Oude begrafenisgehruiken.
AZJUESEULESI.
STOFGOUD.
vrouwen „even onuitstaanbaar zullen wor
den als nu de man is", de Italiaansche
dichteres Radious, wier schuilnaam Neera
is, verwacht „weinig verstandigs en een
hoop dwalingen, evenals nu de mannen
begaan."
Enkele vrouwen daarentegen bouwen
hooge luchtkasteelen. De Noorsche Gina
Krag, redactrice van het te Christiania
verschijnende tijdschrift voor vrouwen
„Nyloende" verzekert: „Zij (de vrouwen)
zouden de aarde voor de raenschcn bewoou-
baar maken"; en do Zweedsche dr. Lydia
Wahlsfcröm in denzelfden geest: „Zij zou
den de tegenwoordige m a n n e nwereld in
een men schen wereld veranderen."
De Meierij van 's-Hertogenbosch is be
kend om haar nog typisch ouderwetscho
gebruiken. Onder de teekenachtige zeden
en gewoonten, welke er nog heerschen, be-
kleeden de oude begrafenisgebruiken een
voorname, een eerste plaats. Dat men
hier te doen heeft met zeer oude gebruiken,
blijkt uit do „Reize door <ie Majory van
VHertogenboscb in de jaren 1798 en 1799."
Toen nl. maakte de predikant Steph. Hane
winkel een reis door deze streken en al
verklaart hij de verschillende begrafeniscc-
remonién ook op een zeer vreemde manier,
zoo vertelt hij o. a., dat de doodsklok
geluid wordt om de duivelen te verdrijven
toch is uit genoemde reisbeschrijving wel
iets te weten te komen or.t-rent den, oor
sprong veler gebruiken.
Is in de Meierij iemand gestorven, dan
wordt zoo spoedig mogelijk voor het sterf
huis een stroobos geplaatst, soms met
zwarte Landen versierd en eenige roode
steenen er tegen, lang of kort, naar gelang
de overledene oud of jong was. Dit gebeur
de vroeger zelfs te 's-Bosch en menige
oude Bosschenaar weet nog m£t veront
waardiging te spreken over de balddadig-
heid der Sansculotten, die, toen zij 12 Oct.
1794 onder Picbcgru de grijze Hertogstad
binnentrokken, zulk een stroobos om en
verder de' stad door schopten.
Hoe zou men aan dit echt Noord-Bra-
bantsch gebruik, een stroobos voor het
sterfhuis te plaatsen, gekomen zijn
Als tegenwoordig iemand lijdt aan een
besmettelijke ziekte, komt de overheid en
plakt op zijn deur ter waarschuwing een
briefje, waarop de naam der gevaarlijke
riekte staat. Honderden jaren geleden ge
beurde dat niet; de Regeering bemoeide
zich toen minder met de volksgezondheid.
Maar er bestond een ziekte, de „zwarte
dood" genaamd, welke vroeger meermalen
als een .geesed neerstreek over de volken
en duizenden offers vergde. Nu komt hij
zelden meer voor in ons werelddeel. Be
doeld wordt de pest.
Geen wonder, dat men de ziekte vreesde,
ze in litanieën op één lijn steld. met hon
gersnood en oorlog, en alles in het werk
stelde om ze te weren.
Zelfs de toenmalige Regeeringen begre
pen, dat ze ten minste iets moesten doen,
om den geesel af te wenden. Zoo bepaalde
dan het Hof van Holland bij ordonnantie
van 30 Sept. 1557, dat de bewoners ver
plicht waren bij gevallen van pestziekte
een stroobos boven de deur te hangen, wel
ke daar moest blijven tot veertien dagen na
overlijden of herstelling En uit. het ge
bruik nu om bij besmettelijke ziekten een
stroobos aan de deur te plaatsen, is naar
alle waarschijnlijkheid het vreemde gebruik
van den stroobos als tecken des doods ont
staan. Overal vindt men hem in Noord-
Brabant, zij het dan -ook eenignzins ge
varieerd, terug.
Yoor iemand, die weinig in deze streken
verkeerd heeft, moet het zeer treffend zijn
aan een sterfhuis een groote lantaarn zon
der licht te vinden. Ook Hanewinkel nad
dit opgemerkt en hij zegt dan ook maar da
delijk, dat hij dit zinnebeeld wel aardig
vindt, want het schetst, volgens hem, dat
de lamp des levens van een sterveling is
uitgebluscht.
Aardig van Hanewinkel gevonden. IXefc
is alleen maar jammer, dat er oorspronke
lijk een lantaarn met licht hing. En dat
dit zoo geweest is, weten wij, omdat in
1787 de magistraat van Eindhoven op boe
te van één gulden en tien stuivers verbood
een brandende lantaarn aan een sterfhuis
uit te hangen. Men blies dus in het vervolg
het licht uit en daarmede ging de werke
lijk symbolische beteekenis der brandende
lantaarn: ,,de ziel, ofschoon van het-
lichaam gescheiden, leeft", verloren. Het
gebruik is bijna uitgestorven.
Aansprekers met rok en huilebalk kent
men in de Meierij, althans op de kleinere
plaatsen, niet. In plaats daarvan beeft
men „begrafenisbidders". Zoodra nl.
iemand gestorven is, gaan twee der buren
het aanzeggen, alsmede den dag der begra
fenis bij al de familieleden tot in den ver
sten graad, want nimmer wordt in Noord-
Brabant do band des Lloeds inniger gevoeld
dan juist bij overlijden. Jammer maar, dat
de bidders, die soms drie, vier dorpen moe
ten bezoeken, om bij al de verspreide fami
lies geweest te zijn en overal een borrel of
glas bier oploopen, dikwijls in een luidruch
tige stemming geraken, welke slecht past bij
do treurig© boodschap/ welke zij te brengen
hebbon.
Bij de begrafenis wordt het lijk altijd
met de voeten naar voren uit het sterfhuis
gedragen door de vier naaste geburen en
wel door getrouwde of ongetrouwde perso
nen, naar gelang de overledene gehuwd was
of niet. Meestal wordt de kist op een kat
naar de kerk gereden en vroeger was het
gebruikelijk, dat de weduwen of dochter»
van den overledene op de kist gingen zit
ten; doch dit is gaandeweg in onbruik ge
raakt. Te Nistelrode en Vorstenbosch be
staat nog het gebruik, om bij een kruisweg
een Onze Vader voor den overledene te bid
den.
Onmiddellijk achter het lijk gaat de kaar
sendrager. Dit is de allernaaste buurman.
De naam dateert uit een tijd, toen het ge
bruikelijk was; dat hij de kaarsen, welke
tijdens de uitvaart gebezigd werden, mede
nam naar het sterfhuis en ze vervolgèns
ten geschenke gaf aan een naburige''kerk.
Een der priesters, aan die kerk verbonden,
deed daarvoor een H. Mis voor de zielerust
van den afgestorvene. Het gebruik is ver
dwenen, doch de naam bleef. Wordt een on
getrouwde begraven, dan volgen in den
stoet de „trossendragers", elk met twee
bosjes palmen, zooals men in andere stre
ken alleen bij- de ter-aarde-bestelling van
kinderen ziet, c.i 'daarna volgen de fami
lieleden. De mannen hebben hun zwarte
boerenpet op, want jammer genoeg zijn de
ronde begrafenishoeden met zwarEc lam
fers en de rouwmantels in onbruik ge
raakt. De vrouwen in den stoet, welke de
witte boerinnenmuts drag n, hebben zwar
te falies over het hoofd. Do jongere meis
jes dragen haar gewone zwarte muts.
Nog veel zou er te vertellen zijn over de
begrafenismalen, het rekken, Let waken en
meerdere zaken, die stammende uit den
voortijd, zich een blijvende plaats verwor
ven hebben in bet Meierijsehe volksleven.
Genoeg echter I Dit weinige moge een be
wijs zijn, dat de Noord-Brabanter wist te
bewaren veel scroons, dat op ancfere plaat
sen door den modernen tijdstroom werd
weggevaagd.
Een winkeljuffrouw en...
v o u w be e n e n.
Een meneer, ïd een winkel van schrijf -
benoodigdheden, tot een der. winkeljuf
frouwen
„Juffrouw, heeft u vouwbeenen V'
De juffrouw krijgt een kleur en loopt
verlegen den winkel uit, waarop met. toor
nig gezicht de patroon verschijnt, die den
argeloozen meneer toe\oegt:
„Als u impertinenties tegen de winkel
juffrouwen wilt begaan, dan moet u
hier niet wezen, meneer, 't Is hier een
fatsoenlijke zaak. De juffrouw d'r beenen
gaan u niets aan
Wanneer de meneer in het vervolg ean
vouwbeen moet koopeo, zal hij rich vr*l
wachten te beginnen met: „Juffrouw,
heeft u vouwbeenen V'
O zool Va de r (streng)„Hoor
eens, Marie, je moet dien jongeman aiet
aanmoedigen, dat hij iederen avond zoo
lang blijft. Dat is zeer onbehoorlijk. Wat
zegt je mama er wel van V'
Dochter: „Zij zegt, dat de mannen
toch nog niet veranderd zijn, papa."
Genezen. Mevrouw (van de
reis teruggekeerd, tot haar keukenmeid):
„Jij hebt het dus durven wagen, tijdens
mijn afwezigheid in mijn toiletten uit te
gaan V'
Dienstbode: „Eéns maar, mevrouw,
want ze hebben me toen voor u gehouden
en ik ben door rijf sohuldeischers gemaand
geworden."
Vriendelijk verzoek. Rech
ter: „Beklaagde, hebt ge nog iets te zeg
gen, vóór de rechtbank in raadskamer
gaat
Beklaagde: „Ik verzoek den rech
ters, de jeugd van mijn verdediger in aan-
merking te nemen."
Een stortbad. Cadet: „Freule,
wat hebt u daar een allerliefst hondje.
Bijt het?"
J onge dame: „O, u kunt het gerust
streelen. Het is met kinderen vertrouwd."
Van liet examen. Professor
(tot candidaat): „Onderstel ennsf ciat de
beklaagde u in een vechtpartij, maar zon
der voorbedachten rade, gedood en uw lijk
verborgen heeft. Welke straf zoudt u dan
teg^n hem eischen V1
Letterkundig onderlegd.
„Houdt u van p&té de foie gras, mevrouw
Wandelaar?"
„Neen, mevrouw, ik zou zijn werken nier
in mijn huis willen hebben. Ik vind die
Fransche auteurs te schandalig."
Laten uitspreken! Bezoe
ker: „Het spijt me. dat ik al niet acht
dagen geleden hier gegeten heb..."
Caféhouder: „Het doet mij genoe
gen, dat u tevreden is."
B ez o e k e r. „Ik meen, om de visch,
die was toen bepaald wél versch."
Sigaren en men schen.
Sigaren zijn, evenals menschen, uiterst
moeilijk te behandelen en o zoo gauw ge
kwetst; zij zijn als huisvrouwen: als zij al
te veel uitgaan, dan deugen ze niet. Man
nen beoordeelen sigaren juist zooals zij het
de vrouwen meestal doennaar den buiten-
kant; binnenin zit dikwijls de beste tabak,
maar die wordt om het dekblad zeer dik
wijls versmaad. Een sigaar gelijtkt hierin'
ook op een vrouw, die zich respecteert:
als men de grens overschrijdt, krijgt men
onaangenaamheden
De sigaar is voorts als geliefde:
haar gloed verflauwt en houdt geheel op
te branden, zoodra de man z>:n aantrek
kingskracht verliest. En sigaren en m«u-
schen worden in hun prilste jeugd inge
wikkcld. Er is één verschil van beteekenis:
de sigaar komt uit de kist, als zij zal ge
bruikt wordende mensch er eerst in, als
zijn kracht gebruikt is. Hun lot is ten
slotte weer gelijk, ze worden tot asch.
Men moet alleen geen quaat, maer d'op-
spraeck zelf vermeyden.
V o n de 1.
Men kan zijn eigen geluk niet stichten
dan door dat van anderen te bevorderen.
Bernardin de S t.-P i e r r e.
Argwaan is het vergif des levens.
K 1 i n g e r.