Het godsdienstige leven in Amerika.
JLLXJSRLE1.
Amerika is ook groot op het gebied van
het geestelijk leven. Dat blijkt zoo op het
eersto gezicht niet, want do eerste indruk
is die van een land, waar een zeer materia
listische geest bcerscht. Bij nadere kennis
making .echter komt in zeer verrassende
mate vooruit de geestelijke eerbied, één bij
dat groot© Amerikaanseho volk, dat toch
uit zoovele verschillende elementen bestaat
en dagelijks met talloozo vertegenwoordigers
van verschillende nation aangevuld wordt.
Behalve die geestelijke eerbied is nog een
merkwaardigo eigenschap, die bij don Ame
rikaan sterk op den voorgrond treedt, zijn
individualisme. Opvallend is het matig-
hcidsleven, het groote kuisohheidsgevoel,
eerlijkheid, zin voor orde en sympathieke
eerbied voor de groote mannen, dio Ameri
ka heeft voortgebracht, onder wie ook do
godsdionstige denkers. De diepe vereering
ook voor deze mannen doet al vermoeden,
dat do godsdienst in dat volk ook een bij
zondere plaats inneemt. Er is iets door en
door gezonds in het Amerikaansche gods
dienstige leven, want- men volgt dien coro-
dienst, die voor hoofd en hart het beste
sticht.
Daarom voldoet het onnoemelijk groot
aantal kerken in een diepgevoelde behoefte.
Dat volk van zaken-doen zoekt een tegen
wicht in religieuze uiting. Heel den dag
zijn do godshuizen daar open, open voor ge
bed en voor overpeinzing.
Er is in Amerika een zeer levendigo liefde
voor het godsdienstig samenzijn.
Er is daarginds ook een diep respect voor
alios, wat met moraliteit on godsdienst
samenhangt. Ook is algemeen het verlangen
om zijn gemeente t© doen bloeien en daar
voor spaart men geen offers.
Ook het z.g. „social life" in Amerika,
heb geestelijk gemeenschapsleven, bloeit er.
Niet als hier te lande: 's Zondags een uurtje
naar do kerk en dan ga-uw naar zijn kopje
koffie; neen, daar in Amerikn stuift men
niet weg na den dienst, maar men schaart
zich om zijn predikant, om zijn kennissen
en bespreekt do geestelijke belangen. Naar
dit geestelijke gemeen sehaosleVen zijn ook
do kerken ingericht met haar talrijke bij
gebouwen: leeskamers, conversatiezalen,
enz., waar zich ook het alledaagsche aan
past bij het geestelijk leven. Getroffen wordt
men ook door de verhouding van den
Staat tot den godsdienst. Amerika is het
land van de vrij© ontwikkeling van den
godsdienst, zoo noodig voor hot hechte fun
dament van den Staat. Ook de verhouding
van dc school, in het bijzonder van de hoo-
geschool, tot don godsdienst, is in Amerika
een gezonde, waarvan het to Boston gehou
den Congres in ruime mat© kon getuigen.
Hoe Napoleon werkte.
Sinds 1795 was Agathon Jean Francois
Fain secretaris van generaal Bonaparte.
Hij bleef in dienst van den Consul, zoo
wel als van den Keizer, en volgde bcm tot
aan Waterloo. Geen getuige zou daarom
een moer nauwkeurige schildering kunnen
geven van Napoleons werkmethode dan hij,
de latere baron Fain, wiens mémoires
thans, door zijn achterkleinzoon uitgege
ven, het licht bobben gezien.
Napoleons werkkabinet lag naast zijn
slaapkamer. Noch ministers, noch lakeien
hadden daar toegang; alleen de secretaris
sen cn de beid© portefeuille-bewaarders,
die het vertrek in orde hadden te houden
en voor d© kachel moesten zorgen. In het
midden stond de schrijftafel, die, vólgens
's Keizers eigenhandig ontwerp, den vorm
had van een groote viool. Langs den wand
stonden met geschiedkundige werken ge
vulde boekenkasten. Onder de hooge pen
dule stond een kaartcn-tafcl.
Napoleon begon altijd met de brieven te
on derteek onen, die hij den avond te voren
had gedicteerd. Hij las ze nog eens over,
voogcro er aan too, streek woorden door.
on wierp ze dan den secretaris toe met het
bevel: „Verzenden!" Dan ging hij zitten,
om del spoedberichten af te werken. On
derwijl dicteerde hij. Wat hij niet meer
wilde zion, strooide hij in snippers op bet
tapijt. Dit deel van den arbeid heette „le
répondu". Don stapel correspondentie, dieu
hij in den loop van den dag wilde „bewer
ken", noemde hij „le courant", en den sta
pel, die wachten kon op rustiger tijd, „Ie
suspens".
Daarop liep Napoleon snel dc politierap
porten door. Dat waren er vier. Zij kwa
men van het ministerie, uit de prefectuur,
van de militaire politie cn van de kleine
•politie, die hij uit eigen middelen betaalde,
om met haar hulp achter de maatschappe-.
lijk© „on-cllts" te komen.
Een portefeuille met rood marokijn
lederen omslag, die het onschuldige op
schrift „Gazettes étrangères" droeg, be
vatte de geheime post en het overzicht van
do door het Zwarte Kabinet geopende brie
ven. De Keizer verbrandde al deze papie
ren en bewaard© slechts den „indruk";
vele personen hebben intusschen him onge
nade aan dien „indruk" te danken gehad.
Dc roodo portefeuille bevatte ook parti
culiere correspondentie, o. a. de brieven
van madam© De Genlis, die voor 500 francs
maandolijksch pensioen den Keizer alle
veertien dagen moest schrijven.
Napoleon hanteerde de pon zeer slecht.
Hij dicteerdo in betzelfde tempo, waarin
hij op en neer liep, eerst aarzelend, daarna
heftig. Hem om matiging of herhaling ta
verzoeken, was ondenkbaar. De secretaris
kon hem slechts volgen door bepaalde zin
nen, die bij Napoleon regelmatig terug
keerden, door afkertingsteekons te vervan
gen. In het vnur van zijn dictaat verwis
selde de Keizer vaak namen en zei bijv.
„Ebro" voor „Elbe", „Smolensk" voor
„Salamanka".
Hij had een gewoldig geheugen. Toch ge
bruikt© hij notitieboekjes, 'waarin détails
over alles en nog wat werden opgeteekend.
De kaarten op de tafel liet hij met
spelden bcprikken, waarvan de groote kop
pen waren gekleurd, cn die de stolling der
in Europa strijdende troepen moesten voor
stellen.
Zijn maandelijksch „zakgeld" bedroeg
15,000 francs in goud. Niets verschafte den
grooten veroveraar meer pret dan zijn
ambtenaren op rekenfoutjes te betrappen,
al ging het ook slechts om centimes.
Afpêkaansche beeBdspraak.
Dr. A. F. MaJherb© beeft onlangs in een
voordracht do aandacht gevestigd op den
rijkdom vaai beelden in de Afrikaansche
taal. Ziehier eenige staaltjes:
Voor sterven zegt do Afrikaander: zijn
blus is uit, blokvold toe gaan, van di
gras af, touw op goi, kop uittrek (d©
twee laatste uitdrukkingen zijn aan den
ossenwagen ontleend). Voor do idee van
„slaan", zegt dr. Malherbe, bestaan er
een menigte uitdrukkingen, alsop zijn
bas gee, op die hakske of oge speul, sfcreep-
suiker gee, inpeper, iDsout, uitkwint, in
klim, roskam, iemand opskop, laat grond
eet. (Gelijk men ziet, heeft het Afrikaansch
verscheiden van dio uitdrukkingen uit het
Neder 1 an dsöh).
Vlug vertaalt men door: kiauwe in di
grond slaan, laat glij, laat skeur, enz.
Uitdrukkingen, aan ossen of ossenwagen
ontleend, zijn het reeds genoemde: touw
op goi (!d. i. sterven); o' di touw trap
Oeen fout begaan)touwwijs (goed inge
wijd, wordt van een os gezegd, wat al
mak is in di juk)hotagter hê (mocilik-
hede deurstaan), di agteros kom oeik in di
kraal (selfs di langsame bereik zijn doel).
Voor „dronken zijn" noemt hij een macht
uitdrukkingenhij is agsterstevoor op di
pêrd; hij het teveel bcsaies geëet, di© bottel
soen mat gere'end in di mooi weer, nat
gegoi, hij houw nuwejaar, enz,
In plaats van bedriegen zegt men
iemand agtcrcm spring, iemand laat vast-
brand, iemand 'n kalbas ver 'n komkom -
mcr gee, enz.
Van iemand, die verliefd is en uit vrijen
gaat, heet hot: hij goi anker, ©n daar aan,
hou aandskool, hij wil kanarie vang, hij
wil soetiand sit, enz.
STOFGOUD.
Laat ieder zijn woord spreken en zijn
plicht doon in een geest van vricndelijkeo
ernst cn de toekomst laten aan een ander.
Simon Gorter.
r
Kleine slagen vellen groot© eiken.
Franklin.
4
Acht de onschuld heilig! Wees met kin-
d'ren nauwgezet 1
Uw scherts zij vroolijk, nooit lichtvaardig,
De lelie is zoo ra3 besmet.
Quintiliaan.
RECEPT.
Ver mioollipindaing met
citroensaus.
Men kookt een liter melk met twee lepels,
suiker, een stukje boter en do geraspte'
schil van een citroen; als het kookt, voegt'
men or anderhalf ons vermicelli bij en'
roert totdat dio gaar is. Laat het alles nu
afkoelen; dan roert men ©r zes eierdooiers,
een half ons gemalen zoete amandelen cn
het stijfgeklopte eiwit bij. Besmeer den pud-,
dingvorm flink met boter en bestrooi hem
met paneermeel of gestampte beschuit, doe
het mengsel ©r in cn laat den pudding twee
uur koken „au bain Mari©".
Drukke opkomst.
Een zeldzaam geval van oen leegen schouw
burg heeft zich eens in het Parijsche Odéon
voorgedaan.
Men zou d© „Barbier de Seville" geven.,
Toen evenwel het scherm opging, blikte
slechts één lichtend oogenpaar uit het don-'
ker van de leeg© tocschouwersruimte op het!
tooneel.
D© fcooneelspeler Thiron, die dc Figaro-
rol zou spelen, wild© trachten te schippe
ren om ten minst© niet het geheel© stuk
voor één enkelen toeschouwer t© moeten
spelen. Hij naderde het souffleurshok,
bracht onderzoekend de hand boven de
oogen, om misschien nog in d© vort© een
tweeden bezoeker te ontdekken. Toen hij
echter niemand zag, wendde hij zich plot
seling tot den eenigen gast en vroeg:
„Mijnheer, hecht u er bijzonder veeli
waarde aan, dat wij voor u alleen den „Barr
bier" spelen?"
„Neen," antwoordde d© aangesprokene.
*,Ik sta cr niet op, als u liever niet speelt
„Prachtig, ik dank u. Gaat u als het
u belieft naar d© kas en laat urw biljet te
rugbetalen 1"
„Dat kan niet", .antwoordde do kunst
vriend, „ik ben op een vrijibiljct binnenge
komen..."
De knappe huisvrouw. 'Jod-
ge mevrouw: „Kun je eenig onder
scheid merken tusschen de melk van giste
ren en van vandaag?"
Man: „Stellig, deze is veel beter dan di©
we altijd gehad hebben."
J ong© mevrouw: „Dat is ze ook.
Ik heb ze nu van een anderen man, di© zei,
dat hij de volkomen zuiverheid wou garan
deeren. Daarom heb ik genoeg gekocht, ted
minste voor de eerste veertien dagen."
Uit een officio cle dagvaar-
'd i n g:„ter zake, dat hij zoo luid
k eela op een mondharmonica beeft ge-,
spceld, dat de nachtrust der aldaar in de
nabijheid wononden kon verstoord worden."
Actrice: „Ben jij met die Icou in je
enkele pak uit?"
Acteur: „Ik kon toch in mijn pelsjas
geen half ons worst gaan halen I"
Verdachte ij ver. Heer (tot
pantoffelheld): „Ik moet zeggen, dat u
een ijverige vrouw hebt; u zat gisternacht
om drie uur nog in de sociëteit, en toen
keek zij al met den mattenklopper in de
hand vat bet raam."