Be snuit van den olifant. dat, zooals een schrijver uit dien tijd zegt, zij ,,alJozins geschikt was om den afkeer van die bloedighe, monstreu"© tirannie der Spanjolen in de harten der j-:ught te griffen, in ie prenten en als met do pap in te geven en haar op te weeken tot op offering van goedt en bloedt, om geheel van dit vermaledijt gebroet bevrijt te wor den". In dien geest schreef men destijds ge schiedenis voor de jeugd 1 Doze dikhuid is niet de eenigc, die een snuit heeft of een aanhangsel van de bo venlip; bij den tapir is hij, zij het ook in minder sterke mate, te vinden oen groote rob heet, om dat snuit-aanhangsel, zee-oli fant, en een klein buideldier, de Tarsi pes. heeft er.ook een. Hoe is de snuit ontstaan Velen hebben op die vraag het antwoord trachten te vinden en Wilhelm Bölscbe is tot een op lossing gekomen, welke gemeen ingang g:vonden heeft. De meening van de Toen- goezen, dat de mammoctb naaste fami lie van den olifant een snuit had, omdat hij in de aarde leefde en met den snuit zich als een worm een weg moest graven, berust op een sprookje, waarschijnlijk ontstaan, omdat zij die reusachtige dieren alleen za gen, als zij er een opgroeven, en dachten, dat het dier doodging, als het aan het dag licht werd blootgesteld. Bölsche ga-at van een zuivere redeneering uit. Door een hoog koolzuurgehalte der lucht, door veel waterdamp, hooge temperatuur en goeden grond met versche, minerale stoffen, had zich lang, ecuwen vóór de be schaving begon, een krachtige plantengroei ontwikkeld, die een groot deel der aarde overdekt. Niet, dat de boomon zelf zooveel grooter waren dan tegenwoordig; de ge slachten van planten gelekon op de onze; het was oerwoud, dat in hoofdzaken gelijk was aan dat van dezen tijd; maar terwijl thans het oerwoud slechts in beperkte res ten meer bestaat, beheerschte het toen de aarde. De klimaafcgordels schenen uitge- wischt, en de aarde was met bosschen over dekt tot aan de polen. In de eerst© helft, van dien tertiairen tijd waren de oude sau riërs van den voorafgeganen tijd afgelost door de groote zoogdieren. Van die zoog dieren drong toen een deel binnen in het tertiaire woud; het „woelde" er zich in, drong binnen do dooreengewarde massa, juist zooals later de c u 11 u urmen so hWerk tuigen als bijl en hefboom kenden deze pioniers niet. Zoo schiep de nood voor hen organen, waarmee ze het .woud konden be dwingen, vorken, bijlen en hefboomen aan het eigen lichaam... In die periode van het bestaan der aarde zijn de olifanten, naar men met vrij groote zekerheid kan aantoonen, ontstaan. Hun oudste bekende vormen treden er in op. Nog thans is de olifant een echt wouddier; in de dichtste, ondoordringbaarste bosschen. In de Indische jungles en de bergwouden van den Atlas heeft men hem het eerst aangetroffen. De grootste reuzeD onder de olifanten worden nu nog gevonden in de zware bosschen bij den Eilimandsjaro. Dek mamraoethen der booml oozi toendras van Siberië waren toevallige verspreide of fors van den ijstijd, wier voorvaderen uit laurierwouden verdreven waren, en zij heb ben er zich dan ook niet kunnen handha ven. Maar waar de levende olifant het woud bewoont, daar woont hij er als hcerseher. Hij is de pionier, die er de eerste wegen aanlegt. Want wegen zijn voor hem van belang, daar hij op zijn manier een gezel lig levend dier is, In groote kudden, die trouw bijeen blijven, leeft hij, en de oudere f-n sterkere dieren banen den weg voor do zwakkere en jongere. Menig oerwoud zou nu nog voor den mensch ontoegankelijk we zen, als niet de riifanten als wegbereiders een begin mot het werk hadden genaakt. Met die taak hangt stellig al sinds lang de vorming der reusachtige slagtanden sa men; dat zijp takbro-iers en boomheffcr? van dea eersten rang. Bij onze levende olifanten zitten dc slag tanden in de bovenkaak, of eigenlijk in dc tusschenkaak, want het zijn snijtanden. Zoo was het ook bij den mammoeth en bij ver scheiden andere uitgestorven soorten. Maar het schijnt wel, dat die plaatsing eerst la ter als de beste is verkregen, want vroeger leefde dc mastodont, die oorspronkelijk 4 slagtanden had, twee boven en twee bene den. Bij eeirige mastodonten bespeurt men dan, dat dit toch eigenlijk te veel was van het goede; de bcnedensLagtandon vallen bij de oudere individuen gewoonlijk uit, tot eindelijk ook do soort ze geheel mist. L-.j het zoeken van een antwoord op de vraag, hóe dat. ;.~>o kon komen, kan de zoö- lo-g steun vinden bij de allernieuwste vond sten van1-'voorwereldlijke olifanten. Die zijn in do laatste jaren in Afrika gedaan, en wol in Egypte, op de grens der woestijn, in het achterland van Fayoem. Het gebit van de daar gevonden dieren heeft in het algemeen nog niet do kenmerkende eigen aardigheden, zoodat cr voor dc geleerden door deze vondsten een licht schijnt op te gaan over de vraag, op welke plaats in den grooten stam der hoefdieren zich de stam- tak der olifanten in nog ouderen tijd zou hebben kunnen ontwikkelen En wat meer bepaald de slagtanden aan gaat, er zijn er vier, twee boven cn twee be neden; maar de uovenste zijn als houwers naar benoden gericht cn hinderen de bo venlip dus Dog weinig. De benedenste ech ter steken spadeachtig naar voren, zoodat dc onderlip teruggedrongen wordt. Om te kunnen eten, moest dus het dier de bovenlip gebruiken, moest die vooruitbrengen, om er den plantenkost mee te bewerken op de voo uitspringende tand spaden. Bij zoo druk gebruik moest do bovenlip steviger en langer worden, en zoo ontstond het begin van een snuit. Toen die al zwaar der naar beneden ging hangen, kon in den ontwikkelingsgang zich de vraag voordoen, of niet de boven-slagfcanden geheel konden verdwijnen. En die richting is dan ook het dinotherium uitgegaan. Het heeft de slag tanden alleen in de onderkaak en aan de overzij niets dan den snuit. Maar voor de kracht der tanden was die inrichting niet de allerbeste, en wensche- lijker zon het daarvoor zijn, zoo de slag tanden in de bovenkaak diep geankerd kon den liggen in den scheHel. Dien kant zijn de olifanten uitgegaan. Bij hen bogen de tanden zich weer naar boven, wat aan de bovenlip geen kwaad meer kon doen, daar deze zich in den tijd van haar ontwikke ling zoozeer had verdikt en gestrekt, dat ze vrij tusschen de tanden door naar bene den hing. De onderste slagtanden bleken toen over bodig en verdwenen, als bij de echte masto donten, waardoor d© snuit volkomen vrij werd -en ongehinderd zich zoo ver kon rek ken als hij wilde. En dat rekken kreeg al grooter beteekenis. Want de verankering der steeds kolossaler wordende houwers in dc bovenkaak gaf den kop iets meer com pacts en deed hem zich nauwer bij den hals aansluiten. Daardoor werd het reiken naar takken en vruchten morilijkerdc korte, vleezige bals was hinderlijk bij het opruimingswerk in het woud. Nu kon de snuit eerst recht goede diensten bewijzen; als doelmatig grijpinstrument reikt© hij tot ver rahoog en raakte beneden den grond, zonder dat de kop zich er bij behoefde te bewegen. Dat is het geheim van den olifantssnuit. Vrouwelijke artsen. Yooroordeelen sterven over het algemeen zeer langzaam, maar wel het langzaamst ten opzichte van dc vrouwen. En zelfs in het vrije Engeland, is het vooroordeel te gen vrouwelijke beoefenaars van de genees kunde nog lang niet overwonnen. De En- gelsche wet acht haar niet langer daar toe onbevoegd, gelijk nog altijd met dc be oefening der rechtsgeleerde practijk het geval is. In dit opzicht zijn andore landen Engeland vooruit. Étet pleiten wordt hier officieel nog onvrouwelijk geacht. Ook aJs procureur mag de Engclsche ..vrouw niet, optreden. Maar het dokteren is haar se-, dert dertig jaren veroorloofd, dank zij het moedige initiatief van de dames Miss Elizabeth Blackwell cn rars. Garrett An derson, die hier in 185S het eerst in de medicijnen gingen studeeren, om zich als dokteres te vestigen. De praktijk werd haar echter verboden. Een g-root© beweging, waarbij vele vrijzinnige mannen zich aan sloten, was het gevolg daarvan, met bet resultaat, dat de regeering in 187(> de vrou wen bevoegd maakte om als arts te prak- tizeeren Sedert is de dwaasheid der stelling be wezen, dat de vrouwen als zoodanig niet geschikt, zijn. Maar toch wordt daaraan nog door velen geloofd en niet het minst door vrouwen. Menigmaal hoort men dames zeggen, dat, ^ij er nooit toe overgaan zou den eön vrouwelijke arts bij haar. ziekbed te roepen.,Al?-reden daarvan wordt altijd op gegeven, dal;, zij veel meer vertrouwen in mannelijke artsen, stellen. Maar waarom is baar' zelf niet recht duidelijk. En of men ba,^ al zegt, dat vrouwelijke artsen toch dezelfde examens- afleggen en dus met een gelijke, kennis zijn toegerust, het helpt niets: de man is altijd een betere dokter, omdat bij een man is en altoos die prak tijk uitoefende. En bet spreekt vanzelf, dat dergelijke vrouwen baar zusteren allerminst voor operatiewerk geschikt achten. Haar zenuwen zijn daartegen minder bestand! Maar de vrouwelijke dokters opereeren in- tussohen toch maar en volstrekt niet met minder succes dan baar mannelijke col lega's. In bet nieuwe Londensche hospitaal voor vrouwen werden in een jaar 205 belangrijke operaties door vrouwelijke dokters uitge voerd. Daarin steekt niets vreemds"', zei- de een geneeskundige. ,,Ik zie niet in, waarom vrouwen ongeschikter dan man nen voor de hanteering van het lancet zou den zijn". Zoo denken vele medischman nen er over. Maar er zijn er waarschijnlijk nog meer, die de vrouwelijke artsen als on- gewenschte concurrenten beschouwen. Zoo erg is die concurrentie echter niet. Want van de 40,000 geregistreerde Engelsche. dokters zijn niet meer dan vijf-a zeshon derd vrouwelijke. Zij rekenen voor de be handeling het gewone geld, zoodat zij ook in dat opzicht den mannen geen afbreuk doon. Zij hebben er te veel belang bij, dat niet te doen. Na een gelijke studie te heb ben doorgemaakt, hebben zij recht op een gelijke belooning voor haar geneeskundig werk. Datr'recht wordt door de Engelsche regeering erkend. De medische inspectri- ces van het gouvernement ontvangen het gewone salaris der mannelijke collega's. Ook de Londensche graafschapsraad maakt geon verschil in het salaris van vrouwe lijke en mannelijke inspecteurs. Maar som mige locale besturen achten ook het genees kundig werk van vrouwen minderwaardig, hetgeen onlangs heeft geleid tot een ge meenschappelijke actie der associatie van geregistreerde vrouwelijke artsen en der algemeen© Britscho medische- vereeniging. De onderwijs-autoritciten moeten krach tens een wet van het vorige jaar artsen voor inspectie van schoolkindoren aanstel len. Sommige locale besturen vragen nu daarvooT geregistreerde vrouwelijke artsen, tegen salarissen van 150 en 200 pd. st. per- jaar, waarvoor geen mannelijke arts die taak zou waarnemen. De vorengenoemde vrouwelijke associatie, heeft- in haar jongste vergadering daartegen geprotesteerd en besloteyp.,dat- geen lid een zoodanige posi tie zal aanvaarden voor minder dan bet door dc, algemeen© medische vereeniging daarvoor vastgestelde minimum. Het me dische „Journal" ondersteunt de vrouwen zeer Ijverig in dit streven cn plaatst alle advertenties, waarin vrouwelijke schoolart sen tegen een lager salaris worden ge vraagd, in een waarschuwingskolom. Een speciaal comité zal worden gevormd, om een verlaging van dat maximum te voor komen. En deze gemeenschappelijke actie van mannelijke en vrouwelijke artsen is in beider belang en een voorbeeld voor andere beroepen, mede door vrouwen beoefend tegen lage belooning.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 15