Z.ONDAG5BIAD
U-ID5CH DAGBtAD
No. 1**737.
Derde Blad.
7 Haart 3L908.
ij 1 "I"111'" H|ê»nl I ilflti «I I itl jlti
VAN HET
TE DOM,
T IS JONG.
Omstreeks mijn vierden verjaardag, toen
'ik juist boven de ronde tafel in onze huis
kamer kon uitkijken, vierde tant;> Emma
mama's beste vriendin bruiloft. Ik ge
loof. dat tante Emma niet heel jong meer
[was; zeker was zij aohter in de twintig, toen
fcij trouwde.
Tante Emma was zeer gelukkig. Zij lach
te ten minste met haar geheele gezicht,
ftoen ik haar het bruiloftsgeschenk van ma-
'ma bracht: een voetkussen van rose zijde.
Mij kwam dat voor als iets heel onnoozels.
„Nietwaar, Rosa, je strooit bloemen voor
[me op mijn bruiloft?" zei tante Emma en
kuste mij.
Mama had daar ook al over gesproken,
lik kon me niet juist voorstellen wat „bloe-
•'men strooien" beteekende, maar het moest
toch wol iets eervols zijn, want mama maak
'te voor dat doel een wit jurkje voor mij.
'Ook werd een tecnen mandje goudbruin ge
verfd en van hemelsblauw© draagbanden
voorzien.
In deze toebereidselen stelde ik weinig
belang, omdat op dien tijd de geit van on-
•zen buurman jongen had en in jonge gei
ten lag voor mij allo vreugde.
Dan kwam de bruiloftedag.
Op den vooravond zaten Emma's vrien
dinnen allen bij elkaar en vlochten kransen
■van donnetakjes. Ik mocht do takjes aange-
'ven en het garen, als het in de war geraakt
'was, weer losmaken. Zij waren daarbij ta
melijk ontroerd en zongen er bij.
Ik hoor nog do hooge, fijne steramen.
De bruidegom was gekomen. Hij had eer
ste klas gorcisd en dat had heel de stad in
ïrep en roer gebracht. Men keurde dat zeer
sterk af. Hij was een verkwister.
Mama en papa waren natuurlijk onder de
.bruiloftsgastenmama's zijden bruidskleed
was rood geverfd en do kleermaker had pa
pa's jas weer zoo goed als nieuw gemaakt.
'Mama wou gele rozen in heur haar dragen
mij werden papillotten ingezet.
Op den morgen van den anderen dag in
specteerde ik de kerk. Het huis van tante
Emma lag maar enkele stappen van de klei
ne kerkhofspoort verwijderd Door die
poort, langs de graven en kruisen, liep do
weg naar dc kerk van onze kleine stad. Do
•heel© we"- van het huis tot het hoogaltaar
was dicht mot bladeren en bloemen be
strooid. Om de pilaren van het kleine Gods
huis waren do kransen der vriendinnen go-
wonden. Het rook er als met Kerstmis.
D© organist zat aan bet orgol cn probeer
de een fugc uit Bach. „Tante Emma houdt
van Bach bet meeste", zeide hij. Ik stelde
mij ,,Bach" voor als een mooi kabbelend
water, een kabbelend water, dat muziek
maakt©. Op het altaar stonden groot© bou-
qnetten van malven en dan nog zonnebloe
men. Dat zag cr zeer schoon en bont uit.
Dan kwam Martha, het kindermeisje, om
me to zoeken.
,,J© moet bloemen strooien! J© moet jo
laten aaukleeden".:
Eerst op dit oogenblik werd ik erg ang
stig.
„Martha, hoe gaat dat eigenlijk, dat bloe
men strooien?"
Martha scheen van do zaak echter ook
niet veel te weten, en trok me haastig mee.
Thuis stond mama reeds gekleed. Zij zag
er wonderschoon uit. Ik vc mama altijd
zeer schoon; papa minder. Ik kon mannen
met hooge hoeden niet leiden, nu de schoor
steenveger er een droeg.
„Als tant© Emma nu uit de kerk komt",
zei mama, „dan kon je vóór den stoet
staan, loopt langzaam voor haar uit ©n
werpt de rozen één voor één voor haar voe
ten".
Daarop gaf mama mij een kus en ruischte
de trappen af.
„Ik dacht, dat mama mij bij de hand mee
zou nomen", zei ik half luid tot Martha,
terwijl mijn hart luid begon t© kloppen van
angst voor deze taak.
Martha waschte mij. deed de papillotten
uit mijn lokken, wierp den ritselenden, ge
steven onderrok over mijn hoofd en dan het
witt© jurkje en hing het met rozen gevulde
korfje aan mijn arm. Toen trok ze mij snel
de trappen af.
Het lieele kerkhof stond vol nieuwsgierige
menschen; zelfs tot op de randen der gra
ven on op de voetstukken der gedenkstee-
nen. Op den kerkhofmuur zaten alleen jon
gens en lieten hun voeten bengelen.
„Rosé", schreeuwden ze, toen ze uiij zagen,
„jc kop hangt vol kurketrekkers I"
Martha had vergeten mijn lokken uit te
kammen. Alle menschen keken rao aan. Nu
stonden w© voor de kerkdeur. Heel dicht bo
ven mij dreunden de klokken in den toren.
Ik werd steods angstiger.
Daar kwam tante Emma uit het portaal;
maar ik had baar bijna niet gekend. Zij
zag er heel vreemd en voornaam uit met
haar lange sleepjapon, en haar gezicht was
donkerrood. Naast haar ging stralend de
dikke bruidegom en achter haar schitter
den uniformen cn ridderorden.
Ik schaamde me vreeselijk. Voor niets ter
wereld zou ik een stap vooruitgegaan zijn.
„Wil je wel eens gaan, domme gans!"
dreigde Martha en gaf mij eeD stomp in
den rug.
Ik greep krampachtig in de bloemen en
wierp er enkele op den gTond, maar geen
macht had me kunnen dwingen midden op
den weg voor tante Emma uit te loopen
Dat ging boven mijn kracht.
Tante Emma en de bruidegom wenkten
mijtevergeefs. Mama wierp een bevelen
den blik op mijtevergeefs. Alles in het
rond lachte.
Mama ging rood van schaamte over mijn
gedrag voorbij. Papa deed alsof hij van het
heele geval niets zag.
„Wat is dat toch een dom kind zeiden
de omstanders tot Martha.
„Het is voor zoo iets te dom", antwoordde
deze.
Martha echter pakt© me op, bracht ra©
naar huis, trok mij de nachtjapon aan en
legde m|j m bed: het ergste strafmiddel van
ons huiselijk systeem. Ik huilde den boeleu
middag.
„Je hebt je voor altijd geschandvlekt
zei Martha en dit was ook mijn meening.
Inderdaad duurde het lang, voordat
iemand in huis weer iets, ook het gering
ste, van mij verwachtte. Ik had mijn ver
maardheid verloren.
Anatole Pépin had een massa examens
godaan en wilde nu eens zijD geluk beproe
ven. Rijk aan weten, maar arm aan geld,
was hij niet van werken afkeerig, eu ten
slotte nam hi.i bet besluit ambtenaar te
worden.
„Inderdaad", zei hij bij zichzelf, „ik ben
doctor in de rechten, heb dc hoogeschool
na een schitterend examen verlaten eu mijn
titels zullen m© wel helpen om aan een be
trekking bij de stedelijke straatreiniging T.e
komen, waar juist een ambtenaar wordt ge
zocht. Ik weet wel niets van deze zaken af,
maar ik zal het wel leeren
Nadat Anatoic Pépin zijn keus had ge
daan, bracht hij een sollicitatiebrief op pa
pier, telde al zijn diploma's, medailles en
titels op en stuurde bem aaD den directeur
der stedelijke straatreiniging.
Toen wachtte hij.
Hij wacht1 - zes maanden; zes maanden,
waarin twintig Franschc ministers en tal
looze ambtenalren elkaar badden opgevolgd
Na deze zes maanden ontving hij eindelijk
in een ongefrankeerd couvert het antwoord,
dat men van zijn sollicitatie nota had ge
nomen, dat men bem echter onmogelijk op
zijn leeftijd zoo'n post van gewicht kon toe
vertrouwen.
„Inderdaad", zei Anatoic Pépin, „ik ben
pas drie co twintig jaar; laat ik dus neg eeu
jaartje wachten."
Het volgende jaar herhaalde hij zijn ver
zoek cn ontving hetzelfde antwoord.
„Inderdaad", zei Anabole Pépin, „ik ben
nu pas vier en twintig jaar, laat ik dus nog
wachten I"
Het derde jaar meldde bij zich weer, en de
directeur der stedelijke straatreiniging
schreeuwde woedend: „Kan de jongen dan
niet lezen En met een blauw potlood
schreef hij op den sollicitatiebrief: tiTo
jong!"
Maar Anatole had een koppige natuur.
Het baantje van stedelijk ambtenaar lachte
hem te zeer toe, om cr vrijwillig van af te
zien. To3n hij heb vierde jaar weer hetzelf
de antwoord kreeg, herhaald© hij zijn ver-
zoek.
i.Da's ongehoord", brulde de directeur
dor stedelijke straatreiniging: „we zullco
ons thans bet antwoord en zijn adres laten
drukken, op die manier sparen we vcol tijd."
Anatole Pépin was echter, zooals gezegd,
Zeor hardnekkig, en hij herhaalde zijn sol
licitatie, i het geheel niet int het veld ge
slagen, vele jaren en steeds mot hetzelfde
resultaat.
Twintig, dertig, tfijftig jaren WSéan on-