Een „lange kerel."
STOFGOUD.
ALLERLEI.
Het is algemeen bekend, dat koning
Friedrich Wilhelm I bij zijn voorliefde voor
lange kerels, voor de in geval van oorlog
onbruikbare reuzen-garde grooto sommen
overhad, die met zijn zuinigheid volstrekt
niet in overeenstemming zijn te bréngen.
Hij was met brieven en gebruik van poli
tieke betrekkingen voortdurend in de weer,
om twee-meter-mannen" voor de garde te
verkrijgen. Een voorbeeld daarvan vinden
wij in een opstel Max Berbig in de
„Heimat blatter a us den koburg-gotSai-
schen Landen".
Toen hertog Friedrich III van Gotha
Altenburg na de aanvaarding der regeo-
ring in Potsdam zijn opwachting kwam ma
ken, werd hem dan ook verzocht, eenigo
recruten voor de garde te zenden. De hertog
zond hem uit de gevangenis een vreemden
struikroover van buitengewone lengte. Met
dit prachtexempl^-r was Friedrich. Wil
helm lang niet tevre 1 en in zijn onver-
zadigbaren recrutenhonger vroeg hij naar
meer. De hertog meende bet beste te
doen, de zaak maar op de lange, politieke
baan te schuiven. Maar Friedrich Wil
helm liet niet los; voortdurend werd de
arme hertog met brieven en aanmaningen
overstelpt en eindelijk moest hij, daar hij
geen langen struikroover meer tot zijn be
schik!. -_.g had, een. proclamatie aan zijn
volk richten, waarin een lange kerel"
werd opgeroepen.
Na lang zoeken gelukte het er een te vin
den, die door luitenant Siegfried naar Ber
lijn gevoerd werd. Het was de 34 jaar oude.
gehuwde landbouwer Hans Georg Partsche-
feld te Freienorla, fti het district Kahla,
vader van twee zoons. Hij was 6 voet 11
duim of 2.04 meter lang. Siegfried bericht
te weldra, hoe de Koning in zijn schik ge
weest was met den langen recruut, en Fried
rich Wilhelm schreef zelf, dat hij Sieg
fried bevolen had, den hertog mede te dee-
len, hoeveel genoegen hem het „geschenk"
gedaan had. Als schadevergoeding voor het
gemis van zoo'n langen onderdaan kreeg de
hertog de belofte, dat Gotha-Altenburg van
inkwartiering van t.oepen des Rijks zou
worden bevrijd. Daarentegen moest de her
tog ook het land van den garde-soldaat
doen bebouwen en voor het onderhoud van
vrouw en kinderen zorg dragen. Eerst na
den dood van den Koning kon Partschefeld
van de reuzen-garde wegkomen en naar
huis terugkeeren.
Oe Euiheid der negers.
Volgens een algemeene opvatting is lui
heid een kenmerkende eigenschap der ne
gers en kan men hen slechts met geweld
tot ge re gelden arbeid dwingen. De Duitsche
secretaris van koloniën, die onlangs Afri
ka heeft bezocht, spreekt, op grond van dc
daar opgedane ervaringen, met beslistheid
deze tot dusverre gangbare meening tegen
en verklaart, dat hij zelfs versteld heeft
gestaan over hun vlijt. En in het Engelsche
tijdschrift „Nineteenth Century" betoogt
nu de heer Harrv Johnson hetzelfde. ,,Te
lui om te werken", zegt ae Engelsche
schrijver, ,,zijn de negers slechts in die
streken, waar zij steeds-Blootstaan aan vij
andelijke overvallen, waar zij door de winst,
die vlijtige arbeid brengt, de hebzucht cler
roofgierige stammen opwekken en aan deze
daardoor aanleiding geven tot overvallen-
Waar echter veiligheid heerscht, waar de
neger siechts eenigermatc op bescherming
lean rekenen, is de Afrikaansche inboorling
even geneigd tot arbeid, die betaald wordt,
alö de Europeaan en dc Aziaat.
Johnson wijst dan verder op dc onder
vindingen. die men in den Congo roet vrijen
en met. dwangarbeid heeft opgedaaD, Vol
gens de rnededeelingcn van L0U13 Gofnn,
vroeger hoofdingenieur van con Congo-
spoorweg, over vr-.lken hij een belangwek
kend bock heeft geschreven, heeft men bij
dit werk -met vrijen arbeid het meeste succes
verkregen. Ten cindo den neger aan te
sporen, roerde men het stukwerk in. Het
resultaat overtrof v.rreweg d« verwa^h- j
tingen. Reeds op d:n eersten dag werd dub
bel zoo bard gewrrkt als vroeger. In een
jaar kreeg men 00 K. M. gereed, tegen 35
in het vorige, en later werd nog beter ge
werkt. Er was een nieuwe geest in de men-
schen gevaren. Uit eigen beweging boden
zij zich aan voor overwerk, ten einde ze
ker te zijn, dat het v r' gereed zou komen.
Ja, zij dwongen zelfs luie arbeiders om wat
flinker aan te pakken.
Strenge winters.
In de 19de eeuw hadden de merkwaardige
oorlogsjaren ook de strengste winters:
1809, 1812, 1854. 1870 en 1877.
In de 18de eeuw had 1709 een buitengewoon
kouden winter. Van November tot Maart
vroor het zoo hard, dat de vogels bezweken
en dat do huisdieren, zoodra zij buiten kwa
men, dadelijk gedood werden. Het wild
kwam bijna geheel om. Nog in Mei zat de
Newa vast. Tot in het diepste zuiden van
Europa stolden de wateren. Zelfs de Adria-
bische Zee werd in ijsboeien geklonken.
In de 17de eeuw was vooral de winter van
1664 vinnig. In Engeland bestonden geen
zangvogels meer. De 16de eeuw had het
grootste aantal barre winters: 1513, 1514,
1564, 1569, 1578, 1583, 1592 en 1593. Saksen
profiteerde in 1442 van een zeer geduch-
ten winter. De sneeuw lag er weken lang
36 voet hoog. In 1459 vroor de heele Oost
zee toe. Men kon toen van Lubeck met de
slee naar Denemarken komen!
De fout schuilt niet hierin, dat wij te
weinig van God geloovenmaar daar
in, dat wijnietvasten niet krach
tig genoeg gelooven.
C. W. O p z 00 m e r.
•t
Wij moeten er ons aan wennen teleurstel
ling te kunnen dreven.
Jonas Lie.
Overal vindt het geloof een plaats des
gebeds: het behoeft daartoe geen lange be
devaarten.
Katharinavan Siëna.
RECEPT.
Muffins.
500 G. tarwemeel; 5 d.L. melk; 30 G.
gist; wat zout.
Bereiding: Maak van het meel met de
lauwe melk, het zout en do gist een stevig
beslag; laat het een haii of een heel uur
rijzen en bak er dan in halfgevulde zand-
taartringen op ee^ bakblik kleine brood
jes van. Snijd ze door, terwijl ze nog warm
zijn, en besmeer ze van binnen aan weers
kanten met boter.
Desverkiezendc kan men er met krenten,
rozijnen en sukade kleine krentenbroodjes
van maken.
MADGSVIIG.
Bevroren eieren.
Bij strenge vorst gebeurt het wd eens,
dat eieren bevroren aankomen. Die met ge
barsten schalen moeten vanzelf cr uit ge
zocht en het eerste verbruikt, maar de on-
gebarstcn eieren zijn ook alleen slechts
door zorgzame behandeling weer zoo te
krijgen alsof 2e niet bevroren waren ge
weest.
Eieren op een warme plaats to laten ont
dooien, in dc bakkerij bijvoorbeeld, is
altijd verkeerd.
In de eerste plaats kunnen de heele
toch nog gaan barsten, maar ook het ei
zelf verliest veel' van zijn quaüteit en
smaak bij snelle ontdooiing-
De heelc bevroren eieren doe men in
een emmer c-n giete er kouil water op,
waarna ze op een koele plaats gezet wor
den.
Na eenigen tijd giete men et water cr
af. Vormt zich op de eieren dan nog een
dun laagje ijs, dan giete men er weer k<rad
water op, want dan zijn ze nog niet ont
dooid.
Als dan weer het water afgegoten ia en
er komt gfeen aanslag meer op de eieren,
dan moeten zij op een zeef of in een mand
vanzelf opdrogen.
Bevroren eieren, aldus behandeld, zijn
weer zoo goed als versch; ten minste als
ze versch waren vóór zij de koude te pak
ken kregen.
De verbetering door den kas
telein. Een letterkundige keek de
rekening der restauratie na, waar hij had
gedineerd, e>o riep verontwaardigd den
kellner.
„Zeg aan je patroon, dat nij die reke
ning verbetert. Ik heb gehad een omelet
met één ,,t", versta je, laat hem dat over
schrijven, met één ,,t". Begrepen?"
„Jawel, meneer."
De rekening werd overgeschreven, de
grooto lettervriend betaalde, doch zag
eerst in den trein, de nota nog eens na
ziende, dat de leuk© restaurateur aldus ua
rekening verbeterd had:
een omelet 80 cents,
één thee 15 cents.
Bij een apotheker werd 's nachts gebeld.
De man, een slachtoffer van zijn plicht,
kwam uit zijn bed en stond ©ven daarna
tegenover iemand, die hem vroeg om een
flesch sodawater. De apotheker had eerst
lust den man uit zijn winkel 3 gooien,
maar hij bedwong zich en gaf het gevraag
de met de woorden: Bij het terugbren
gen van de flesch wordt een dubbeltje te
ruggegeven."
Twee uur later klonk de nachschel
weer. De apotheker ging weer Qaar bene
den. Hjj' stond voor denzelfden man.
,,Hier is de flesch," zei deze, „een dub
beltje asjeblieft."
Eeo slimmerd. Een Parijsch
winkelier schreef aan een van zijn klan
ten het volgende:
,,Ik kan u de stof van het ingesloten
staal leveren tegen 9 francs per Meter.
Ingeval ik niets van u hoor, zal ik maar
rekenen, dat u er slechts 8 francs voor wilt
betalen, en om geen tijd te verliezen, wil
ik u melden, dat ik met laatstgenoemden
prijs accoord ga".
Zij (met een hoed vol bloemen): „Weet
je wat er nog aan dien hoed ontbreekt?"
Hij: „Ja, een gieter."
Boer (bij een kapper): „Ik wou mijn
haar gesneden hebben. Wat kost dat?"
Kapper: „Dertig cents."
Boer: „Snijd er dan voor vijftien cen
ten af".
Toppunt van verstrooid
heid. Professor: „Is meneer Bou-
raan thuis?"
Portier: ,„Maar, professor, ik heb u
toch de vorige week al gezegd, dat meneer
Bouman dood is!"
Professor: „Dood, hm 1 En is in
dien toestand nog geen verandering geko
men
Een voorstell Goedige
dame: „Daar, koetsier, daar heb je wat
om op mijn gezondheid te drinken."
Koetsier: ,,Maar wat ziet u er slecht
uit, juffrouw. Zou u er niet een dubbeltje
bij doen? Dan kan ik twee glazen op uw
gezondheid drinken."
CORRESPONDENTIE. J. W„ te L.
Uw schets, zooals Gij het ons door U toege
zondene zelf noemt, kan Diet in ons Zon
dagsblad geplaatst worden. Taal en stijl
laten te veel te wenschen over en de inhoud
heeft weinig te beteekenen. Zulk een schets
zult U wel nimmer gedrukt zien. Misschien,
dat U, na veel oefening, onderricht en stu
die, over jaren op eenig succes moogt ho
pen.