DECEMBER. Be ongehGorzame Rond. FEUILLETON. Be kleine koopman in papier. het in het leven terugkeeren der drie kin dertjes weer: Le premier dit: ,,j'ai bien dormi" Le second dit:-,,Et moi aussil" Eb le troisième répondit: ,,Je croyais être en paradis 1" Hetgeen letterlijk vertaald het volgende beteekent ,,De eerste zeide: ,,ik heb goed geslapen 1" De tweede zeide: ,,En ijk ook 1" Ën de derde antwoordde ,,ik geloofde in het paradijs te zijn 1") Tegenwoordig vieren wij Sinterklaas met suikergoed en marsepein" en voldoen aan onze wenschen in de prachtig uitgestalde boekwinkels en magazijnen en loven de nagedachtenis van den goeden Sint, die ons zoo'n prettig feest heeft, nagelaten. Dit is de beste tijd van het jaar om krui den en mossen te bestudeeren. Wanneer we in bosschen en parken wan delen zien we dikwerf, dat stammen van hoornen getint zijn in verschillende scha keeringen van kleur, en wanneer we deze nauwkeurig gadeslaan, bemerken wij, dat deze mooie kleuren in werkelijkheid te weeggebracht zijn door plantjes, weliswaar zeer nietig, maar toch mooi van vorm en kleur. In de bosschen vindt men ook nog wel varens en de kleuren er van stieelen ons nog des te aangenamer nu er geen bloemen meer zijn. Iedere plant heeft lucht en licht noodig, om te gedijen, maar het madeliefje groeit zoo dicht bij den grond, dat het aeker door het gras, dat er omheen schiet, bedekt zou worden, indien het niet voor zichzelf kon zorgen, maar juist zijn eigen nederigheid beschermt het. Het heeft een cirkel groene blaadjes boven de wortels, zdó dicht daarboven, dat er geen gras on der kan groeien, en zoodoende houdt het madeliefje een plaatsje voor zichzelf open, juist groot genoeg voor de lucht en het zon licht om daar in te kunnen dringen. Het bloeit bijna het geheele jaar door en is een der eerste plantjes, die de bijen bezoeken. De lijster begint gewoonlijk in Decem ber eerst te zingen en waneer het een zachte winter is, blijft hij alle maanden door ringen. „Zijn de dieren ook gjalukkigV* vroeg onlangs een kind aan zijn moeder. Wij gelooven, dat hieraan niet te twijfe len valt, wanneer wij -de vogels zoo vroo- lijk hooren zingen, of de zwaluwen zien fladderen of de jonge lammeren in de wei de zien huppelen. Ieder jaar echter moet er een zeker aau- tal dieren sterven, ten gevolge van de al gemeen© overbevolking in de dierenwereld en dat sterven gaat nataurlijk ook meest al met lijden gepaard. Maar wij betwijfelen zeer of dit lijden zoo erg door hen gevoeld wordt, voorname lijk daar de dieren meestal zeer jong of zeer oud sterven. De jonge sterven moe- rendeels, omdat hun moeder te zwak is om ze te voeden, of omdat ze niet krachtig ge noeg zijn voor zichzelven te zorgen; de oude, omdat zij de noodige kracht missen hun voedsel op te zoeken. Men kan in deze maand weinig in den tuin doen en dat weinige is nog afhanke lijk van het weer. Gewoonlijk krijgen we in Januari vorst en daarom ig het een goede voorzorg om in December de plan ten met dorre bladeren te dekken. Bitterkers en radijsjes kan men ook in December op beschutte plaatsen -aaien en als dan einde Januari of Februari zonni ge dagen komen, heeft men alle kans, dat ze welig opschieten. Binnenshuis moet men de planten en bloemen» begieten miet lauw water: men moet ze niet è.1 te nat houden, Joch wan neer de lucht in de kamer warm en droog is, hebben ze toch meer water noodig dan in den zomer. In den tuin zijn nu zeer weinig bloemen, maar sneeuwklokjes kan men somtijds nog onder de sneeuwlaag vinden, evenals de KeTstmisroos. Deze laatste mag mea niet te dikwijls verplanten, daar ze Jan allicht sterven. Volgens belofte clruk ik in het nummer van heden nog enkele bijdragen af. Gaarne zou ik nog aaD enkele andere versjes en opstelletjes een plaatsje verlee nen, maar de beschikbare ruimte liet zulks niet toe. Het uitgeloofde prijsje viel ten deel aan Ida Dirkse. Ingezonden door Greta Kurrels. Kleine Lize was een lief meisje, zij hield delveel van. beesten. Zij had een poes Mi- nette, en een hond, Pluto, genaamd, waar zij altijd prettig mee kon spelen. De poes is een lief, zacht beest,'krabt en bijt nooit, de hond daarentegen is soms wel lief, maar ook heel dikwijls ongehoorzaam. Wanneer Pluto stil de melk van Mi net te ikon opdrinken, liet hij het niet. Daar had hij SI zoo dikwijls knorren voor ge kregen, maar het hielp niets. Maar nil was hij wel zoo ondeugend geweest, dat Lize het niet gauw vergeten zalik zal n de "reden daarvan vertellen. Eens op een morgen kwam Lize beneden, zij wilde zooals gewoonlijk naar de poes gaan en haar melk geven, maar wat zag zij daar? De poes was mama geworden van vier lieve "poesjes. Wat was Lize blij 1 Zij ging vlug naar haar Pa en Moe, om het te vertellen; ook! Pluto mocht even mee om ze te zien, maar zij verbood hem bij de mand te komen, want zij was bang, dat brij de kleine bees tjes kwaad zou doen. Dat ging zoo een week goed, maar toen gebeurde er iets verschrikkelijks. Lize was even een boodschap voor haar moe gaan doen, toen dacht Pluto: „Kom, ik ga eens even kijken wat dat toch voor eeD ge krioel in dat mandje is!" Hij ging mar zijn poot in het mandje en wipte er een lief poesje uit. Of Minette al blies en met haar poot sloeg, het hielp niets, Pluto vond het zoo aardig, hij dacht misschien, dat het een bal was 1 Maar, o weel daar beet hij bet diertje in zijn nek, en daar lag het dood op den grond. Toen het zich niet meer bewoog, begreep hij toch wel, dat hij niet goed ge daan had, en kroop Stil in een hoekje. Daar komt Lize thuis, zij ziet dadelijk wat er gebeurd is: Dó poes zit op de tafel, en laat haar kopje hangen van verdriet. Lize roept den hond bij zich, hij bomt stapje voor 9tapje nader, Want hij begrijpt wel, dat zijn lief vrouwtje, dat altijd zoo goed voor hem is, nu toch heusoh erg boos op hem zal zijn. Nu Lize beknort hem ook terdege en zegt: „Stoute Pluto, je moögt in drie wo ken niet in de kamer komen, en ook niet met mij uit, en nu marsch, naar je hok Ik hoop, dat je dan niet meer ongehoor zaam zult zijn en de lieve poesjes niet rüsv laat l" En Pluto keerde zich om, en cf>ng me'i den staart tusscben de pooten zijn hok in Hij had er nu wérkelijk berouw over, dab hij zoo ongehoorzaam wae geweest en dachb bij zichzelf: ,,Ik zal nooit Weer zoo ondeu gend zijn." Toen de straftijd om was en hij weer in de kamer mocht komen, wa9 hij erg lief tegen Lize, maar ook voor do poes met haar drie' kindertjes. Hij speelde nu wel met hen, maar paste wel op, dat hij ze niet meer beet en bij dronk oók niet meer de melk van Minette op. Zoo was de vriendschap gesloten,, en Lize had geen verdriet meer van haar óü- gehoorzamen hond. 8) Hij had al schoensmeer en borstels ge kocht, maar was er nog ver van af de rest té kunnen koopen. Het arme kind kon in werkelijkheid op niets anders vertrou wen dan op de bescherming van God, daar hij geheel eenzaam leefde te midden van de onmetelijke bevolking, die Parijs üuisvest. Vrouw Gervais liet Jacques wel al haar boodschappen in do stad doen, maar zij meende deze diensten van haar kleiuen huurder voldoende te belooncn door voor niets z,ijn vuil goed te was- scheip. Daarenboven vertelde zij hem iede re q dag, dab zij haar huisje zeer duur moest betalen, dab zij veel moeite had om van den eenen dag in den anderen te komen en niemand iets kon schenken. Wat Pierre Gervais, zijn buurman op den zolder betreft, dio was wat men noemt, een vroolijke Frans, altijd klaar voor een pretje, maar zijn tante die hem altijd met boetpredikaties lastig viel kon hem minder bekoren, zoodat hij, daar hij toch bij zijn baas in den kost was, meestal alleen maar thuis kwam ora te slapen. Hij droeg daar enboven altijd zorg om al wat hij verdien- «ie zoo spoedig mogelijk op te maken. Er was echter een, lid van het gezin, die Jacques eenige hartelijkheid betoonde, dat was Gertrude, de dochter van vrouw Gervais, evenals haar moeder waschvrouw en zonder deze zou het armoede troef in huis zijn geweest. Gertrude was negentien jaar; zij was veel eer leelijk dan mooi, maar de geheelo uitdrukking van haai gelaat gaf te kennen, dat zij goed was. Zij werkte van den morgen tot den avond, zag nooit iemand anders dan vrouw Gervais, die zoo -weinig opgewekt van humeur was en daarom nam zij gaar ne elke gelegenheid te baat om eenige af leiding te zoeken^ zoodat z.ij nooit Jacques kon ontmoeten, of tzdj praatte en Lachte even met hem. Zij begon langzamerhand zooveel van hem te houden, dat zij hem a£ en toe een tikje op do wang gaf, op gevaar af haar handen vuil to maken aan het roet, dat gewoonlijk het gelaat van onzen vriend bedekte. Ongelukkigerwijze genoot. Jacques in liet gehoei geen voordeel van Gertrudes vriendschap; in do eerste plaats stond vrouw Gorvais haar nooit toe eienig geld op zak te hebben, en ten tweede, omdat ■het werkelijk waar was, dat de beide arme vrouwen, die slechts weinig klanten hadden, juist zooveel geld verdienden £trs zij noodig hadden om rond te komen. Het zou dus niet te verwonderen zijn geweestt ion Jacques, die zoo verlaten en zoo vrij als een vogel in de lucht leef de, zich had laten verleiden om mee te doen aan de ondeugende streken,, die jon gens van zijn leeftijd zoo dikwijls be dreven; maar hij zag andere knapen menigmaal stuivers winnen of verliezen met knikkeren, de winkelruiten ingooien of voorbijgangers poetsen bakken, zonder clat hij de minste lust had daaraan deel te nemen. Zich goed te gedragen, te wer ken, scheen hem het eenige middel toe om door de wereld te komenen toch was de herinnering aan eenige goede lessen, die hij op de school had opgedaan, het eenige wat hem aanzette het goede te betrachten, want niemand gaf hem raad of brood. Toen hij op een goeden dag er toe kwam zijn ouden vriend, den commies van da douanen te gaan bezoeken, vernam hij al daar van een der andere beambten, dat Robert Chauvin een veel voordeeliger standplaats had gekregen, ver van Parij-* Dat nieuws deed Jacques ter wilfo van zichzelf veel leed, maar aan den anderen kant deed het hem voor den goeden Ro bert veel genoegen, en eensklaps kreeg hij een voorgevoel, dat het met hem ook nog eens zóó zou gaan. Maar voorloopig was daar nog geen kijk op, want, ofschoon hij geen stuiver meer uitgaf dan hoog noodig was om nijet ran honger cïm te komen, kon hij slechts zelden iets bespa ren, aangezien zijn kamerhuur en zijn voedsel bijna evenveel kostten als hij ver diende.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 12