Ondeugende «Jan. Van de ontvangen bjjschriften by bovenstaand plaatje neem ik er acht als tjjnde de beste op, terwijl het prijsje ten deel viel aan Alex Grilhoon, te Leiden. M. v. A. Ingez. door Ida Dirkso. „NeeD, Jan, je kent je les nog heel niet! Kijk haar nog maar eens deeg'lijk na, Je blijft om 't andere woord nog steken. Zoo spreekt zeer ernstig Jantjes pa. En ziet, wat doet de kleine bengel Hij smijt z'n boek boos op den grond. Papa springt op en roept: ,,Jou deugniet, N u maak je 't mij toch wat te bont I" ,,Dat zal ik jou eens anders leeren. Vooruit! Nu dace lijk naar bed Heb je zob'n lust om lui te wezen. Nu Jan, ik gun je best die pret." Ingez. door „Woudlelie." Jan was eens heel ondeugend. Dat gebeurde wel eens meer. Hij beloofde telkens beterschap. En zei: ,.Ik doe 't niet weer." Vandaag had hij geen les geleerd, O wee, o wee, dat loopt verkeerd Zijn pa kwam h.t te hooren, Hij zei: „Kom jij eens hier, Mijn ventje, en zeg je les eens op Het helpt je toch geen zier. Ai zet je nog zoo'n lief gezicht, Neen, mij bedrieg je niet zoo licht." Van schrik liet Jan Zijn schriften valleD. Hij was ten einde raad. Pa sprak: ,.Ik zie 't. al mannetje Je kent je les niet, maat!" Hij nam toen voor Jan:s grootste straf, Een van zijn mooiste boeken af. Ingez. door Willem Veldhuysen Onze Jan moest huiswerk maken, Maar had daarin niet veel zin. Kattenkwaad en andere streken Ja, dat kwam er beter in I Pas had hij in vader3 kamer Alles overhoop gehaald. Is het wonder dat dit ventje, In de gunst veel is gedaald? Bij zijn ouders, leeraars, makkers, Komen klachten van dien guit. Daarom stuurt zijn vader hem Nu maar streng de kamer uit. En zijn schrift, waar nog rv's op stond, Gooit pa woedend op den groncL Ingez. door Alex Griffioen. Jan kwam dc 'school uit, Vroolijk en blij. „Vader," zoo sprak hij, „Dat schrift is van mijl" Vader keek spoedig Het schrift van Jan in; O, wel 10 fouten In iederen zin. Vlekken en streepen, En slordig en vuil, Vader sprong op: „Uit mijn oogen, jou uil! Gauw naar je bed Voor je straf maak Wat voort 1 Je work zal je maken op school Zoo het hoort Ingez. door „Junidauw". Kleine Jan, een aardig ventje, Nauw'lijks zeven jaren oud, Staat hier, zoo ge ziet. op 't prentje En is soms verbazend stout. Eens had hij op pa's lessenaar Een aardig boek gevonden. En om het te bemorsen, Was 't werk van 'n paar seconden. O wee, wie komt daar aangeloopen. Wie komt daar al reeds binnen 1 't Is pa, die.bleek van woede is, En vraagt- ..Wat moet ik nu beginnen? „Ga weg," zegt hij, „ondeugend kind, De deur uit en heel vlug!" En Jantje kiest het hazenpad E:i komt daar niet gauw terug! Ingez door Gouden Regen." Jan was een rechte deugniet, op school, p straat, in huis overal waar hij was, haalde hij ondeugende streken uit. Leeren, dat was iets, waar Jan niets van wou we ten. Telkenmale werd hij van school weg- I gestuurd en dan v< '-de natuurlijk straf, maar het hielp iets, J&d w; en bleef on- deugend. Op zekeren dag word Jan weer naar huis gestuurd, omdat hij den onder wijzer had uitgeteekend en de sommen van het -ord had uitgevlekt Dit verdroot Jan's vader zeer en hij besloot om hem een paar dagen bij zich in zijn studeerkamer to laten leeren. Dit 'ging dan ook een dag of wat goedi Maar op den derdon dag gebeurde het dat, terwijl zijn vader aan de lessenaar zat te 'schrijven. Jan opstond, zijn bock op den grond smeet, en huilende de kamer wilde verlaten. Doch nu kwam de beurt aan vader om driftig te worden Hij stond van zijn stoel op, gaf Jan eeD goed pak slaag, en sloot hem op in den kelder. Of Jaji nu later beter op zal piassen, weten wij niet, maar wij hopen het van harte. Ingez. door „Doornroosje Jantje was do zoon van een rijk fabri kant. Hij kreeg alles wat zijn hartje maar begeerde, en ging ,'s WoensdagB en 's Za-r terdagsmiddags, als hij vrij van school had, met zijn moeder uit rijden. Ook gebeurde het dikwijls, dat hij bij een van zijn vriend jes ging spelen. Hij was echter zeer ondeugend, en kwam dikwijls in de studeerkamer van zijn vader, ofschoon deze het niet wilde hebben. Hij bekladde dan alles met inkt en haalde ah les overhoop. Op zekeren dag sloop Jan weer eens ia de studeerkamer van zijn vader, terwijl deze eventjes naar een ander vertrek moest. Jantje nam de gelegenheid waar en haalde een van de grootste boeken uit de boeken kast. Toen hij nu pen en inkt wilde grijpen, Eoorde hij vaders voetstappen in de gang* en wilde hij gauw de andere deur uitgaan, In zijn haast gooide bij de inktpot over het prachtige boek en de inkt vloeide over het mooie karpet. De deur ging weer open, Jantje's vader trad binnen en hij wilde juist weer gaan schrijven, toen zijn blik op zijn zoontje viel. Gjj kunt wel begrijpen, hoe boos Jantje's vader was. Jantje kreeg de geheele week huisarrest en ik behoef u niet t© vragen of hij zijn ondeugendheid afgeleerd heeft. Ingez. door 3oschanemoon". „Kom," dacht Jan, liet eenigste zoontje van professor Deutz, die in de natuurkunde studeerde, „kom, nu kan ik het wagen, pa en ma zijn nu uit, dus kan ik eindelijk mijn wensch bevredigd zien. Hij ging zoo zachtjes mogelijk naar bo ven en deed angstig omkijkend, of de dienstbode hem niet hoorde, de deur van zijn papa's studeerkamer open en liep re gelrecht op de boekenkast aan. Hij snuffelde in eenige boeken, totdat hij een groot, dik boek opensloeg, waar vele gekleurde platen in stonden. „Ha," riep hij verheugd uit, „daar was ik nu zoo nieuwsgierig naar, wat 'n prach tige vlinders staan hier in." Hij bladerde het boek nog verder door, doch stiet per ongeluk tegen de groote inkt koker. Deze viel om en de inkt stroomde over het splinternieuwe boek. Jan werd bleek van schrik bij dit gezicht. „O, riep hij uit: „wat zal papa nu wel zeggen 1 En wij zouden morgen uit rijdeD gaan." Snel deed hij het bedorven boek dicht, stopte het geheel achteraan en ging daar na bevende naar boneden. Den volgenden dag werd Jan bij zijn papa geroepen, deze keek hem toornig aan en zeide: „Jan, wie heeft dat gedaan en hij bield zijn vjnger bij do groote inktvlek. „Ik heb ik wou stotterde Jan. „Jan, ik had je toch verboden aaD mijn boeken te komen, ga naar je kamer voor Je straf mag je vanmiddag niet mede gaan. Hoe Jan ook smeekte, hij mocht niet me de, maar moest den geheelen dag op zijn kamer blijven. Den volgenden dag vergaf de professor het l m en Jan beloofde met tranen in de oogen dat hij nooit meer onge- hoorzaa .i zou zijn. Of hij deze belofte hield, ik hoop van wel Onderlinge Correspondentie. Wie heeft voor mij stcreoscoopplaatjes 1 Ieder, tl ie mij er één zendt, krijgt daar voor 1 Lente- of Zomerplaatje terug, naar verkiezing. Mijn adres is: Truus van den Brande, Heprenstraat 41, Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1908 | | pagina 13