ander vergiftig of scha
delijk bestanddeel bevat, dat zulk een ar
tikel schadelijk kan maken voor de ge
zondheid
Hierbij wordt echter opgemerkt, dat,
wanneer voor de bereiding van voedings
middelen voor verscheping een conservee-
ringsmiddel uitwendig wordt toegepast, op
zoodanige wijze, dat dit middel noodzakelijk
verdwijnt, hetzij door het weeken in wa
ter, hetzij op andere wijze, en aanwijzin
gen voor het wegnemen van zoodanige con-
serveeringsmiddelen op de omslagen of de
verpakking gedrukt worden, de bepalingen
dezer wet zullen worden opgevat als alleen
betrekking hebbend op zulke artikelen,
wanneer zij dadelijk voor gebruik gereed
rijn.
60. Indien eenig artikel geheel of gedeel
telijk afikomstig is van een bedorven dier
of plantaardig product of van een gedeel
te van een dier, dat ongeschikt is voor
voeding, hetzij bewerkt of niet.
Verkeerd gemerkt zijn de artikelen, vvei-
ker opschrift of etiket een aanduiding be
vat, die valscb of misleidend is ten aan
zien van het artikel of van bestanddeel en
daarvan, of die de herkomst onjuist aan
geeft.
„Handelsberichten", waaraan het boven
staande is ontleend, teekent hierbij aan:
Van de artikelen, waarop deze wet be
trekking heeft en die voor den Nederland-
Rchen handel van beteekenis zijn, verdien en-
in het bijzonder jenever, kaas, boter en
margarine genoemd te worden.
Ten aanzien van kaas kan worden mee
gedeeld, dat alleen kaas, uit room bereid
mag worden aangeduid als „cream cheese"
rn dat die, welke uit afgeroomde melk is
vervaardigd, duidelijk van het opschrift
„skimmed nrilkcheese" moet voorzien zijn.
Nadere inlichtingen zijn te bekomen bij
do Afdeeling Handel (Lange Hou totraat 36,
Den Haag), .waar een exemplaar der boven
genoemde wet desgewenscht kan worden
ingezien.
Balgenbrei.
Lever, long of hart, enz. van een varken
laat men in zeer ruim water goed gaar ko
ken. De lever wordt voor leverworst ter
zijde gelegd, de long, het hart, de kaant]ee
van don uitgesmolten, reunel, enz*, en*.,
worden in kleine stukjes gehakt en weer in
het nat gedaan, dat met zout, peper, note-
muskaat en nagelgruis aan de kook ge
bracht wordt. Daarna voegt men er goed
gewasschen krenten en soms fijn gesnipper
de zure appelen aan toe en eindelijk onder
flink roeren zooveel boekweitemeel, dat het
een zeer dikke pap wordt.
Op 2 liter nat neemt men ongeveer 800 a
900 gram boekweitemeel, men kan ook twee
derde weitemeel en een-derde bloem nemen,
en 500 gram krenten. Men doet het, als het
nog heet is, in groote vrij diepe schalen of
mclkvloten, en laat het koud worden. Men
snijdt er dan schijven, 1 a 2 cM. dik, van,
die men in de koekenpan met reuzel bakt,
tot ze aan beide zijden mooi bruin zijn.
Het lied van den arbeid.
Door Ren de Clerq.
Zanger en schilder, zoeker en vorsoher,
Gij, die beitelt en tempels bouwt;
Visscher en roeier, delvor en dorscher,
Gij, die slacht en bakt en brouwt.
Looier en lapper,
Kuiper en tapper,
Wever en naaier,
Zager en draaier,
Hoefsmid, ploegsmid, en, nog forscher,
Gij, die in dokken en mijnen sjouwt
Werpt u vooruit en 't feest begonnen!
Zwaait met vlaggen en brandt kanonnen.
Stedeling, dorpeling,
Trotscbe verworpeling,
Kroont met ijzer
Den Arbeid Keizer!
Voert zijn wagen door markt en kerk!
Hem is de kracht, de moed, bet werk!
Hem is het land, Hem is de zee!
Ylaandcrens Volk, Hoezee!
Brengt uwe vrouwen en zoete verloofden,
Zonen en dochters, brengt ze hier
Steekt uw kindeken over de hoofden,
Dat het zijn armkens zwaai en tier.
Stoetsgewijs stappend,
Handenklappend,
Lachend en zingend,
Dansend en springend,
Juichend, joelend, dol ver doofden,
Razend van vreugd en machtig fier,
Werpt u vooruit en 't feest begonnen!
Zwaait met vlaggen en brandt kanonnen.
Stedeling, dorpeling,
Trotsche verworpeling,
Kroont met ijzer
Den Arbeid Keizer 1
Voert zijn wagen door markt en kerk.
Hem is de kracht, de moed, bet werk!
Hem is bet land. Hem is de zee!
Vlaanderens Volk, Hoezee
Wat moet mijn zoon -worden?
Een „handwerk" mag mijn zoon niet
lecren,
Want daarvoor is hij veel te goed;
Hij ie zoo'n „heertje" in zijn kleeren,
Schrijft mooi, en is zoo'n teere bloed.
Om 's Hemelswil vooral geen handwerk!
Dat geldt toch immers niet voot fijn;
Al zou ik 't uit mijn mond ook sparen
Het moet en zal wat beters zijn.
Het is de wondeplek van 't beden,
Een ieder wil zich zien geëerd;
Ook ieder wil zich netjes kleeden,
Doch niemand, die bet handwerk eert.
Het handwerk gaat goheel te gronde,
Want „arbeiderskleeren" zijn te min.
Doch wee! laat ons het luid verkonden:
Daar ligt 's lands ondergang nog in.
Handwerkor,-
])e werkman van keden.
De werkman droeg in vroeger' tijden
een frisch en helder boezeroen.
Hij vond niet. dat zoo'n dracht zou strij
den
mot de begrippen van fatsoen.
Nu knoopen zijn vereelte handen
een morsig frontje om den nek,
een boord, omlijst met zwarte randen,
onfrisch en goor; dat staat niet gek...
Nu is de werkman eerst tevreden.
„Geen sterveling herkent mij meer,
„want, door mij als een heer te kleedesr,
„gelijk ik sprekend op een heer I"
Waarom dan, zoo gij in de schande
van handenarbeid vast gelooft,
minachtend neerzien in den lande
op elk, die arbeidt met zijn hoofd t
Hoofdwerker*
Wilden over een locomotief.
De Matabelen waren natuurlijk zeer ver
baasd, toen zij voor het eerst een locomo
tief zagen.
Ziehier wat iemand, die bij de feesten te
Boelocwayo tegenwoordig is geweest, van
de opmerkingen der zwarten vertelt.
„Het is een groot beest, dat van ^3 wifc-
menschen is. Hij eet vuur en haat het wer
ken.
Als de witmensch aan het porren gaat om
het aan het werk te krijgen, dan schreeuwt
het.
Het komt ergens vandaan, maar niemand
weet van waar.''
Van een locomotief, die door den machi
nist gesmeerd was, heette het:
„Hot was een gTOot beest, dat erg de
koorts had. De witmensch goot hem op veel
plaatsen van zijn lijf medicijn in."
Kinder l.ijke vrijmoedigheid.
Tante was komen logeeren en zou naar
bed gaan. Nichtje, die anders bij Dina
sliep, zou haar bed met tante deolen, en
Dora zoolang tante er was bij mama
slapen.
Tante schroeft haar gutta-percha been af,
legt haar chignon op tafel, alsmede haar
valsch gebit, en legt daarna een kunstoog
in het water.
„Mama," roept Dina opeens, „Dora kan
nog best bij ons liggen; van tante is haast
niets meer over; zij heeft zich bijna bee-
lemaal afgebroken!"
De onderwijzer is bezig den inhoud van
een versje duidelijk te maken, waarin bet
woord ,,g&". Hij zegt, dat bet een verkor
ting is van „gade".
De onderwijzer vraagt: „Heeft iedereen
bet begrepen?"
Het pientere joggie: „Jawel, meneer,
maar mag ik vragen, of de man, die zijn
vtouw eon pak rammel geeft, bezig is met
gadeslaan V'
P rofessor: „Nu heb je mijn haar
weer to kort geknipt. Voor straf knip je
bet nog eens over en dan wat langer 1"
Op s c h 001 in de geschiede
nisles, „Wie was Willem Teil?''
„Orelio, meneer."
Moest weer schoolblijven.
Verongelukt compliment.
Hoer (op bet bal); „Wat hebt u bekoor
lijke kleine handjes, juffrouw... Ik geloof,
dat als u geeuwt, u allebei uw handen
voor uw mond moet houden."
Op de kostschool. Directri-
c e: „Het oog dient om te zien, het oor om
te hooren... Laura, waartoe dient do mond?"
Laura: „Om te kussen, juffrouw I"
Wink: „Er kan niets gebeuren, niets
bestaan of ik vind er nog wel iets in om
er dankbaar voor te zijn."
Klink: Nu, ik heb eiken dag van de
vorige maand zuurkool moeten eten, vindt
jij daarin nu ook iets om dankbaar voor
te zijn?"
Wink: „Ja, weee blij, dat bet Februari
wmT'