Verbannen naar S berië.
kerktoren af, slanke torens, welke bijna
altijd worden verpletterd door de nabijheid
Ier reusachtige woonhuizen van 20 of 30
verdiepingen. Wanneer men vo:>r de eerste
maal de vijfde Avenue bewandelt, is het
een verrassing, aan beide zijden, op een
afstand van nauwelijks 200 meter, soms
telfs vlak tegenover elkander, kerken te
tien oprijzen.
Al deze kerken b:hooren aan verschillen
de godsdienstige sekten, waarvan men, er
in de Vereenigde Staten eventjes meer daa
155 aantreft!
Dat verstoort een oogenblik de Katho
lieke opvatting, die slechts één geloof kent
met vasten eereiicn.t en hië.archie. Maar
spoedig verneemt men, dat New-York,
met een Katholieke bevolking van 1,200,000
zielen, een complete organisatie met ver
deeling in parochiën bezit.
Er zijn bijna 250 Katholieke kerken te
New-York. De eerste, die nu verdwenen
is. werd in 1785 gebouwd. Sedert di d zijn
er heel wat bijgekomen, en elk stadskwar
tier heeft een heiligdom. Deze parochiën
hebben een bevolking van circa 8- a 12,000
geloovigen, die zeiven in de behoeften van
den eeredienst voorzien. De parochianen
laten de kerk bouwen; dragen zorg voor
het onderhoud der geestelijkheid; zorgeu
voor de school, welke bijna altijd aan de
kerk verbonden is. De pastoors bheeren
zelf de fondsen van hun kerk. De pastoor
van een arm stadskwartier bijvoorbeeld
heeft een jaarlijksch inkomen van circa
125,000. Waar het aantal der p rcchianen
circa 10,000 bedraagt, wordt dit dus per
hoofd een jaarl'jksche bijdrage van circa
f 12.50. Wel moet hierbij ook rekening wor
den gehouden met andere baten, als het
verhuren van stoelen, enz., maar in verhou
ding betcek nen deze inkomsten niet veel.
In werkelijkheid worden de kerk en le
geestelijkheid onderhouden door de vrijwil
lige bijdragm der geloovigen. Daardoor
wordt de rarocbie, met haar onarhankelijkj
boekhouding, een absoluut vrijstaande or
ganisatie. De pastoor woont met zijn kape
laans in zijn pastorie, in de naLijhoid dei-
kerk geleg n. Z:jn salaris varieert naar de
belangrijkheid zijner parochie. In 'het alge
meen bedraagt het g middelde salaris van
een priester 1200 gld k 120o' &ld,, welke
soin men ook gemiddeld in de Veree'nigde
Staten voor levensonderhoud behoeft.
Maar waar d© priester onbeperkt \an ge
niet, is vrijheid; vrijheid in het beheer
zijner parochie; in het gebruik der hem
ten dienste staande fondsenin bet be
stuur zijner school.
Deze scholen worden drul^ bezocht (bijna
alle hebben ongeveer 1000 leerlingen), zijn
kosteloos en onder direct bestuur van den
pastoor. De Kerk heeft hier dus een groot
terrein voor sociale werkzaamheid, waar
het gouvernement, verre van te blomme
ren, deze werkzaamheid aanmoedigt.
De Christelijke scholen, de Katholieke
universiteiten worden beschermd; de ker
kelijke eigendommen zijn in <3© meeste
Staten vrij van belasting. De Staat mengt
zich niet in religieuze kwesties.
Het „greote New-York" (City en voor
steden) telt meer dan 237 Katholi. ke paro
chiën, die de Ieren, Italianen, Canadee-
zen, Franschen, Duitschers en ten slotte
ook de Amerikanen vereenigen, want be
keeringen zijn talrijker, dan men we] den
ken zou. Al deze kerken zijn opgericht
op dezelfde manier als de onze; bij
na dezelfde inrichting, hetzelfde cere
monieel, dezelfde kerkeli.ke administrate.
Zij staan onder oppertoezicht van mgr.
Farley, aartsbisschop a an het diocees New-
York. Deze bewoont in het midden der
stad een paleis, in Gothischen stijl opge
trokken, dicht bij de kathedraal, een der
Bchoonste bouwwerken van New-York.
De kathedraal is misschien de eenige
kerk in New-York, die niet in de onmid
dellijke nabijheid staat der luchtkrab
bers''. Een grasveld, dat de kathedraal om
zoomt, schijnt een beschermende cirkel.
De kathedraal is van 1850 tot 1879, vol
gens de plannen van den grooten architect
Kerwich, geheel van marmer cn in zuiver
Gothiscnen st-jl g bouwd.
Van buiten Lijkt het zeer plechtige ge
bouw wat ernstig en koud; van binnen
wordt deze grootschhoid getemperd door
het zachte licht, dat de glasramen doorla
ten. Het schip der kc:k is omzoomd door
kleine kapellen, verlicht door hooge ven
sters, zoodat het licht op het altaar valt.
De slanke pilaren loopen naar het gewelf
uit in bloemversieringen van stc-cn, groo-
te rozetten in verschill nde lichte' kleuren,
welke de somberheid van het koor breken.
Dan verwondert men zich niet meer, dat
deze kerk met haar verguldsel, haar beeld
houwwerk en haar marmer achttien milli-
oen gekost heeft, volgaarne afgestaan om
een Gode waardigen tempel te doen rijzen.
Maar niet deze prccht en grootsehheid
ontroert den b:zoeker, ook niet de edelmoe
digheid der geloovigeneen dieper gevoel
voert hem op, niet van bewondering, maar
van dankbaarheid. Ook in de stilte van deze
hooge gewelven voelt men de tegenwoor
digheid van God. Daar vindt de reiziger
een vriend terug en dc banneling een va
derland. Daar b grijpt men, dat het ver
schil d?r talen niet een werkel.'.e slag
boom is, en dat nationaliteit niet telt voor
den Zaligmaker der menschheid, die alle
gebeden verhoort.
Het te St.-Petersburg verschijnende blad
,,ïtu3s" publiceerde een van Augustus 1907
gedateerden brief, waarin een n ar Siberië
verbannene, een m:n van besch. ving, die
wegens een politiek misdrijf zijn straf moet
ondergaan, de ontzettende folte ingen en
kwelling n van de tot dwangarbeid ver
oordeelden in helle kleuren afschildert. De
schrijver bevond zich onder een'schaar van
120 misdadigers, waaronder 23 politieke
gevangenen, die onder een eskorte van
Kozakken var uit het departem:nt Irkutsk
verden afgezonden, ton einde mede te wer
ken aan den bouw van een spoorweg.
„Wij kwamen", zoo schrijft do gvange-
ne, „den 23sten Augustus aan den oever
der Aunir aan land en brachten den nacht
in het open veld door. Het eskorte h°-d
ons ten strengste verboden te spreken, ous
neder tc leggen ora to slapen of in het
alg meen ons te bewegen. Er mocht ook
geen avondeten gekocht worden De regen
viel bij stroomen neder en onze kleederon
waren geheel doorweekt van vecht. )en
volgenden morgen begon de opmarsch. De
eerste werst legden wij zo ader ong val'en
af, maar nauwelijks was het dorp, waarin
de Kozakken overnacht hadden, uit het
gezicht, of het eskorte b^gon ons mot de
kolven der geweren te bewerken cn over
laadde ns met slagen en vloeken. Een on
zer kameraden viel in onmacht. Een ander
stortte kort daarna eveneens neer. Beiden
werden op een kar geworpen, die het es
korte met zich voerde. Eindelijk kwamen
de tenten in het gezicht en wij bereikten
de plaats, waar velen van ons oude beken
den aantroffen. Wij bestormden hen met
vragen, maar het eenige antwoord was:
„Wij worden geslagen, het is erg hier".
Wat zij niet zeiden, vertelden ons hun
oogen. Op de gezichten lag een uitdrukking
vaD verstomping en horelooze ellende; zij
waren door de muskieten, die om ons heen
gonsden, op alle plaatsen gestoken, allen
waren smrrig en nauw lijks gekleed in hun
gescheurde lompen. De vo ten der meesten
waren met wonden overdekt en omwikkeld
met lappen vilt. Overal werd geklaagd
over de brutaliteit der Kozakken.
Het regende voortdurend cn om onze
arbeidsplaats te bereiken, moesten wij
een uur lang over een doorweekten, moe-
rassigen bodem mercheeren, doornat en
met onze spaden op den schouder. Eiken
morgen om vier uren moeten wij opstaan
en tot 's avonds v:_f of zes uren arbeiden;
dan. afg mat en af estompt, s'eepen wij
ons terug naar ons kamp, dan afroep der
namen, gebed en slapen. Ziedaar ons le
ven van iedcren dag Slaap! In bescha
digde; gescheurde tenten, waar de regen
door de scheuren binnenstroomt, ligren
wij, bedorven lucht inademend, op ui Ie
zakken, die dikwijls met gras gevuld zijn;
matrassen zijn in het kamp niet te vin
den. Hot is nu in Augustus hier
reeds bitter koud en wij moeten in deze
tenten tot November verblijf houden. Ieder
banneling bezit slechts een dikwijls reeds
aan flarden gescheurd, linnen onderkleed,
dat hij niet wasschen kan. Een badhuis is
er niet. Bij velen zijn de schoenen van de
voeten gevallen en veertig van ons gaan
barrevoets De arbeid hier is ontzettend
zwaar; tot aan de knieën in het slijk, moe
ten wij graven. De beenen der arbeiders
zwellen op en de rheumatiek grijpt de
ledematen aan. Of het regent dan wel ver
schrikkelijk heet is, de arbeid blijft dezelf
de. In Juni stierf een banneling aan zen-
nesteek; in Juli kwamen ze9 gevallen van
zonnesteek voor. Volgens bet reglement
mag 's 'Zondag9 niet gewerkt worden.
Maar wie bekommert zieh hier om het re
glement"? '8 Zondags moeten wij werken
als op gewone dagen en wij worden ge
dwongen om 's avonds een danklied te
zingen. Op een Zondag weigerden de ge
vangenen te werken, maar de kolven der
geweren dedon hen spoedig van inzicht
veranderen.
Do voeding is slecht. Iedereen moet
eigenlijk twaalf kopeken per dag krijgen,
maar van Mei tot Augustus kreeg ieder
van ons slechts acht en veertig kopekco,
en het gela, dat vrienden of bloedverwan
ten zenden, wordt ons niet ter hand ge
steld. Het ergste is de verschrikkelijke
toestand der zieken, omdat, daar het klei
ne hospitaal altijd vol is, vele zieken in
de tenten moeten blijven en daar ellendig
omkomen. De arbeid is erg en de omstan
digheden, waaronder men a-rb idt, zijn
nog erger; maar het ergste z'jn dc slagen.
Wij worden ge-slag n, als wij naar ons
werk gaan; wij worden geslagen, als wij
terugkeeren g:slagen om alles en door een
ieder. Tedere Kozak moet met „heer" wor-
deD aangesproken Een Kozak brak een
gevangene met de kolf van zijn geweer
twee ribben De soldaat kreeg daarvoor eerst
een standje en werd later g roemd, oracfet
hij „ziin eed" gehouden had., Een andoren
banneling werden door slaan longen en
lever zwaar gekneusd, een derde werd
met een revolver gruwelijk in het gezicht
geslagen. Id deze hel snijdt mcoisoan zioh
de vingers af of verwondt zich op de een
of andere manier, ten einde als ernstig
ziek teruggestuurd te worden. Ik ken er
twee, die de vingers der rechterhand af
sneden. Een derde zag ik de hand ondar
een wagen leggen, om haar te laten ver
pletteren, en andereD, die zich verschrik
kelijk verminkten. Ik ken lieden, wier
hoogst en onbereikbaar ideaal is, in de ge
vangenis te komen, een bad te nemen en
een schoon kleedingstuk te kunnen aan
trekken."
Het ei van Columbus.
Men. kent de beteekenis van de uitdruk
king: „Dat is het ei van Columbus.
Algemeen neemt men aan, dat de oor
sprong dezer uitdrukking gelegen is ia
een historisch voorval, dat dan aldus ver
haald wordt:
Aan een gastmaal, dat kardinaal Mendo-
•za in 1493 ter eere van Columbus na
diens eerste reis naar Amerika gaf, had
den de Spaansche grooten het werk van
Columbus, de ontdekking van Amerika,
verkleind en had o. a. een hunner ver
klaard: ,,Zoo iets had icde..?a kunnen
doen."
Daar op had Columbus aan zijn discage-
nooten gevraagd of rij een ei op de punt
rechtop konden Laten staan. Toen nie
mand dat kon doen, had hij het ei geno
men en het met een stevigen slag op dej
tafel gezet, zóó, dat de spitse punt een
weinig ineengedrukt werd, waardoor het ei
kon blijven staan En toeD nu weder de
grootsprekers verklaarden: „Dat kunnen
wij ook, had hij geaDtwoord: „Jawel, u'
hadt het gekundmaar ik heb ket ge
daan. Dat is het onderscheid. En 20oals
het met het ei is, is het ook met Amo
rika."
Deze aardige geschiedkundige anekdote
nu heeft zelf ook een heele geschiedenis,