'ioede oulossingsn ontvangen van: man dood?" vroeg een officier. .Jawel", was het antwoord. ,,Dat jok je, ik leef nog", bromde dc ar me kerel. „Och, luitenant, geloof hem niet, zeide de drager, toen hij leefde, kon hij ook 7.00 jokken". Ingezonden door Willem Teil. O o k s 1 i m. „Wie noemt me een achttal handwerklie den zei meester ragend links en rechts ,.Ik meester", riep de slimme Pièter: „Mijn vader en zijn zeven knechts". Ingezonden door Johanna Antony. Op het telegraafkantoor. Harm: „Eet? tillegraro na Lerije, wat kost dat?" Beambte: ,,Ecn kwartje voor een gewoon telegram. Aan wie wou je het. sturen?" Harm: ,,An m'n zeun, bij de huzaren." Beambte: „En wat wou je sturen?" Harm, haalt een schaal voor den dag,? „Zie dan raeheer, ik bin vandaag jarig." Oplossingen der Raadsels. i. Huizen. II. Lourens Coster. III. Voorzichtigheid is de moeder der poroe- leinkast. IV. G lasschaalbo rdkom V. De appel valt niet ver van den boom. „Magnolia", Jansje cn Johanna Selier, Êliai Bomli, „De twee Boterbloemen", „Blondine", Jan de Nie, Greta Lomvrier, Antoon en Gerard Righart van Gelder, Jansje en Pietje van den Born, Cato van Weizen, Helena Mes, „Zomer", Johan Cor- nelissen, „Herderinnetje", „Klavertje van Vier", Johannes Janssen, Johanna en Adriana Visser, Maria Wijland, „Donna Amanta", Jacobus en Teunis Smittenaar. „Aronskelk", Johanna, Hendrika en Alicia Blom, „Leeuwtje", C. Riistcnbil, Cornelia Beurze, Mina Ju, „Avondster", Cato van Dorsteü, P. van Leeuwen, „Anjelier", „Het tweetal", Jacoba Korenhof, Jan en Arnol- clus v. d. Waals, Jacobus Bonsel, „Mei doorn", Anna Rijnboutt, Jan Konijn, Marie van Hooidonk, Jootje v. Hooidonk, M. en C. van Klaveren, Johan Selier, Johanna cq Adriana Visser, F. Meiners, Geertruida en Marinus Stafleu, Cato Lemmers, Jo Lemmers, D. Seydell, Jozef Beenakker, Charley Bali, .,Piet Hein", C. van Ewijk, Margo Hartwiik, Hendrikus Pont, M. ITalbmeyer. „Grace Darling", „Twee Palm takken", P. J. Coffrio, Petra Methorst, Goudvinkje", Rozenknop", Jansje eu Greta Bernard. Marie v._n Gijzen, Johanna ran den Ninuwendiik, „Goudhaantje", Nachtegaal", „Tortelduifje", Christiaan Hans:, Hendrik. Casper en Toos Boom, Réinier du Pon. ..Woudlelie", „Broer cn Zus", Jacoba Stephanus, Nelly de Haan, „Lentebode", Anna en Greta Tceuwcn, ..Pioenroos", „Boschanemoon", „Hya cint" „Lelietje der Dalen",, Jacoba van Wecren, Willie en Cato, Willem do Jongh Adinda", Abraham van Rooycn, „Kapi tein Marry at". Jacobus Witte naar; Anna en Johanna .Antony, Maria Verhoeven, Jacobus Mass&ar, Piet Ober, Aletta, Hen drik on Philippus de Nie, „Sneeuwklokje", Johan van Luykeo, „Maurits", „Appel bloesem", Jacoba, Hendrik en Jannie r.ggiuk, „Vinkje", Nico Kriek, Suze Kriek. „Dc drie Schippers", Abraham van Rosmalen, „Rozamonde", Jan de Roon, Jacob de Roon, Ida en Cor Dirkse, „Sperca", „Twee Woudroosjes", „Muurbloem", „Twee paarse Seringen", Marie en Betsie Ouwerkerk, „Karei de Groote", „Drie witte Roosjes", „Diana", Dirk Trom, „Ceasar", Cornelia v. d. Klein, „Zonnetje", „Jaamijntje", „Roodkapje", Israël Slager, Kitty Halewijn, „Waterle lie", „Boschviooltje", „Witte Lotus", ..Doornroosje", „Gebroeders", Rika Gu- lay, Johan van Leeuwen, te Leiden. Pieter de Bruin, Anuie, Betsy, Ma rietje en Jo Boers, te 's-G ravon hage. Cor en Pietje Visser, te H a z c r s- woudo. Pieter Verhoog Hz-, te Halfweg. Jacobus en Beatris van Ommcring, Cor nells Bogerd. Gerrit en Jan v. d. Lee, Aric en Cor van der Bijl, te Koudekerk. Jo, Hazina en Mientje Lemmerzaal, K. de Vries Czn„ te Kaag. „Gouden Regen", te Leiderdorp. „Sneeuwklokje", te Noordwijk Gerard en Anton Meyer, te Noordwij- k e r h o u t. Gerrit en Sophia Hendriks, Jan Martens, Ingcz, door Mientje Lemmerzaal te Kaag. Zie eens zus, hoe heerlijk zweven Daar kapellen in 't rond, 't Kondigt ons 't nieuwe leven Van den lieven lentestond. Al is 't nu nog koud en buiig, Toch ontwaakt reeds dc natuur. Anders ziet men geen kapellen En geen bloemenknopjes zwellen, 't Is Lente: al is 't nog zoo guur. Ingez. door Hazina Lemmerzaal te Kaag. Maart, dan komt die lieve Lente, Met den winter is 't gedaan, Maar zij kan ons nog gevoelig Soms met sneeuw ©n hagel slaan. Maar al is ze nog zoo grillig, Toch bedwingt ze geen natuur, Want men ziet kapellen zweven, Al is 't nog zoo koud on guur. Knopjes zwollen, bloempjes bloeien, Vogels zingen al te gaar, 't Land wordt groen en 't bosch wordt dichter, Want de Lente is weer daar. Ingez. door Karei Veenstra, te Oude wetering. Mina, kom, uw bedje uit Zie, de zon schijnt door de ruit, Hoor de vogeltjes eens fluiten, Kom. dan gaan wij gauw naar buiten Anton Gadri, Wilhelm I na Odendaal, Cor van Heusden, te Oegstgeost. Karei Veenstra, te O u d e w e t o r i u g .Tan rena van der Weg, Cornelia Tijster man, Pietje van Egmond, Anna van Delft, Daniël de Mooy, E. Noteboom, Joh. Noort, Jan Kromhout Gz„ Corn. v. Iterson, te R ij n s b u r g. Nelly en Anna Binnekade, Jan Kruyff, te Sassenheim. M. M. Reyneveld, ..Chrysanthemum", Rongert Eggink. Antje van Til, Lina de Graaf, te Voorschoten. W. van Gent. Willy Stadhouder. Jan v. d. Graaf, te Zoeter woud e. De prijzen vielen ten deel aan: „Ceasar" en „Zomer", to Leiden, wier ware na men bij den Uitgever bekend zijn Jan en Mien gaan met hun bei, Spoedig naar de groene wei „Ha!" we zijn er," roept nu Jan, Nu genieten wij er van- Zie, daar vliegen reeds kapellen, Dat gaan wij aan Moe vertellen., Mina staat verbaasd te kijken, Een to vangen zou haar lijken. Jan zegt: „laat die diertjes vrij. Ook hen maakt de lente blij. Kom, wij gaan naar huis nu toe, Daar wacht zeker onze Moe." Ingezonden door „Muurbloem." Het was een heerlijke zomermiddag. Do zon scheen door de ruiten cn maakte op alles een prettigen in-druk. Zij lagen nog iu hun .bedjes, Anna en Pieter, terwijl do zon met haar gouden stralen reed6 vrien delijk door de venstertjes scheen van hun aardig slaapkamertje, als wilde zij hun toeroepen: „Komt, kinderen, staat op, zie» eens hoe heerlijk het daarbuiten is." Nu, zrij dralen ook niet langer, kleeden zich vlug aan en gaan dan naar beneden, want hun slaapkamertje is op een boven verdie ping. Nadat zij vader en moeder „goeden morgen" gewenscht hebben, eten zij eerst hun smakelijk ontbijt. „Kom," stelt Piet voor, „laten wij oene naar buiten gaan en eens naar de kapellen KAPELLE IV. Ondanks hagel en sneeuwbuien, habben velen mijner raadselkinderen, met het lieve plaatje voor oogen, zich een voort-telling kunnen vormen van de naderende lente en daarvan» ieder op z\jn of haar manier, in rijm of proza uiting gegeven. Het getal inzendingen was ditmaal bijzonder groot, zoodat ik beden met de opname van negen bijdragen volsta, om in het e. v. nummer van ons Weekblaadje nog enkele andere, die m\j geschikt voorkomen, te plaatsen. M. v. A.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 14