Kleine Esther.
Nisnwe Raadsels.
De zon scheen reeds vroolijk, toen Esther
dien morgen baar oogen opendeed. Zij had
een flauw voorgevoel, dat er dien dag
iets prettigs zou gebeuren, en sprong haas
tig uit het bed, roepende: Het feest van
de Zondagsschool, hoe heerlijk I en begon
zich zoo vlug mogelijk aan te kleeden.
Zij had zoo weinig prettigs cn daarom
verheugde zij zich daar ten zeerste over.
Esther was tien jaar oud. Zij had geen va
der en geen moeder en werd door het arm
bestuur uitbesteed bij de oude vrouw Da-
men, die in een klein huisje even buiten
het dorp woonde.
Vrouw Damen was een nette, ordelijk©
vrouw en zij deed haar plicht ten opzicnce
van het meisje, maar ware moederliefde
moest Esther niettemin geheel ontberen en
dit viel het arme kind zeer hard.
Op dezen Zondagmorgen was het meisje
zeer vroolijk gestemd en ging zij met een
glimlach op de lippen de deur uit. Zij
zouden allen te zamen met den trein
naar het dorpje S. aan zee gaan om daar
een preltigen dag door te brengen.
Toen Esther zag hoe de meeste kinderen
door hun moeders werden gebracht, had
dj eenige droevige oogenblikkenzij to-.-fc
had alleen moeten komen en niemand nad
naar „veel p leizier" toegewenscht. Maar
later op den dag was zij vroolijk te m,oe-
de bij alle spelen cn ook onder het lan
delijk maal, dat zij in het schoollokaal
mocht nuttigen. Ten laatste kwam er ook
aan dezen dag een einde en stapten zij
allen, doodmoe van het spelen, wederom
'\n den trein, die hen naar huis zou terug
brengen. Esther zat stil in een hoekje, bij
zichzelve een groot plan beramende. Zij
wilde, kon niet naar de oude vrouw Da-
men teruggaan. Zij kon niet langer zon
der liefde leven. Maar waar moest zij
blijven 1
Eensklaps herinnerde ze zich hoe de vrouw
van den bakker haar eens vriendelijk had
toegesproken, toen zij brood kwam halen
zij wilde deze gaan vertellen hoe ongeluk
kig zij was, en zoodra de trein stilhield,
•wist Esther zich aan het vroolijke troepje
te onttrekken, om naar de vrouw van den
bakker te snellen. Het was een heel eind,
maar zij bereikte toch. eindelijk de vrien
delijke woning; klopte verlegen tegen de
deur en eenige oogenblikken daarna snik
te zaj al haar leed en haar hartzeer uit
tegen de goede, dikke bakkersvrouw.
„Je kunt vannacht hier blijven, kindje'*,
■«■itJiifHmiiimn'mBiiiBitn rw-rai» v uraan .i.iiuar.vri—na
Deze woorden weerklonken nog in de
ooren van Jacques, toen het huis, waar
het gesprek plaats vond, reeds ver achter
nem lag en deden in zijn brein allerlei
vroolijke gedachten ontwaken. Terwijl hij
den appel opat, dien Therèse hem gegeven
had, berouwde het hem ten zeerste, dat hij
den kleinen koopman in lint niet gevraagd
had, in welke wijk van Parijs de fabrieken
waren, want hij was vrijwel besloten hoe
(hij den gevonden schat zou besteden, en
daar hij slechts een gedeelte bezat van het
geen hij aan vrouw Gervais moest betalen,
hoopte hij deze som te verdubbelen vóór
het einde der drie maanden.
Hij had dus geen tijd te verliezenhij
moest koopwaar zien tc krijgen, en, daar
irij niet tegen een eindje loopen opzag, be
gon hij Parijs in alle richtingen te door
kruisen om een fabriek te zoeken.
Hij had al heel wat straten afgeloopen,
zonder <een enkel uithangbord over te
slaan, toen hij in de voorstad St.-Germain
eensklaps bleef staan voor het volgende
opschrift: Depot van de papierfabriek
Grandin Co.
Daar heb ik er een, zei hij in zich
zelf, maar het is papier. Welnu, wat geeft
Jat? Men kan even goed winst maken op
papier als op lint en garen. Ik heb op de
boulevards al wel tien jongens gezien, die
papier verkochten.
En hij wilde al naar binnen gaan, maar
een blik op zijn schoorsteenvegersplunje
hield hem daarvan terug. Hij dacht, dat
men hem met zijn kniestukken vol roet
was het vriendelijke bescheid, „en dan
zal ik vrouw Damen een boodschap zen
den I"
Zoodoende sliep Esther dien nacht bij
deze brave lieden. Den volgenden morgen
al dadelijk na het ontbijt, had de bakker
zelf e'en ernstig onderhoud met haar.
„Waarom wil je toch niet bij vrouw Da
men blijven?" begon hij. „Zij is toch goed
voor je, geeft je op tijd eten en drin
ken en knort zelden op je; althans hoor
ik van alle menschen 1"
„Ja, maar, mijnheer, zij houdt niet van
mij," begon Esther al snikkende, „en dat
is zoo vreeselijk 1"
„O, is dat de reden?" zeide de goede
man, die nu eveneens tranen in de oogen
kreeg; „dan zullen wij zien of wij niet
een liefderijker huis voor je kunnen vin-
dep; ik zal eens met mijn vrouw over
leggen of wij niet iemand kunnen be
danken
Den volgenden dag ging de goede bak
kersvrouw met Esther naar vrouw Damen
om deze vergiffenis te vragen, dat zij zoo
opeens was weggeloopen en nog vóór het
einde der week werd het kind uitbesteed
bij een oude dienstbode van den vorigen
predikant, die nu van haar spaarduitjes
leefde en al menig ouderloos kind groot
gebracht had.
Het arme kind, dat blijkbaar zoo veel
bcboeft© aan liefde had, vond daar een
heerlijk tehuis en Esther beantwoordde de
liefde en de zorgen van haar pleegmoeder
door altijd even gehoorzaam, behulpzaam
en hartelijk tegen haar te wezen.
Ons Blaadje „Voor de Jeugd."
Ingezonden door „Viooltje",,
Het is reeds langen tijd geleden,
Dat de kinderrubriek ging ontstaan;
Want er zijn al reeds weder
Twee jaren overheen g;gaan.
Maar och, hoe kort is tijd ook weder,
Want 't is of het pas gisteren was,
Toen de eerste krant ons werd gegeven,
En toen 'k het eerste nummer las.
De krant verscheen steeds tot genoegen,
In onzen huiselijken kring;
Wij hebben 't steeds getrouw gelezen,
Want veel verhalen stonden er in.
Vandaar, dat wij ook kunnen spreken,
En uitroepen, allen te zaam:
„Wij hopen, dat nog vele jaren
„Voor onze Jeugd" mag bestaan 1"
niet in het magazijn zou toelaten, en daar
om liep hij-eerst haastig naar huis om zich
te verkleedon.
Terwijl hij hiermede bezig was, had hij
gelegenheid om na te denken hoe hij zich
bij de groothandelaars zou voordoen. Daar
hij nooit met menschen van dien stand
had omgegaan, maakte hij zich -een-'gs-
zins ongerust aangaande de ontvangst, die
hem daar zou wachten
Gelukkig was Jacques niet verlegen, om
dat bij nooit iets gedaan had wat niet
iedereen mocht weten; hij had de kalmte
over zich, die men alleen door een gerust
geweten verkrijgt.
Hij ging dus met zijn pet in hand het
magazijn binnen, en, terwijl hij een dikken
heer, die aan een lessenaar zat te schrij
ven, allerbeleefdst groette, ging hij naar
een jongmensch toe, dat bezig was papier op
te stapelen en, na dezen eveneens gegroet
t"> hebben, begon hij met zachte stem:
Zoudt u voor mij twintig of dertig
stuivers papier willen verkoopen, als het
u blieft, mijnheer?
Men verkoopt hier niet in het klein,
ventje, antwoordde de bediende, terwijl hij
Jacques even opnam en toen weder voort
ging met zijn werk.
In het klein? herhaalde Jacques op
een toon, die te kennen gaf, dat hij er
niets van begreep.
Ja, antwoordde de bediende, men
moet op zijn minst een riem nemen.
En wat kost een riem, als het u blieft,
mijnheer?
Ingez. door „Polynetje" te Zoeterwoude.
I.
Mijn geheel bestaat uit 11 letters en is
een dorp in Zeeland.
5, 6, 4 is een huisdier.
Een 1, 2, 8, 6 heeft zeven dagen.
Een 7, 9, 3 is goed voor den winter.
Een kleine kerk heet ook wel een 6* 6, 7,
11, 10.
Ingez. door Gerard en Anton Loozen.
IL
Het geheel bestaat uit 7 letters en is een
voorwerp dat des zomers gebruikt wordt,
3, 6, 5 is de naam van een paard.
3, 2, 4, 1 is een —intergroenbè.
5. 6, 7 is een muzieknoot.
7, 6, 5 is niet vast.
1, 4, 2, 3 is meer dan een.
6, 5, is een viervoetig dier.
1, 4, 2, 3, 5 is een kleur„
Ingez. door Nioo <t .Vooft,
III.
Tweemaal n en éénmaal ij,
Éénmaal o en éénmaal (k,
Nu, mijn vriendje, ra, ra, ra!
In de duinen vindt ge mij.
Ingez. door Annie Hakkenberg.
IV.
Met t ben ik een vogel
Met p ben ik een visch
Met r ben ik op schepen
Baad eens^ wat of cat ia I
Ingez. door „Roodkapje".
V«
Wie aanstoot vindt in dit of dat,
Gevoelt wat 't raadselwoord bevat,
Dat met acht letters wordt gespeld,
Als letterraadsel voorgesteld.
Gij schrijft dat woord met 2 maal rt
Doch daarmee komt ge nog niet ver»
Daarbij een i, een n, een g,
Een st en tweemaal nog de e.
Wie nog niet weet wat of 't wel 13,
Zeg ik niets meer uit „ergernis."
Dat is naar gelaüg van bet papier:
drie franken, vier franken en duurder.
En de bediende ging maar steeds voort
met opstapelen, zonder den kleinen jon
gen aan te zien.
Vier franken 1 zei Jacques in zichzelf
met een bedroefd hart, ik zou dan bijna
alles moeten wagenvier franken... en
als ik het niet eens verkoopen kan, waar
moet ik dan van leven? Het zal beter zijn
een fabriek van lint en garen te zoeken.
Dat is zeker niet zoo duur, maar hoe en
waar die te vinden
Terwijl het arme kind zich hierover moe
peinsde, bleef hij onbeweeglijk op dezelfde
plaats staan, en op zijn gdaat kon meu
duidelijk lezen hoe groot zijn teleurstelling
was.
Toen hij eindelijk tot bezinning kwam en
weg wilde gaan, hield de dikke heer, die
voor den lessenaar stond en hem eenrgo
oogenblikken had aangezien, hem staande.'
Wilde je voor dertig stuivers papier
koopen, ventje, je moet dan zeker heel wat'
brieven schrijven, begon hij lachend.
Neem me niet kwalijk, mijnheer, zei-'
de Jacques met een benauwd stemmetje,'
het is niet om het zelf te gebruiken.
Waarvoor dan
Om het te verkoopen en er iets aan
te verdienen.
(Wordt vervolgd).