belangrijke bedragen in op de vakjes van
het roulette-linnen, wachten met angstige
spanning den uitslag af en vroolijken op of
Versomberen al naar gelang het spel voor
haar gunstig of slecht uitvalt, 's Avonds
wordt de kring vergroot door de huisva- s
ders, die inmiddels van hun kantoren zijn
gekomen. Dap wordt het spel met nog hevi
ger speelwoede voortgezet.
Treurig, diep-treurig zijn toch zulke toe
standen.
Als kleine dieren
eens groot waren...
Het is bekend, dat een vloo tweehonderd
maal haar eigen hoogte springt. Wanneer
een mensch zulke sterke springveeren in
zijn knieën bezat, zou hij over den Eiffel-
toren kunnen hcenspringen, zonder vrees
van aan den bliksemafleider te blijven
haken. Dat voorbeeld 6taat niet aiieen.
D© wijngaarden worden bijvoorb-öW ge
teisterd door een insect, dat niet grocter
is dan de vloo. Dit nietige diertje wordt
in Frankrijk l'altise genoemd en doet
sprongen, die vierhonderdmaal baar hoog
te en vijfhonderdmaal haar lengte berei
ken. Ware dit beestje even groot als de
menscb, dan zou deze om het in te halen
sprongen moeten kunnen doen van 125
meters.
Een Belgische natuuronderzoeker, Felix
Plateau, heeft over deze aangelegenheden
belangrijke proeven genomen. Om dc trek
kracht van insecten te meten, heeft hij een
klein toestelletje vervaardigd. Het insect
krijgt namelijk een klein harnasje aan,
waaraan een draad is verbonden, die, over
een draaiende schijf, aan een plankje is
bevestigd. Zoodra nu het diertje, in dit
toestel gestoken, zioh in beweging 7pt,
plaatst do onderzoeker gewichtjes op het
plankje, totdat de grens van kracht van
het diertje is bereikt. Zoo vond hij, dat
een kever en een bij veel sterker zijn dan
een paard. Het laatste kan niet meer voort
trekken dan vijf- of zesmaal zijn eigen ge
wicht, een bij sleept gemakkelijk een wa
gentje voort, dat twintigmaal, en een ke
ver een, dat veertienmaal zwaarder is dan
zij zelf zijn. Zelfs trof de onderzoeker een
kever aan, die bijna honderdmaal zijn
eigen gewicht in beweging bracht. Wan
neer wij, menschen, even sterk waren,
moesten wij kunnen goochelen met gewich
ten van 6000 kilo en een olifant zou bergen
moeten om verduwen. Een oorworm trekt
zonder bezwaar acht lucifers voort. Ho.'dt
men een vlieg bij de vleugels, dan is dui
delijk te zien, hoe het beestje met de poo-
ten een lucifer vastgrijpt en oplicht. Wan
neer een mensch naar verhouding hetzelf
de werk wild© verrichten, zou hij een balk
moeten opheffen van 8.5 meter lang en een
balven meter breed.
En toch, hoe merkwaardig die krachts
inspanning ook wezen mag, komt zij niet
in vergelijking met het uithoudingsver
mogen van vogels, die des winters naar
het Zuiden trekken. Groote vlakten, de
MiddeMandsche Zee bijvoorbeeld, trekken
zij zonder rusten over En de zwaluw be
reikt daarbij een snelheid van 90 tot 150
kilometers per uur, een snelheid om de
menschelijke kilometervreters te doen wa
tertanden.
Dit wat de kracht van de insecten be
treft. Nu de arbeid, dien sommige van de
ze diertjes verrichten. Mieren maken nu
onder, dan boven den grond, allerlei ge
bouwen. Onder den grond komen zij op
een diepte van één of twee meters, waar
we elkaar kruisende gangen vinden, die
aan elkander gelegd zeker honderd dui
zend maal de lengte van het micrenli-
chaam zelf zouden vormen. Daarnaast
heeft een ondcrgrondschc spoorweg in ver
houding niets te beteekenen. Andere insec
ten bouwen op de takken van hoornen zul
ke zware nesteD, dat deze er van kraken,
en een insect, dat veel overeenkomst hoeft
met een bij stelt met kalk een woning sa
men, die soms 30 kilo weegt en met ijzeren
instrumenten uit elkaar geslagen moet
worden. Dikwijls moet hot materiaal ver
weg gehaald worden en bij elke reis kan
het beestje niet meer vervoeren dan de
grootte van een speldeknop. Daar zouden
wij, menschen, geduld van kunnen leer^n 1
Sommige insect-n hebben van de natuur
zulk een hard schild meegekregen, dat een
speld er alleen met behulp van een hamer
doorheen kan worden gedreven. De angel
van de bij kan het best worden vergeleken
met een morphinespuitje van Pravaz. Er
is een soort van insecten, die, wanneer zij
in hun rust worden gestoord, een wolk van
pijltjes afschieten op het dier, dat hen na
dert; een andere soort ontwikkelt met een
soort van ontploffing een scherpen geur,
die voldoende is om den vijand op de vlucht
te jagen.
Dat verschillende dieren veel taaier le
ven hebben dan wij, is bekend. De natuur
onderzoeker Kersten heeft zich veel moeite
gegeven om een schildpad, die hij in zijn
verzameling plaatsen wou, te dooden zonder
het dier veel pijn te doen en zonder de
huid en het schild te beschadigen. Hij zette
het beest met den kop naar beneden in een
emmer met water, snoerde den hals dicht,
maar na dagen leefde het beest nog even
goed. Toen trachtte hij de hersenen van
het ruggemerg te scheiden, de schildpad
trok zich daar niets van aan, evenmin van
een zwaar vergif, dat het dier ingespoten
werJ. Zelfs onthoofden is niet afdoende,
omdat nog dagen lang de afgesneden kop
naar alle kanten heenbijt en de romp zich
met de ledematen nog langen tijd bewegen.
Het eenige afdoende middel schijnt te zijn,
de dieren in een koud mengsel te dompelen.
Welk een taai leven zij ooi: hebben, tegen
kou zijn zij niet bestand.
Aldus deze onderzoeker, aan wien waar
schijnlijk de schildpad, al hield zij het leven
er bij toch niet dankbaar zal zijn geweest
voor de proeven, die hij op haar nam.
Als nu die kleine dieren eens groot war
ren?
Het eene insect zou, met sprongen van
een kilometer naderend, met het grootste
gemak een kudde koeien overmeesterende
tor, ijzerstork, als een vliegend monster
zelfs den mensch bedreigen, evenals de spin,
in wiens reuzenweb hij zich jammerlijk zou
verwarren.
Als die kleine dieren...
Wees gerust, lezer, hoe sterk ze zijn in
hun soort, de Schepper heeft er' voor ge
zorgd, dat ze geen gevaar voor een mensch
opleveren.
BE JAPANNERS.
De ,,Echo de Chi,ne" bevatte over do Ja
panners o.m. het volgende:
Liegen is voor de Japanners als het ware
een voortdurende sport en als men bedenkt,
dat zij in hun onderlinge betrekkingen
nooit anders doen dan liegen, dan moet
men wel tot de conclusie komen, dat zij
ook meesterlijk do kunst verstaan zullen
om den vreemdeling to beliegen en te be
driegen.
Een Franschroan, die veertig jaren in
Japan verbleef en ec-n Japansche vrouw
gehuwd heeft, die het Japansch misschien
beter spreekt dan zijn moedertaal, zeide mij
eens, toen wij de heuvels van Nunobiki af
daalden „Als twee Japanners sproken over
hun zaken of over iets, dat van eenig
belang voor een van ^hen beiden kan zijn,
dan weet ieder der ondervragers volmaakt
zeker, dat de ander liegt, en als hij er op
staat om iets zeker te weten, hij juist het
tegenovergestelde moet doen van hetgeen
de ander hem heeft aangeradendit belet
voor het overig niet, dat het gesprek met
een herhaald ,,Sadescaen glimlachjes
van zoowel natuurlijke als wederzijdschc
bewondering wordt doorspekt."
Uit mijn persoonlijke herinnering kan ik
hier het volgende mcdcdeelen:
Eenige maand.n gel-: 'en bevond ik mij
in het werkvertrek van een zeer hoogge
plaatst Japansch ambtenaar; een man, be-
hoorendo tot een oude familie van Japan.
Baron A., zoo zal ik den man noemen,
had ik een belanerijk document afgegeven,
dat hij volgens zijn zeggen verlangde door
te lezen en welk stuk hij noodig had om
een groot en vrij Lastig proces voor de Ja
panners te winnen.
Hij had dit document van mij aangeno
men en ik had de lade onthouden, waarin
hij het geborgen had, Eenige dagen later
bevond ik mij in dezelfde kamer tegenover
denzelfden persoon en ik verzocht hem, mij'
het stuk terug te geven, dat ik hem had'
toevertrouwd.
Wie beschrijft dat lachje van naïeve ver
bazing, dat speelde om de lippen van den
hoogen ambtenaar?
Och kom, had ik hem een stuk ter hajvf
gesteld? En weLk stuk?
Ik beschreef het en bracht hem de om
standigheden in herinnering.
Een fijn en naïef lachje, dat vermakelijk»
onwetendheid moest verbeelden, spijtgevoel
jegens mij, de gereede wensch om dit verlies
te vergoeden of ware het mogelijk, mij in
de war of van de wijs te brengen en mij
van leugentaal te overtuigeneen lachje,
dat verder dan gewoonlijk zijn gele met
goud geplombeerde tanden liet zien, en met
het bekende traditioneele gefluit antwoord
de hij, dat ik mij zeker vergiste, dat ik
hem geen stuk had ter hand gesteld.
Ik werd boos en stond onmiddellijk van
mijn stoel op, en verzocht den baron de la
de open te trekken, waarin ik hem het
kostbare stuk had zien neerleggen.
Hij deed het met blijkbaren weerzin, het
meubel kraste op zijn scharnieren, en het
werd mij vergund het voorwerp mijner at
tentie te aanschouwen, dat daar nog lag,
juist zooals het er in was neergelegd. De
baron was er niet het minst door onthutst,
hij lachte nog, maakte een paar bewegin
gen, waarmede hij een voorgewende tevre
denheid trachtte te kennen te geven, dat
hij het stuk gevonden had, en gaf mij het
document terug met dien eeuwigen glim
lach, die thans vrij schamper was, en
ging heen.
Nog meer in het oog loopend is de fcrofc-
seho aard van een Japanner. Er is hieri
geen sprake van nationalen trots, die in
zekeren zin goed is en vaak gediend heefti
tot grondslag voor sterke rassen, maar wij
bedoelen den trots van den pauw of lieve*
van den meerkoL
De oorlog fegen «de Russen heeft dezen
kant van het Japansche karakter scherp
doen uitkomen en wel op even overvloedig©
als onaangename wijze.
De cool iku ru ma, die een vreemdeling
ziet voorbij gaan wringt zich in aller lei
bochten van het lachen, wanneer hij hem
niet beleedigt of slaat, waarvan voor
beelden worden aangehaald. De persoonlij
ke beleedigingen, waarvan blanken bijna
eiken dag slachtoffers zijn, zija in Japan
talloos; laten wij er een aanhalen als voor
beeld en waaraan zich zelfs soldaten, die
moedige helden op het slagveld, schuldig
hebben gemaakt tegenover oen zeer eerbied
waardig persoon.
In de kathedraal van Séoul maakte Mgr.:
Mutel zioh gereed om de Mis op te dragen,
reeds was de kerk gevuld met geloovigen,
toen een troep Japansche soldaten het hei
ligdom binnentrad, met do kepi op het
hoofd, de sigaret in den mond, lachende,
i zingende en de aanwezige personen omver
stootendeop het gerucht trad de bisschop
nader en richtte zioh tot den onderofficier,
die onder den troep was, en verzocht dezen
zijn manschappen een meer gepast© hou
ding te doen aannemen.
De bisschop kreeg beleedigingen ten ant
woord, de vuisten werden opgehevenMgr.
werd, naar het schijnt, in het gelaat ge
slagen, en ann dit schandaal kwam slechts
een eind© door tussch.cnkomst van de aan
wezige Christenen.
Men kan dit xenophobic, haat tegen den
vreemdeling, heeten, of wat cok, het feit
is er niet minder waar om, dat de verach
ting van den blanke zich bij de Japanners
openbaart door een houding, een deloyaliteit
een algemeene manier van handelen, zooals
de North China Daily New." zeer juist
opmerkte, die de beschaafde volkeren er toe
zal leiden zich af te vragen ot zij met de
allianties, welke zij met Japan hebben aan
gegaan, niet bedrogen uit zullen komen.