Dienstboden. RECEPT. Minder zitten en meer liggen. STOFGOUD. Over een bekend lied. De armen der dames. cncflj&tt ^.->a i gramme voortrcffcii.j!-: druiven, granaatappelen, Chineesciii! dadels en verschillende soorten meloenen. Tegon hst eind van den herfst vormen de aardnoten („altijddurende vruch ten" genaamd) een goed slot, die, gedroogd of in zout water gelegd, den heelen winter bewaard worden en vooral bij de Chinec- scho jeugd zeer in den smaak vallen. Vaak worden dienstboden in onze dagen „plagen" genoemd. Wie echter meent, dat in den ouden tijd de dienstboden in alle opzichten heilige boontjes iwaxen en minstens van een kwart- tot een halve eeuw in denzelfden dienst bleven, die leze eens even uit het blijspel: „Belachelijke Jonker" van Pieter Bernagie van 16S4 het volgende: Ik bid je, Jet eens op do meiden, Zoudt Gij ce kunnen onderscheiden Van burgera dochters? Draageo zij Niet fijn van goud, zo net als wij Do strikken aan het hoofd, en ringen En kettingen en alle dingen? In 1682 had do Amsterdamscho regeering de volgende merkwaardige keur gemaakt, wel iwaard gelezen te worden door hen, die steeds den mond vol lof hebben over den goeden ouden tijd. „Vermits sedert cenigon tijd onder de dienstboden zoodanig© uiterlijke hoovaar- dij in het dragen van kleederen, kanten, krullen, lokken, strikken, enz. is ingevoerd, dat or geen of weinig onderscheid tussohen de kleeding van haar Vrouwen en haar ge zien kan worden; en dewijl dit strijdende is tegen do betamelijkheid en goede zo den; bui ton cn babalvo dat de dienstboden, die zulks uit haar loon niet kunnen bij brengen, en echter met anderen willen ge lijkstaan, daardoor tob ontrouw, dieve rijeo andero kwaadheden vervallen zoo ordonncereoj Mijne Heeren van den Gerechte: Dat do Kameniers. Dienstmeiden, Naai sters, noch andero dienstboden, hoege naamd, die in vaste hour verbonden zijn, na 1 Mei e.k. voor haar bowcnÖdeeding, zoo lang zij dienen en in vaste huuT blijven, iets anders zullen mogen dragen dan een modest en zedig kleednamelijkgeen [zijde, noch fluweel, noch fclp. Hare Wee ding zal bestaan in een Jak en Schort, zonder dat zij Tabbcrte, Samaren, Bouwens of andere dergelijke klceding zullen mogen gebruiken. Cok zullen zij in 't allerminst 'niet mogen dragen ecnige gemaakte Krul len, Strikken, noch eenig ander dergelijk afhangend cicraadook niet eenige Kan ten, alsmede geen boordsel op boveD- of 'onderkleerengeen Goud, Gesteente noch Koralenalles op verbeurte van 't. opper- isto kleed, soo menigmaal iemand daarover 'bekeurd wordt, of dit te lo3sen of af to 'koopt® met tien guldens" De zorg wordt nog verder uitgebreid, door op straffe van zes weken in de boeien op water en brood te verbieden haar Mees ters of Vrouwen kwalijk te bejegenen met woorden of werken. PrJ-oe-oo f van vleesohrestea Het vieescbr wordt aan kleine stukjes ge- sneden, nadat 't van velletjes en beenderen 'is ontdaan. Een bord vol gesnipperde uien jworden mot boter lichtbruin gebraden, on [een dito gekookt© aardappelen aan schijf- !jes gesneden. Den vuurvasten schotel 'smeert men mot boter goed in, cn plaatst [daarin, laagsgewijze, het vleescb, do uien 'en de aardappelen, met telkens eonigo stukjes boter; ae bovenste Laag moet uit aardappelen bestaan. Mem overgiet het ge heel met do resten van do jus, cm theekop je bouillon cn een weinig azijn. Men plaatst 'bovenop nog eenig© kleine stukjes boter, bestrooit bot mot paneermeel, en laat het 'in den orven lichtbruin wonden. Aldus luidt het hygiënisch advies, dat ons Gelpke verstrekt in een artikel, ge plaatst :n de „Mcd. Kliniek." Naar aanleiding der haemorrhoïden- ziekte geeft hij een cultuur-historisch over zicht van het zitten, waarbij hij doet uit komen, dat het veelvuldig cn langdurig zitten, zooals dit door den moderner) mcnsck geschiedt, in zekeren zin een uit vinding is der middeleeuwen en een gevolg van het leven in nauwe ruimten. Wel -is waar kenden ook de oude cultuur-volken den stoel, maar dit meubel werd slechts bij uitzondering gebruikt, terwijl men ge woonhjk thuis d© liggende houding aan nam, zoowel bij den maaltijd als bij de rust. Ook de barbaarsche volkeren lagen, als zij lichamelijk niet werkzaam waren, zoo lagen volgens Tacitus de Germanen op dierenhuiden. Nog in het begin der mid deleeuwen komen stoelen voor het zitten slechts zelden voor, en dan slechts als troon-zetels voor het familie-hoof d en bij hoog© bezoeken; de overige gezinsleden lagen of hurkten op tapijten, vellen en dergelijke. Op den nadceligen invloed van het. habl tueele zitten (en staan) op verschillende organen, bijv. op do hersenen, tot het doen ontstaan van neurasthenie bij stilzittende hoofd-arbeiders, is tot dusver niet genoog de nadruk gelegd. Do schitterende resul taten der bed- en ligkuren hadden anders wel tot verder gaande consequentiën moe ten leiden. Inzonderheid moet verlangd worden, dat de koopman, de geleerde, na dat hij den heelen dag op zijn stoel heeft doorgebracht, nu niet den ganschen aan zijn ontspanning gewijden avond „verzit", maiar dat hij integendeel lichaamsbewe ging make of liggen ga. Het schijnt, zegt schrijver, dat ook op dit gebied der gezondheidsleer de Ameri kanen met hnn lig- en schommelstoelen ons ver vooruit zijn. Booze lust of booce pijn Booft der ziel hour klaarheid, Zuiver moet het harte zij-n Slechts m 't helder kristallijn Spiegelt zich de waarheid. In 't. onreine glas en hart Is zelfs 't beeld dor zonne zwart. Ten Kate. God gaf twee hemclscb© geschenken Den mensoh in allo vreugde en smart: Verstand om scherp en goed tc denken, Om zacht en goed te doon het Hart. J. P. Hcye. Van heb bekende lied „Marlbrougb B'en va t'on guorre" weet George Simmel in een „psychologischo en ethnologische studie over Muziek" het volgende mede te doelen. Toen Napoleon in Egypte was, deed hij aJ zijn best invloed op do Muzelmannen te krijgen en bun sympathie te winnen. Hij probeerde bet ook met muziek. Door een goed beset en geschoold orkest liet hij te Kaïro een aantal stukken uitvoeren, verhe ven muziek, geloerde muziek, eenvoudige muziek, opgewekte marsehen en wat al niet. Vergeefschc moeite. Do toehoorders bleven koud en volmaakt ongevoelig. Eindelijk begint het orkest Mar lb rough s'cn va t'en guerre" to spelen en plotseling kwam cr merkwaardige verandering in dc houding van de toehoorders, zij luisterden met de grootste aandacht en gaven teD slotte van enthusiasm© blijk. Dc reden? De Muzelmannen boorden in deze melodie, do klanken van een hunner ©udo volksliederen en dat greep beu aan. Inderdaad schijnt de Marlbreugh-mc 1 edift van AraWscherj oorsprong te rijn; de Knü*- riddors hebben deze melodie in do middel eeuwen naar Spanje en Brankrjjk gebracht, maar eerst ilater is ze zeer populair gewor den Marie Antoinette hoorde toevallig bet liedje, bewonderde bet, zong het vaak voor en zoodoende is het toen spoedig in de mo de gekomen. Een Engelsche professor, die sedert ja ren allerlei lichaamsmetingen uitvoert, heeft statistisch aangetoond, dat de armen der dames van jaar tot jaar, of beter gezegd, van generatie tót generatie, korter worden Hij besluit daaruit, dat, als er niets tegen j gedaan wordt, over eenigo eeuwen de vrou wen, meer bepaald de dames, geen armen meer zullen hebben, of op zijn hoogst stomp jes. Hij schrijft dit toe aan het gebrek aan oefening der armen en meent, dat allerlei sport heilzaam zou kunnen werken. De dames hebben, volgens hem, maar twee gelegenheden, waarbij zij in haar gewono doen de armen strekken; nL in de tram als zij moeten staan, doordat er geen plaats is en de heeren niet opstaan, zoodat zij zich aan den leeren riem vasthouden, en ver der, als zij onwillige kinderen voor zich uitdrijven. Daaraan schrijft hij het toe, dat do armen der kinderjuffrouwen langer ble ken dan die der dames. Een trambestuurder, zekere traditie van zijn gilde willende volgen om voorbijgan gers, die niet snel genoeg voor zijn wagen opzij gaan, geestigheden toe te voegen, riep tot ecnige lieden, die met hun woon wagen op zijn rails reden: ,.Hé, waar is jullie aap?" Snel en kort kwam het antwoord „Verhuurd als koetsier op een tram." Aan het douanekantoor. „Maar mijnheer.u zei in uw koffer nieta dan lijfgoed te hebben." „Ja, zeker/' „En die flesschen cognac, hoe noemt u die dan?" „Wel, slaapmutsjes, natuurlijk." Vrouw: ,,Wat kom je Iaat thuis; het ïs twee unr." Man: „Maar, vrouw, wat zou dat? Als ik thuis was geweest, zou het toch ook twee uur zijn." K antoorj ongen' (tot patroon) „Mijnheer, mijn grootmoeder is dood eu nu •wou ik nog graag vandaag naar den begra fenis-wedstrijd ik bedoel naar den voet balplechtigheid ik bedoel dat is (hij loopt bard weg). „Is die vent zoo gierig?" „Gierig 1 Daar is bet eind van weg. Die koopt zelfs nooit een kalender, uit vrees, drt hij sterven zal, vóórdat hij dien heelc- maal opgebruikt zal hebben." Hij: „Hoe kan ik u die verrukkelijke wals vergelden?" Z ij(wier sleep bij do wals zeer goleden heeft)„Dat moet n met mijn naaister maar uitmaken I" De reden. „Jantje, je moot zorgen, 'dat jo je haar kamt voor jc naar school gaat." „Ik heb geen kam, meester." „Vraag dan of je den kam van je vader mag hebben." „Vader heeft ook geen kam." „Karntje vader dan zijn haar niet uit?" „Vader heeft geen haar. meester!" Het vooruaamstc. Profos- aor (een student in do medicijnen cxami- noerend): „Als u bij een patiënt geroepen wordt, wat zou dan de eerste vraag zijn, die u zoudt doent" t ti d e n t„WaAt bij Gcl«érd/> «nzftt. Professor „Gij moet fiiof ttw eigen domme hoofd vol gen, maar het mijn»."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 16