93-12 HERFST. LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 30 NOVEMBER. - VIERDE BLAD. Offieieele Kennisgeving. JSo. 14655. Anno 190?. Uit den door prof. Van Geer bij zijn rap port overgelegden staat blijkt, dat thans gemiddeld 0.017385 of bijna 17.6 per mille van het uitbetaalde loon als premie aan de Rijksverzekeringsbank wordt betaald. Immers over het totaal bedrag van 294 ver zekerde loonen ad 220,661.7li wordt als jaarpremie betaald. 3834.36. Het percen tage is het hoogste voor het personeel, verboDde-n aan heb slachthuis en de brand weer, nl. 26 en 28 p. m. en het laagst voor dat, belast met schoenwerk en verbonden aan de gemeente-apotheek, nl. 3 en 4 p. m. Daarentegen bedraagt de premie bij de Eerste Nederlandsche" verzekeringsmaat schappij te 's-Gravenhage, die ook het ri sico van gemeenten tegen jaarprcmie op zich neemt, gemiddeld 16 p. m. van do verzekerde loonen. En een berekening van prof. Van Geer, hoe groot het bedrag zou moeten zijn bij een zuiver risico volgens daartoe bestaan de tabellen, leert dat ook door de gemeente jaarlijks 16 p. m. van de uitbetaalde loo nen in het gemeentelijk fonds zou moeten worden gestort, in welke storting dan echter nog een klein bedrag voor admi nistratiekosten zou zijn begrepen. Lager dan 15'pCt. p. m. zou men echter niet mo gen gaan. De conclusie van B. en Ws. is daarom deze, dat, indien de gemeente besluit het risioo der Ongevallenwet 1901 zelf te gaan dragen, jaarlijks een bedrag van 16 p. m._ van de over dat jaar uitbetaalde loonen in het op te riohten fon l«j zal moeren wor* den gestort. Het gevolg daarvan zal dan zijn, dat de gemeente niet alleen jaarlijks ruim f 300 minder voor de verzekering barer werklieden zal hebben af te zonderen, maar bovendien, dat zij eigenaresse blijft van de voor dat doel afgezonderde bcdrar gen. Trokken B. en Ws. tot nu toe slechts een parallel tusscben bet aangesloten zijn van de gemeente bij de Rijksverzekeringsbank en het eigen dragen harer risico's, zij mo gen van dit onderwerp niet afstappen zonder nog met een enkel woord stil te staan bij de beide andere wegen, waarop de gemeeute haar uit de Ongevallenwet voortvloeiende risico's kan verzekeren. Zij kan nl. haar risico overdragen aan een particuliere naamlooze vennootschap of rechtspersoonlijkheid bezittende vereeni- ging of wel toetreden tot de Onderlinge Risico-Vereeniging van Nederlandsche Ge meenten. Wordt echter eenmaal met de Rijksver zekeringsbank gebroken, dan komt noch het een noch het lander hun aanbevelens waardig voor. Aansluiting bij een van de negen particuliere* Veyzekerings-Maatschap pijen niet, omdat,, al moge dan de jaarlijks tc bepalen premie wat minder worden, toch do gemeente jto zeer bij do door ande ren aangebrachte: risico's betrokken blijft, zij niet, wat B. en Ws. juist zoo gaarne zouden willen, oigenaresse blijft van de door haar betaalde premies, en bovendion steeds do kans blijft bestaan, dat de pre mies te ceniger tijd zullen moeten worden verhoogd. En toetreding tot de vereeni ging van gemeenten niet, omdat al blijft daar ook hot gemoonschappelijk risico tot dat van de verschillende aangesloten ge meenten beperkt, en al beoogf die vereeni ging dan ook feitelijk niets anders dan de kleinere gemeenten te brengen in do posi tie der zeer groote, die zonder bezwaar baar eigen risioo kunnen dragen, de ge meente Leiden met haar jaarlijks aan ver zekerde loonen uitbetaald bedrag van ruim f 220,000 naar B. en Ws. meenen groot genoeg is om, evcnals door Gronin gen, Delft, Zutfon en Gouda vóór haar werd gedaan, het uit do Ongevallenwet voortvloeiende risico alleen te dragen en dus niet, met verdeeling van dat risico over andere gemeenten, tevens het risico dier gemeenten, die wellicht niet zoo goede voorzorgen nemen voor de veiligheid barer werklieden, als de onze, gedeeltelijk op zich te nemen. Wanneer men toch ziet hoe de heer Van Geer in zijn rapport de van B. en Ws. ont vangen opgaven omtrent de voorgekomen ongevallen gedurende het tijdvak 1 Fe bruari 1903 tot 1 September 1907 „wegens het geringe aantal en het geringe bedrag werkelijk verbazingwekkend" noemt en hoe hij daaruit do conclusie trekt, dat in Leiden de gemeente-bedrijven op uitnemen de wijze worden gevoerd, dan getuigt het, ook indien men met de waarschijnlijkheid rekening houdt, dat de omstanigheden voor Leiden niet altijd zoo gunstig zullen blij ven, volgens B. en Ws toch zeker niet van overdreven optimisme, indien zij durven voorstellen, ook voor Leiden tot het dragen van eigen risico te besluiten. Mitsdien geven zij den Raad in overwe ging hen te machtigen zich na-mea* den Raad tot H. M. de Koningin le richten met het verzoek, dat de gemeente Le'den worde toegelaten zelf het risico te dragen der bij de Ongevallenwet 1901 geregelde verzekering barer werklieden. Tabel, houdende overzicht van de aan de Rijkeverzekeringsbank betaalde prernién en van de door haar uitgekeerde renten, over de jaren 1908—1906, Aan de Rijksverzekeringsbank betaalde premiën. INSTELLINGEN. 1903 van 1 Febr. af. 1904 1905 1906 Totaal. Gemiddeld per jaar. Gemeentewerken, brugwachtors, eni. f 367.22 f 2017.905 f 1966.18 f 1631.96 A 6852.26» f 1498.75 1402.34 1526.17' 1710.67' 1763.44 6391.63 1631 90» Slachthuis 263.18 275.22' 621.90' 431.61' 1481.82' 378.84 i 37.84 126.12' 96.66 351.64» 89.78 f 2050 63 f 3943.43 f 4230 88 f 3812.47' 14087 36' f 8590.77' Door de Ryksverzekerlngsbank u 11 g e k e )rde rente. INSTELLINGEN. 1908 van 1 Febr. af. 1904 1905 1906 Totaal. Gemiddeld per jaar. Gemeentewerken, brugwachters, enz. f 49.05 f 63.72 f 18.66' f 3.21 f 121.63' f 31., 79 Gasfabriek 66.83 139.31 185.24» 84.47 466.88» 113.Su V 96.64 37.98 n 134 53 34.44' D a 0 11 90 U.90 3.04 f 106.91 f 289.57 f 241.78 f 99 68 f 736.84 f 183.12' AALSMEER. Op de voordracht voor do betrekking van hoofd der o. 1. s, Wijk IV Kudelstaart zijn geplaaèst de hoeren1. P. Stuurman, ouderwijzer to Amersfoort; 2. J. Groeneveld, idem te Wormerveer3. M. Kikkert, hoofd oener o. 1. school te Tessel. KATWIJK AAN ZEE. Tot nog toe gin gen onze visschera in het begin van de teelt in het noordelijk doel der Noordzee om haring en werden zij later in den tijd ge dwongen op zuidelijker plaatsen tc gaan vis3chen. Thans is echter een proef genomen om ook in dezen tijd des jaars op hoogero breedte te visschen en deze proefneming mag als geslaagd beschouwd worden. Gisteren toch kwam te Vlaardingen bin nen de logger K. W. 149 van de rcedenj Ouwehand en Parlcvliet, schipper L. de Jong iLz., met 14 last ijle en lost volle haring, welke voor Larwick gevangen was Gisteravond te ongeveer tien uren werd door een bewoner der Zuidstraat al hier een zestal scheepsflambouwen ver brand. Deze flambouwen worden door de zeelieden gebruikt om in tijd van nood te stakelen, zo branden een drie minuteD. Het verbranden der flambouwen kleurde de lucht met oen rossen gloed, dio ook op eenigen afstand goed zichtbaar was en spoedig waren dan ook conigc mcnschen toegesneld in de meening dat er brand was. Gelukkig ovenwei was dit niet zoo, d brandweer behoefde niet opgebeld te wor den. Met zekerheid kunnen we thans mede- deelen, dat do heer W. v. d. Akker zich hier in de Kerstvacantie metterwoon zal vestigen en hij 2 Januari 1908 zijn functie als hoofd der 1ste Herv. School alhier zal aanvaarden In do afgcloopcn weck kwamen eenigo partijen haring in afslag; maatjesharing bracht op 5.75 gld. tot 5-85 gld., steurha- ring 8 gld. tot 8.25 gld, en makreel 16 gld tot 19 gld. per 8ASSENHEIM. Gisteren geraakte een aangespannen paard van den landbouwer Verhaar te Lisse, in de dorpsstraat alhier op hol. Tot het „Bruine Paard" liep alles nog best, doch daar kwam do wagen in botsing met oen petroleum wagen. Dit zwa re voertuig weerstond den schok goedhet andere sloeg om en werd zwaar bescha digd. De drie inzittende personen kwamen, verwonderlijk gonoeg, met don schrik vrij. Het paard had zich een weinig aan do knie bezeerd. De heer J. Hieminga heeft zijn benoe ming -naar Harlingen aangenomen; meb Maart aanvaardt bij aldaar zijn nieuwe betrekking. T- Tot directeur der christelijke zang- verceniging „Looft dén Heer" is benoemd do heer J. H. Berkeljon en niet de heer Mens. JiNverkinstredinff Melk verordening. Burgemeester en Wethouders van Leiden; Overwegende, dat de Verordening van den \8den Juli 1907 „op den handel in en den verkoop van melk" (Gera.blad No. 24) den Isten Januari 1908 in werking treedt; Vestigen de aandacht van belanghebbenden op de artikelen 6, 7, 15, 20, 21, 22, 28 en 24 dier Verordening, waarin voorschriften worden gegeven beti effende het aanbrengen van ver schillende opschriften op woning, voertuig en vaatwerk, alsmede omtrent vorm én samen stelling van dat vaatwerk; Wijzen hen op de wonscheiykheld, dat door hen, ter voorkoming van eigen nadeel, tijdig san bovengenoemde voorschriften worde vol daan; En noodigen hen tevens uit do by artikel 13 dier Verordening bedoelde aangiften zoo mogelijk vóór 1 Januari 1903 by hun College In te zenden. Burgemeester on Wethouders voornoemd DE RIDDER, Burgemeester, VAN HEYST, Secretaris. Leiden, 19 November 1907. Een voars'el lot Leidens eigen risico der bij de Ongevallenwet geregelde verzekering der gemeente werklieden. Reeds is sinds eenigen tijd bij B. en Ws. de vraag gerezen, of do gemeente Leiden niet evenals verschillende andere gemeen ten tob H. M. de Koningin heb verzoek behoorde te richten, om, ingevolge art. 52 der Ongevallenwet 1901, te worden toege laten, zelf het risico te dragen der bij de wet geregelde verzekering harer werklie den. Het had namelijk hun aandacht getrok ken, dat, sinds het in wor;king treden der Ongevallenverzekering op 1 Februari 1903, het jaarlijks door do gemeente aan de Rijksverzekeringsbank gestorte premiebe drag zoo belangrijk veel booger was, clan dat der door die Baak in die jaren ten behoeve van werklieden der gemeente uit gekeerde schadeloosstellingen. Terwijl toch in de jaren 1903, 1904, 1905 en 1908 door de gemeente aan de Rijksverzekeringsbank werd betaald resp. 2050.53, 3943.43, 4280.83 en 3812.47 1/2 óf gemiddela f 3596.77 1/2 per jaar, beliepen do in die zelfde jaren door de Rijksverzekeringsbank uitgekeerde bedragen slccht9 resp. f 105-91, 289.57, 211.78 eo f 99.58 of gemiddeld per jaar 188.12^, waarbij, ter verklaring waarom de in dio jaren gestorte premie bedragen zoo uiteen loopen, alleen dient to worden opgemerkt, dat de in de jaren 1903, 1904 en 1905 gestorte bedragen niet over de zuivere kalenderjaren loopen. En hoewel nu zeker niet uit het oog mocht worden verloren, dat deze voor de Rijks verzekeringsbank igo© gunstige uitkomst het gevolg kon zijn van eon samenloop van gelukkige omstandigheden, en zeker ook een tijdsverloop van slechts vier jaren geen afdoenden maatstaf van beoordeeling voor do toekomst kan go ven, zoo scheen B. en Ws. toch aan den anderen kant een zoo geweldige wanverhouding te bestaan tus scben de gestorte premies en het bedrag der ontvangen schadeloosstellingen, dat het ook op den duur welhaast voor de ge meente voordoelig zou moeten uitkomen, zelf het uit de ongevallenwet voortvloeien de risico te dragon. Uit den aard der zaak zouden echter, ten einde ook bij eventueel voorkomende grootere rampen niet geheel onvoorbe reid te staan, ook hier, evenals bij de pen- sionneering van weduwen en kinderen van Ritselend vallen de bladeren ter aarde. Do wind heft ze op cn draagt zo een eind verder. Dan laat hij ze weer vall.n, langs den rand van het trottoir, in stof, of slijk, of vuilnis, al naar het hem behaagt. Do menschen vertreden ze. de honden snappen er naar, om ze aanstonds weer uit te spu wen. Wat hebben honden ook aan dorre bladeren 1 En toch waren diezelfde blade ren eens jong en groen. Toen zaten zij hoog boven aan clc boomen, wiegelden zich vroo- lijk in do lentelucht, en dachten dat het altijd zoo blijven zou. De menschen riepen er over dat zij zoo frisch en welig waren cn zooveel lommer gaven, cn voor do hon den waren zij onbereikbaar. En zij speel den schuilevinkjo met de zonnestralen; maar nu wil do zon ook al uiets meer van ben weten. Arme, dorre bladeren 1 Margot keek, met het voorhoofd tegen een ruit gedrukt, naar buiten. Zij had al tijd zoo van die aparte gedachten. „Onnoo- zclo gedachten", noemde het haar moeder; „overspannen gedachten", zei haar vader; en haar broers gaven haar plagend den bijnaam van ,,do verheven ziel". Als die wisteu wat zij daar nu weer over de bla ren had staan droomen, o, wat zouden zij haar voor den gek houden 1' Maar zij spreekt haar gedachten niet uit. Al lang niet meer. De anderen denken, dat zij verstandiger 13 geworden. Doch het ia enkel, dat zij heeft leeren zwijgen. Menigmaal bekruipt haar do lust, neer te schrijven wat haar door het hoofd gaat. Maar zij komt er niet toe. Zij heeft al haar tijd noodig voor do huishouding. Niet, dat er zoo vreeselijk veel te doen valt, maar het kost haar meer dan ande ren moeite, om de duizend kleinigheden, daaruit oen huishouding ia samengesteld, gemeente-ambtenaren is geschied, een fonds moeten worden gevormd, waaruit de door de gemeente aan de Rijksverzeke ringsbank ingevolge art. 54 der Ongeval lenwet verschuldigde schadeloosstellingen, termijnen van voorloopig toegekende ren ten en contante waarden van andere ren ten bij voorkomende gelegenheden zouden kunnen worden gekweten. Intusscben meenden B. en Ws. niet met een voorstel tot den Raad te mogen ku- men, alsvorens zich ook op dit punt be hoorlijk van deskundige voorlichting te hebben voorzien. Zij verzochten daarom prof. dr. Van Geer, die hen tot dusverre steeds in ver zeker ingsaangelegenheden op zoo uitne mende wijzo van advies had gediend, hun ook hier zijn racening te willen kenbaar maken. De heer Van Geer aanvaardde wel willend de hem verstrekte opdracht en hot rfsultaat zijner onderzoekingen i3 in het in de vorige maand aan hun collego uit gebracht, in de Leeskamer ter kennisne ming liggende rapport neergelegd. Het advies van prof. Van Geer is hier echter niet zoo positief, kon ook niet zoo positief zijn, als zij dit van hem ge wend zijn. :De heer Van Geer wijst er op, dat om trent de Ongevallenverzekering nog zoo weinig met eenige zekerheid, zelfs met eeni gen graad van waarschijnlijkheid valt mee te deelen. De gegevens zijn onzeker en on betrouwbaar. De bij de wet vastgestelde percentages, hoewel mot groote nauwkeu righeid uit ingewikkelde formules berekend, zijn uit zulke gebrekkige gegevens afgeleid „dat zij hoegenaamd geen vertrouwen ver dienen". En wanneer wij dan verder zien, hoezeer in dc gemeenten Amsterdam, Rotter dam en Utrecht, die reeds langoren tijd eigen risico dragen, de bedragen der jaar lijks gestorte contante waarden der ver schuldigde renten uiteenloopen, dan blijkt wel „dat in deze van een vasten maa<tstaf geen sprake kan zijn. Eerst wan neer een veel langer ervaring meer regel maat in dezo cijfers heeft gebracht, kan een bepaalde verhouding van werkloon en storting worden opgesteld." Dat alles neemt intusschen niet weg, dat prof. Van Geer de gemeente wel durft aan bevelen zelf het risico, voor haar uit de Ongevallenwet voortvloeiende, te dragen. Want al zal het bedrag, dat de gemeente dan jaarlijks in het door haar te. stichten fonds zal hebben te storten, slechts betrek kelijk weinig geringer zijn, dan dat. het welk thans jaarlijks aan de Rijksverzeke ringsbank betaald wordt, en al blijft ook dan de mogelijkheid, vooral in de eerste jaren, niet geheel uitgesloten, dat de ge meente in eenig jaar een grooter bedrag bij do Rijksbank zal hebben te storten, dan de storting in het fonds, ja zelfs dan het geheele bij het fonds beschikbare ka pitaal bedraagt, dan is er toch dit groo te verschil, dat de gemeente eigenaresse blijft van de in het fonds gedane stortin gen, zoodat indien inderdaad, gelijk B. en Wg. thans meenen te mogen aannemen, de toekomst zal leeren, dat de voor dc Rijks bank vastgestelde tarieven voor de gemeen ten, met het oog op de door haar aange brachte risico's, te onvoordeelig zijn, de gemeente niet de daaruit voortvloeiende nadoelen zal hebben te dragen, maar slechts zooveel zal hebben te betalen, als noodig is om het voor haar uit de Ongevallenwet voortvloeiende risico, maar ook niet meer, to dekken. Irnmors, blijkt op den duur hot bedrag der jaarlijkseke storting te hoog, dan kan de gemeente te allen tijde óf wel dat bedrag verminderen öf zelfs geduren de ecu of meer jaren zich geheel van iede re storting onthouden. Hoe groot zou nu echter het bedrag dier jaarlijksche storting moeten zijn? na te gaan. Haar gedachten dwr1 n altijd af. Zij ziet allerhande dingen, clic er niet zijn, cn vergeet daardoor wat zij doen moet. Heden rnoet zij een kist uitruimen, 'waar in haar moeder meent dat een lap zijdo leg gen moet. Maar het stof, dat zij ie gelijk uit dien rommel oprakelt, is haar onaan genaam. Daarom kijkt zij uit bet venster' cn dicht den herfstbladeren een ziel toe, in plaats van naar den lap zijde tc zoeken. Daar boort zij moeders tred op de trap. Snel buigt zij zich over de kist en haalt er een en ander uit. Haar moeder doet de deur open: „Wel, heb je het gevonden?" Toevallig krijgt Margot juist op dat oogenblik het gezochte in handen. Haar moeder neemt het aan en gaat er mede weg. Het meisje begint de dingen, die zij uit de kist gehaald heeft, er weer in te leggen en daarbij valt haar oog op een portret-al bum, dat zij te voren niet heeft opgemerkt. Zij gaat op den grond zittet;^. ueemt het album op haar knieën en bladert or in. Het bevat photographieën van familiele den. Menschen, die al lang dood zijn, of die Margot nauwelijks kent, kijken baar uit de oude, verbleekte portretten aan: een zwijgende verzameling, die men naar de rommel kist heeft verbannen, omdat me mand cr meer hart voor heeft. Margot bladert het album door. Op de laatste bladzijde ontmoet zij ten portret van haarzelve, uit haar jeugd. Zij herkent bet niet aanstonds. Dat lachende ding met de kroon van vlechten boven bet aardige gezicht is haar zoo vreemd. Hoe oud kan zij toen geweest zijn? Aehttica jaar misschien Ja, toen droeg zij zoo oet haar. Maar heeft zij ooit zulke vroolijks blij-verwachtende oogen gehad? Margot schudt het hoofd. Er is iets, dat haar pijn doet. Een vaag, smartelijk gevoel rijst in haar op. Het was, als riep een har- do stem haar uit do sluimering. Een hel schijnsel valt plotseling in haar ziel en ver licht daar dingen, die zij zelf, half onbe wust, altijd in een donkeren hoek gescho ven beeft. Zij staart op het kleine portret daar vóór haar, en zonder dat een spiegel het haar toont, ziet zij een ander beeld er nevens Zij keut het immer9 zoo preci.s. Zij weet hoeveel grijze haren er al door haar vlechten loopen, die, ach, zoo ko.t en duo zijn geworden. Zjj kent de kleine, scherpe rimpeltjes bij haar oogen; zjj kent bovenal die moede oogen zelf, waaruit geen ver wachting hoegenaamd meer spreekt. Wat heeft haar zoo gemaakt? Zoo leelijk, zoo oud? Het leven. Ach, zij heeft immers niet geleefd l Nooit I En plotseling weet* zij het. Door het nooit-geleofd-hebben is zij zoo geworden, zoo verwelkt, zoo verschrompeld. Geen groote vreugde, geen groot leed, niet eens een werkkring 1 Ach, zij herinnert zich: toenmaals, toen zij achttien jaar was, had zij groote plan nen. Zij wou iets leeren, iets beteekenen, nietr voor thuis, maar voor haarzelf. En zij hadden haar uitgelachen. Zij hadden haar verteld van den man, die komen zou, die haar ten huwelijk zou vragen, van meer. En tot zoolang moest zij rustig bij haar ouders .blijven, haar moeder den arbeid verlichten, haar vader door haar jeugd opvroolijken, en... wachten. Zij was thuis gebleven, zij had verlicht en opgevroolijkt, zij had ook gewacht, twaalf jaar lang. Daarbij was haar jeugd vergaan, haar geest ingeslapen, haar hart ledig gebleven. Niets was er gekomen, slechts een groote, troostelooze vermoeidheid. De dagen volgden elkander op, dc weken, de maanden, de jaren, een eindelooze keten van grauwe eenvormigheid. Dat was haar loven; datl En do toekomst l Margots oogen openen zich wijd. Ont zetting ligt cr in, afgrijzen. Do weg, dien zij gaat, is nog niet ten einde. Hij stijekt zich nojg altijd verder uit, even eentonig, even kaal en dorwie weet hoe lang nog? Hoe zou zij het ver dragen Een vijandig gevoel maakt zich van haar meester jegens haar ouders. Haar ouders? Dio waren schuld aan al de ellende. Die hadden haar laten verkwijnen, dio hadden niets gedaan om haar oen gelukkig monsch te doen iworden. Die rdkenden het haar nog ais oen oneer aan, dat er geen man om haar gekomen was. En onlangs, toen de professor, een we duwnaar met vijf kinderen, het beneden gedeelte van hun huis had betrokken en bij het eerste bezoek zich hoofdzakelijk met haar had onderhouden, waren haar ouders daarna zoo vriendelijk tegen haar geweest, o, zoo vriendelijk. Zij walgde er van, als zij er aan dacht; toen werd de professor een paar kecren uitgenoodigd, en na ieder bezoek plaagden haar ouders haar en noemeïen haar schertsend: de prof essorsv rouw. Maar toen de professor in do groote vacantie op reis ging, zonder haar ge vraagd te hebben, behandelde men haar met een soort van minachtend medelijden, dat haar woedend maakte. Of zij den oudachtigen man met ziju vijf kinderen zou genomen hebben, daar naar vroeg niemand. Dat sprak immers varvzelf. En in dit uur van volkomen oprechtheid jegens zichzelve, bekende Margot dat zij het gedaan zou hebben, onvoorwaardelijk. Natuurlijk was het niet het geluk, waar van de achttienjarige gedroomd had. Die zou het hoofd geschud en gelachen heb ben, o, zoo hartelijk hebben gelachen. Maar de dertigjarige had het lachen ver leerd. Dio kou slechts knikken en dank baar do hand grijpen, die haar een levens taak bood. Margot steunt het hoofd in de hand on denkt na. Ditmaal hoort zij niet den stap van haar moedor, dio ademloos de kamer binnen treedt. Eerst bij het hooren van haar stem kijkt Margot op. „Kind, waar zit je toch? Ik zoek jo overal in huis;, ik denk, dat je al lang beneden bent, en nu zit je hier nog to droomen. Wat heb jo daar? O, dat oude album I Laat dat nu maar rusten en kom mee, ik heb je iets te zeggen." Margot ziet haar moeder verbaasd aan. Zoo opgewonden heeft zij haar nog nooit gezien. Angstig vraagt zij: ,/Wat is er dan? Is er iets gebourd?" Daar slaat haar moeder de armen om haar hoen en fluistert: „Do professor is terugHij is bij ons geweestHij ia nog bij vaderMargot, mijn kind, hij wil je tob vrouw hebben." En met een tee- derheid, die Margot vreemd is, kust en. streelt baar moeder baar gezicht. Margot zit als versuft roerloos. Eindelijk staat zij op. Met een ruk werpt zij het album in de kist on klapt liet deksel dicht. Dan richt ze zich overeind, breidt de armen uit met een diepen zucht van ver lichting. Zij spreekt nog altijd geen. woord. Haar moeder maakt zich ongerust, zij heeft zich voorgesteld, dat haar bood schap anders opgenomen zou worden. „Kind, je neemt hem toch»" Nu ziet Margot haar met een vreemden, ornstigen blik in do oogen, en zegt plech tig: „Jawel, ik neem hem. En hij zal ge lukkig worden, zoo waar als ik hem een levenstaak dank 1"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 19