'V m 'J ZONDAG5BIAD lt|D5CH DAGBLAD No. 14713. MOEBEE RISI. Derde Blad. 8 Februari 1908. Machinaal reinigen van eet- en drinkgerei. O. 'V VAN HE.T *r -?• *e411;*-.qip- ]Jen groot hai6 to Weenei^ verhuurd aan ecu onnoemelijk aantal gezinnen, meest menschen, die in min of meer behoeftige omstandigheden verkeeren, dat is het too- neel, waar deze stille tragediq zich afspeelt. De vrouwelijke hoofdpersoon is moeder Risi, een wonderlijk, klein, oud vrouwtje, dat heel eenzaam huist in een hookkamer der vijfde verdieping. lederen middag, klokslag vier uren, zo mer of winter, weer of géén weer, komt zij naar buiten, loopt kittig de trappen af en met kleine stapjes de straat ophaar oogen glinsteren van blijde verwachting. Den zelfden weg volgt zij lederen dag, den naasten weg naar het station, om haar dochter af te halen, die met den trein moet komenhaar dochter, die niet komen zal, want zij werd tien jaren geleden vermoord door haar man, een woesten dronkaard, en dat is moeder Risi in het hoofd geslagen; sedert is zij malende. In den laatsten brief, dien zij van Lidi ontving, schreef deze, dat fij het met baar man, Richard Karr, niet langer kon uithouden, dat zij naar moeder sou terugkeeren in afwr ïhting tot bet hu welijk ontbonden zou zijn en dat zij mor genmiddag om 4.45 zou aankomen. Dit is het eenige, wat moeder Risi zich herinnert; dat Lidi des nachts na het ver zonden van dien brief door Richard is doodgeslagen, dat de rechtbank hem daar voor tot tien jaren tuchthuisstraf heeft veroordeeld, zij weet er niets van, zij weet alleen, dat haar dochter om 4.45 zal aan komen en eiken dag gaat zij om vier oren naar het station om Lidi af te halen. Alvorens zij naar het station gaat, loopt zij even bij den slager aan en zegt: Morgen moet ik voor twee personen vleeech hebbendenk er dus om, baas To bias, dat ge mij twee ooteletten brengt." De slager glimlacht. ,,Best, moeder Risi, ik zal er voor zorgen. Komt juffrouw Lidi terug?" „Ja, ja, ik ga haar van het spoor halen." „De groeten, moeder Risi." Moeder Risi knikt vriendelijk terug en gaat een eind verder, bij de melkvrouw, de zelfde boodschap doen. „Moeder Martha, wilt gc morgen voor twee personen melk bij mij brengen?" Soms doet de melkvrouw alsof zij het vreemd vindt en vraagt: „Voor twee personen, moeder Risi? Krijgt ge dan bezoek?" „Ja zeker, Lidi komt vanmiddag. Wist ge 1 t nog niet?" „Neen." „Ze heeft het me geschreven. Om 4.45 komt ze aan." „O, heeft ze 't geschreven, dan zal ze zeker wel komen." De slager noc.i de melkvrouw brengt den volgenden dag iets meer dan het gewone, zij weten wel, dat er niets meer noodig is. Moeder Risi was een rustig bewoonster van bet huis, diemand bad last van hior. Daarbij was zij zeer zindelijk op haar wo ning. Alle dagen ruimde zij netjes haar boeltje op en maakte alles in orde. Natuur lijk. Zij verwachtte steeds bezoek. Haar lie velingswerk bestond in het poetsen van haar koperen kandelaars. Dat werk deed zij met waren hartstocht en de kandelaars glommen dan ook als goud. De tien jaren tuchthuisstraf, waarmee Richard Karr den moord op zijn vrouw- geboet had, warei. om cn de gevangenis deuren werden voor hem geopend. Met slependcn gang en neergeslagen oogen sluipt de bevrijdo gevangene door de stra ten van het provinciestadje, waar hij ge vangen gezeten heeft, naar het station, want hij wil geen oogenblik langer hier blij ven hier, waar elk hem nieuwsgierig aan gaapt en op zijn gelaat schijnt te lezen, dat hij een misdadiger, een ontslagen boef is. Te WeeneD zal het beter gaan, in die groo- te stad zal niemand op hem letten, zal hij zich oplossen in de menigte, waar de een ling verdwijnt. In den trein drukt hij zich in een hoek en blijft onbeweeglij'k zitten met somber voor zich qit starende blikken, tot We enen bereikt is. Daar 8tapt hij uit en wil zich, na de controle gepasseerd te zijn, dadelijk in het gewoel mengen, maar in zijn ooren klinkt een stem, die hem tot in merg en been doet sidderen: „Richard, mijn jongen, zijt ge daar? Wel kom 1 Welkom 1; Het is moeder Risi, de kleine oude vrouw, die den forschen, breedgeschouderden man aldus staande houdt en hem hartelijk de beide handen drukt. „Waar is Lidi? Is zij niet meegekomen?" De moordenaar trilt als een espeblad, nu hij den naam van zijn slachtoffer hoort noemen; hij staat als aan den grond gena geld on weet geen antwoord te vinden. „Ja, ja, dat is waar ook, zij komt mor gen pas, met den trein van 4.45, heeft zij mij geschreven. En zijt gij nu een dag vroe ger gekomen? Heel best, mijn jongen, ga maar gauw mee naar huis." Hij volgt haar werktuiglijk, laat zich lei den als een kind en, in do woning van moe der Risi gekomen, valt hij als vernietigd op een stoel neer. Richard blijft bij zijn schoonmoeder in wonen en de oude vrouw babbelt den gan- sohen dag over Lidi, over zijn slachtoffer. Het is hem een namelooze foltering, zoo elk uur aan zijn misdaad te worden herinnerd, maar hij kan er zich niet aan onttrekken; het is hem als een straf, van hoogerhand over hem uitgesproken en die hij gedwee aanvaardt. Als altijd gaat moeder Risi eiken mid dag om vier uren uit, doet haar dagelijk- sohe boodschap bij slager en melkvrouw en gaat dan naar het station om Lidi af tc halen. Op een avond kwam de portier bij moe der Risi binnen om een boodschap te bren gen en, volgens haar onveranderlijke ge woonte, pra*..be zij cotk nvt hem over hrtc dochter en vertelde hem het groot© nieuws „dat Lidi morgen thuiskomt." De portier veinsde belangstelling en maakte er zioh met een paar bemoedigende woorden af, maar toen hij weer in de gang was en de trap af wilde gaan, liep Richard Karr hem aan en hield hem staande met de vraag „Het is immers niet waar wat zij praat? Lidi komt toch niet meer thuis?" De portier keek hem onthutst aan. Hij, die haar vermoord had, moest dat toch het beste weten, maar nogmaals vroeg hij: „Zij komt niet meer thuis? Neen, zij komt niet meer thuis." „Natuurlijk niet", mompelde dc portier, „uw schoonmoeder bazelt maar wat, ge moet haar niet gelooven." Kort daarop stierf moedor Risi on 11 i- chard Karr knielde voor haar sterfbed neer. „Richard, mijn zoon", stamelde de ster vende, „vergeet het niet. De brief van Lidi ligt daar in do secretaire. Zij komt mor gen, met den trein van 4.45. Zorg er voor, dat ge aan het station zijt om haar af tc halen" Zoo stierf zij. De dokter kwam, constateerde den dood daarna kwamen de waaksters om het lijk af te leggen en de toebereidselen t« maken voor de begrafenis Richard zat op een stoel aan de tafel, on beweeglijk, met de hand onder het hoofd, wezenloos voor zich uit tc staren. Hij sprak geen woord den ganschen naoht, noch don daaraanvolgendcn dag, maar toen het vier uren sloeg stond hij op. „Ik moet naar het station, om Lidi te halen. Zij komt om 4.45 Goed© restaurants, die in het algemee: door hun uiterlijk een zindelijken indruk maken, mogen in het algemeen ook ten oipZiohte van het wasschen van borden en wat verder door de gasten gebruikt wordt, wel het vermoeden wekken, da», naar zindelijkheid wordt gestreefd. T.n bierhuizen kan men nog telkens waarne men, dat de glazen na het gebruik maar even worden omgespoeld in een bak met water, ieder voor zich een restje dranken het noodig© lippen- en mond vocht in bet; spoelwater achterlatend. Een nog wat nattig en klam bord, dat u wordt voorgezet, wordt menigmaal, als vriendelijke attentie, met een behendigen streek van een niet steeds kraakzindelij- ken doek, zindelijkheidsembleem van den kcllner, nog op het laatste moment droog- gewreven. Als ge daarbij vert, t woendt op den aanblik van een werkelijk sohoone hand en niet een aantal vingers met zwarte nagels voor uw oogen worden uit gespreid, moet ge het ernstig loven. En als er een papiertje aan de zaak te paa M

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 13