93-12
HERFST.
LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 30 NOVEMBER. - VIERDE BLAD.
Offieieele Kennisgeving.
JSo. 14655.
Anno 190?.
Uit den door prof. Van Geer bij zijn rap
port overgelegden staat blijkt, dat thans
gemiddeld 0.017385 of bijna 17.6 per mille
van het uitbetaalde loon als premie aan
de Rijksverzekeringsbank wordt betaald.
Immers over het totaal bedrag van 294 ver
zekerde loonen ad 220,661.7li wordt als
jaarpremie betaald. 3834.36. Het percen
tage is het hoogste voor het personeel,
verboDde-n aan heb slachthuis en de brand
weer, nl. 26 en 28 p. m. en het laagst voor
dat, belast met schoenwerk en verbonden
aan de gemeente-apotheek, nl. 3 en 4 p. m.
Daarentegen bedraagt de premie bij de
Eerste Nederlandsche" verzekeringsmaat
schappij te 's-Gravenhage, die ook het ri
sico van gemeenten tegen jaarprcmie op
zich neemt, gemiddeld 16 p. m. van do
verzekerde loonen.
En een berekening van prof. Van Geer,
hoe groot het bedrag zou moeten zijn bij
een zuiver risico volgens daartoe bestaan
de tabellen, leert dat ook door de gemeente
jaarlijks 16 p. m. van de uitbetaalde loo
nen in het gemeentelijk fonds zou moeten
worden gestort, in welke storting dan
echter nog een klein bedrag voor admi
nistratiekosten zou zijn begrepen. Lager
dan 15'pCt. p. m. zou men echter niet mo
gen gaan.
De conclusie van B. en Ws. is daarom
deze, dat, indien de gemeente besluit het
risioo der Ongevallenwet 1901 zelf te gaan
dragen, jaarlijks een bedrag van 16 p. m._
van de over dat jaar uitbetaalde loonen
in het op te riohten fon l«j zal moeren wor*
den gestort.
Het gevolg daarvan zal dan zijn,
dat de gemeente niet alleen jaarlijks ruim
f 300 minder voor de verzekering barer
werklieden zal hebben af te zonderen,
maar bovendien, dat zij eigenaresse blijft
van de voor dat doel afgezonderde bcdrar
gen.
Trokken B. en Ws. tot nu toe slechts een
parallel tusscben bet aangesloten zijn van
de gemeente bij de Rijksverzekeringsbank
en het eigen dragen harer risico's, zij mo
gen van dit onderwerp niet afstappen
zonder nog met een enkel woord stil te
staan bij de beide andere wegen, waarop
de gemeeute haar uit de Ongevallenwet
voortvloeiende risico's kan verzekeren.
Zij kan nl. haar risico overdragen aan
een particuliere naamlooze vennootschap
of rechtspersoonlijkheid bezittende vereeni-
ging of wel toetreden tot de Onderlinge
Risico-Vereeniging van Nederlandsche Ge
meenten.
Wordt echter eenmaal met de Rijksver
zekeringsbank gebroken, dan komt noch
het een noch het lander hun aanbevelens
waardig voor. Aansluiting bij een van de
negen particuliere* Veyzekerings-Maatschap
pijen niet, omdat,, al moge dan de jaarlijks
tc bepalen premie wat minder worden,
toch do gemeente jto zeer bij do door ande
ren aangebrachte: risico's betrokken blijft,
zij niet, wat B. en Ws. juist zoo gaarne
zouden willen, oigenaresse blijft van de
door haar betaalde premies, en bovendion
steeds do kans blijft bestaan, dat de pre
mies te ceniger tijd zullen moeten worden
verhoogd. En toetreding tot de vereeni
ging van gemeenten niet, omdat al blijft
daar ook hot gemoonschappelijk risico tot
dat van de verschillende aangesloten ge
meenten beperkt, en al beoogf die vereeni
ging dan ook feitelijk niets anders dan de
kleinere gemeenten te brengen in do posi
tie der zeer groote, die zonder bezwaar
baar eigen risioo kunnen dragen, de ge
meente Leiden met haar jaarlijks aan ver
zekerde loonen uitbetaald bedrag van
ruim f 220,000 naar B. en Ws. meenen
groot genoeg is om, evcnals door Gronin
gen, Delft, Zutfon en Gouda vóór haar
werd gedaan, het uit do Ongevallenwet
voortvloeiende risico alleen te dragen en
dus niet, met verdeeling van dat risico
over andere gemeenten, tevens het risico
dier gemeenten, die wellicht niet zoo goede
voorzorgen nemen voor de veiligheid barer
werklieden, als de onze, gedeeltelijk op
zich te nemen.
Wanneer men toch ziet hoe de heer Van
Geer in zijn rapport de van B. en Ws. ont
vangen opgaven omtrent de voorgekomen
ongevallen gedurende het tijdvak 1 Fe
bruari 1903 tot 1 September 1907 „wegens
het geringe aantal en het geringe bedrag
werkelijk verbazingwekkend" noemt en
hoe hij daaruit do conclusie trekt, dat in
Leiden de gemeente-bedrijven op uitnemen
de wijze worden gevoerd, dan getuigt het,
ook indien men met de waarschijnlijkheid
rekening houdt, dat de omstanigheden voor
Leiden niet altijd zoo gunstig zullen blij
ven, volgens B. en Ws toch zeker niet
van overdreven optimisme, indien zij
durven voorstellen, ook voor Leiden tot
het dragen van eigen risico te besluiten.
Mitsdien geven zij den Raad in overwe
ging hen te machtigen zich na-mea* den
Raad tot H. M. de Koningin le richten
met het verzoek, dat de gemeente Le'den
worde toegelaten zelf het risico te dragen
der bij de Ongevallenwet 1901 geregelde
verzekering barer werklieden.
Tabel, houdende overzicht van de aan de Rijkeverzekeringsbank betaalde prernién en van de
door haar uitgekeerde renten, over de jaren 1908—1906,
Aan de Rijksverzekeringsbank betaalde premiën.
INSTELLINGEN.
1903 van
1 Febr. af.
1904
1905
1906
Totaal.
Gemiddeld
per jaar.
Gemeentewerken,
brugwachtors, eni.
f 367.22
f 2017.905
f 1966.18
f 1631.96
A 6852.26»
f 1498.75
1402.34
1526.17'
1710.67'
1763.44
6391.63
1631 90»
Slachthuis
263.18
275.22'
621.90'
431.61'
1481.82'
378.84
i 37.84
126.12'
96.66
351.64»
89.78
f 2050 63
f 3943.43
f 4230 88
f 3812.47'
14087 36'
f 8590.77'
Door de
Ryksverzekerlngsbank
u 11 g e k e
)rde rente.
INSTELLINGEN.
1908 van
1 Febr. af.
1904
1905
1906
Totaal.
Gemiddeld
per jaar.
Gemeentewerken,
brugwachters, enz.
f 49.05
f 63.72
f 18.66'
f 3.21
f 121.63'
f 31., 79
Gasfabriek
66.83
139.31
185.24»
84.47
466.88»
113.Su
V
96.64
37.98
n
134 53
34.44'
D
a
0
11 90
U.90
3.04
f 106.91
f 289.57
f 241.78
f 99 68
f 736.84
f 183.12'
AALSMEER. Op de voordracht voor do
betrekking van hoofd der o. 1. s, Wijk IV
Kudelstaart zijn geplaaèst de hoeren1.
P. Stuurman, ouderwijzer to Amersfoort;
2. J. Groeneveld, idem te Wormerveer3.
M. Kikkert, hoofd oener o. 1. school te
Tessel.
KATWIJK AAN ZEE. Tot nog toe gin
gen onze visschera in het begin van de teelt
in het noordelijk doel der Noordzee om
haring en werden zij later in den tijd ge
dwongen op zuidelijker plaatsen tc gaan
vis3chen.
Thans is echter een proef genomen om
ook in dezen tijd des jaars op hoogero
breedte te visschen en deze proefneming
mag als geslaagd beschouwd worden.
Gisteren toch kwam te Vlaardingen bin
nen de logger K. W. 149 van de rcedenj
Ouwehand en Parlcvliet, schipper L. de
Jong iLz., met 14 last ijle en lost volle
haring, welke voor Larwick gevangen was
Gisteravond te ongeveer tien uren
werd door een bewoner der Zuidstraat al
hier een zestal scheepsflambouwen ver
brand. Deze flambouwen worden door de
zeelieden gebruikt om in tijd van nood te
stakelen, zo branden een drie minuteD. Het
verbranden der flambouwen kleurde de
lucht met oen rossen gloed, dio ook op
eenigen afstand goed zichtbaar was en
spoedig waren dan ook conigc mcnschen
toegesneld in de meening dat er brand
was. Gelukkig ovenwei was dit niet zoo, d
brandweer behoefde niet opgebeld te wor
den.
Met zekerheid kunnen we thans mede-
deelen, dat do heer W. v. d. Akker zich
hier in de Kerstvacantie metterwoon zal
vestigen en hij 2 Januari 1908 zijn functie
als hoofd der 1ste Herv. School alhier zal
aanvaarden
In do afgcloopcn weck kwamen eenigo
partijen haring in afslag; maatjesharing
bracht op 5.75 gld. tot 5-85 gld., steurha-
ring 8 gld. tot 8.25 gld, en makreel 16 gld
tot 19 gld. per
8ASSENHEIM. Gisteren geraakte een
aangespannen paard van den landbouwer
Verhaar te Lisse, in de dorpsstraat alhier
op hol. Tot het „Bruine Paard" liep alles
nog best, doch daar kwam do wagen in
botsing met oen petroleum wagen. Dit zwa
re voertuig weerstond den schok goedhet
andere sloeg om en werd zwaar bescha
digd. De drie inzittende personen kwamen,
verwonderlijk gonoeg, met don schrik vrij.
Het paard had zich een weinig aan do
knie bezeerd.
De heer J. Hieminga heeft zijn benoe
ming -naar Harlingen aangenomen; meb
Maart aanvaardt bij aldaar zijn nieuwe
betrekking.
T- Tot directeur der christelijke zang-
verceniging „Looft dén Heer" is benoemd
do heer J. H. Berkeljon en niet de heer
Mens.
JiNverkinstredinff Melk verordening.
Burgemeester en Wethouders van Leiden;
Overwegende, dat de Verordening van den
\8den Juli 1907 „op den handel in en den
verkoop van melk" (Gera.blad No. 24) den
Isten Januari 1908 in werking treedt;
Vestigen de aandacht van belanghebbenden
op de artikelen 6, 7, 15, 20, 21, 22, 28 en 24
dier Verordening, waarin voorschriften worden
gegeven beti effende het aanbrengen van ver
schillende opschriften op woning, voertuig
en vaatwerk, alsmede omtrent vorm én samen
stelling van dat vaatwerk;
Wijzen hen op de wonscheiykheld, dat door
hen, ter voorkoming van eigen nadeel, tijdig
san bovengenoemde voorschriften worde vol
daan;
En noodigen hen tevens uit do by artikel
13 dier Verordening bedoelde aangiften zoo
mogelijk vóór 1 Januari 1903 by hun College
In te zenden.
Burgemeester on Wethouders voornoemd
DE RIDDER, Burgemeester,
VAN HEYST, Secretaris.
Leiden, 19 November 1907.
Een voars'el lot Leidens eigen risico der bij de
Ongevallenwet geregelde verzekering der gemeente
werklieden.
Reeds is sinds eenigen tijd bij B. en Ws.
de vraag gerezen, of do gemeente Leiden
niet evenals verschillende andere gemeen
ten tob H. M. de Koningin heb verzoek
behoorde te richten, om, ingevolge art. 52
der Ongevallenwet 1901, te worden toege
laten, zelf het risico te dragen der bij de
wet geregelde verzekering harer werklie
den.
Het had namelijk hun aandacht getrok
ken, dat, sinds het in wor;king treden der
Ongevallenverzekering op 1 Februari 1903,
het jaarlijks door do gemeente aan de
Rijksverzekeringsbank gestorte premiebe
drag zoo belangrijk veel booger was, clan
dat der door die Baak in die jaren ten
behoeve van werklieden der gemeente uit
gekeerde schadeloosstellingen. Terwijl toch
in de jaren 1903, 1904, 1905 en 1908 door
de gemeente aan de Rijksverzekeringsbank
werd betaald resp. 2050.53, 3943.43,
4280.83 en 3812.47 1/2 óf gemiddela
f 3596.77 1/2 per jaar, beliepen do in die
zelfde jaren door de Rijksverzekeringsbank
uitgekeerde bedragen slccht9 resp. f 105-91,
289.57, 211.78 eo f 99.58 of gemiddeld
per jaar 188.12^, waarbij, ter verklaring
waarom de in dio jaren gestorte premie
bedragen zoo uiteen loopen, alleen dient to
worden opgemerkt, dat de in de jaren
1903, 1904 en 1905 gestorte bedragen niet
over de zuivere kalenderjaren loopen. En
hoewel nu zeker niet uit het oog mocht
worden verloren, dat deze voor de Rijks
verzekeringsbank igo© gunstige uitkomst het
gevolg kon zijn van eon samenloop van
gelukkige omstandigheden, en zeker ook
een tijdsverloop van slechts vier jaren geen
afdoenden maatstaf van beoordeeling voor
do toekomst kan go ven, zoo scheen B.
en Ws. toch aan den anderen kant een zoo
geweldige wanverhouding te bestaan tus
scben de gestorte premies en het bedrag
der ontvangen schadeloosstellingen, dat
het ook op den duur welhaast voor de ge
meente voordoelig zou moeten uitkomen,
zelf het uit de ongevallenwet voortvloeien
de risico te dragon.
Uit den aard der zaak zouden echter,
ten einde ook bij eventueel voorkomende
grootere rampen niet geheel onvoorbe
reid te staan, ook hier, evenals bij de pen-
sionneering van weduwen en kinderen van
Ritselend vallen de bladeren ter aarde.
Do wind heft ze op cn draagt zo een eind
verder. Dan laat hij ze weer vall.n, langs
den rand van het trottoir, in stof, of slijk,
of vuilnis, al naar het hem behaagt. Do
menschen vertreden ze. de honden snappen
er naar, om ze aanstonds weer uit te spu
wen. Wat hebben honden ook aan dorre
bladeren 1 En toch waren diezelfde blade
ren eens jong en groen. Toen zaten zij hoog
boven aan clc boomen, wiegelden zich vroo-
lijk in do lentelucht, en dachten dat het
altijd zoo blijven zou. De menschen riepen
er over dat zij zoo frisch en welig waren
cn zooveel lommer gaven, cn voor do hon
den waren zij onbereikbaar. En zij speel
den schuilevinkjo met de zonnestralen;
maar nu wil do zon ook al uiets meer van
ben weten. Arme, dorre bladeren 1
Margot keek, met het voorhoofd tegen
een ruit gedrukt, naar buiten. Zij had al
tijd zoo van die aparte gedachten. „Onnoo-
zclo gedachten", noemde het haar moeder;
„overspannen gedachten", zei haar vader;
en haar broers gaven haar plagend den
bijnaam van ,,do verheven ziel". Als die
wisteu wat zij daar nu weer over de bla
ren had staan droomen, o, wat zouden
zij haar voor den gek houden 1'
Maar zij spreekt haar gedachten niet
uit. Al lang niet meer. De anderen denken,
dat zij verstandiger 13 geworden. Doch
het ia enkel, dat zij heeft leeren zwijgen.
Menigmaal bekruipt haar do lust, neer
te schrijven wat haar door het hoofd gaat.
Maar zij komt er niet toe. Zij heeft al
haar tijd noodig voor do huishouding.
Niet, dat er zoo vreeselijk veel te doen
valt, maar het kost haar meer dan ande
ren moeite, om de duizend kleinigheden,
daaruit oen huishouding ia samengesteld,
gemeente-ambtenaren is geschied, een
fonds moeten worden gevormd, waaruit
de door de gemeente aan de Rijksverzeke
ringsbank ingevolge art. 54 der Ongeval
lenwet verschuldigde schadeloosstellingen,
termijnen van voorloopig toegekende ren
ten en contante waarden van andere ren
ten bij voorkomende gelegenheden zouden
kunnen worden gekweten.
Intusscben meenden B. en Ws. niet met
een voorstel tot den Raad te mogen ku-
men, alsvorens zich ook op dit punt be
hoorlijk van deskundige voorlichting te
hebben voorzien.
Zij verzochten daarom prof. dr. Van
Geer, die hen tot dusverre steeds in ver
zeker ingsaangelegenheden op zoo uitne
mende wijzo van advies had gediend, hun
ook hier zijn racening te willen kenbaar
maken. De heer Van Geer aanvaardde wel
willend de hem verstrekte opdracht en hot
rfsultaat zijner onderzoekingen i3 in het
in de vorige maand aan hun collego uit
gebracht, in de Leeskamer ter kennisne
ming liggende rapport neergelegd.
Het advies van prof. Van Geer is hier
echter niet zoo positief, kon ook niet
zoo positief zijn, als zij dit van hem ge
wend zijn.
:De heer Van Geer wijst er op, dat om
trent de Ongevallenverzekering nog zoo
weinig met eenige zekerheid, zelfs met eeni
gen graad van waarschijnlijkheid valt mee
te deelen. De gegevens zijn onzeker en on
betrouwbaar. De bij de wet vastgestelde
percentages, hoewel mot groote nauwkeu
righeid uit ingewikkelde formules berekend,
zijn uit zulke gebrekkige gegevens afgeleid
„dat zij hoegenaamd geen vertrouwen ver
dienen". En wanneer wij dan verder zien,
hoezeer in dc gemeenten Amsterdam, Rotter
dam en Utrecht, die reeds langoren tijd
eigen risico dragen, de bedragen der jaar
lijks gestorte contante waarden der ver
schuldigde renten uiteenloopen, dan
blijkt wel „dat in deze van een vasten
maa<tstaf geen sprake kan zijn. Eerst wan
neer een veel langer ervaring meer regel
maat in dezo cijfers heeft gebracht, kan
een bepaalde verhouding van werkloon en
storting worden opgesteld."
Dat alles neemt intusschen niet weg, dat
prof. Van Geer de gemeente wel durft aan
bevelen zelf het risico, voor haar uit de
Ongevallenwet voortvloeiende, te dragen.
Want al zal het bedrag, dat de gemeente
dan jaarlijks in het door haar te. stichten
fonds zal hebben te storten, slechts betrek
kelijk weinig geringer zijn, dan dat. het
welk thans jaarlijks aan de Rijksverzeke
ringsbank betaald wordt, en al blijft ook
dan de mogelijkheid, vooral in de eerste
jaren, niet geheel uitgesloten, dat de ge
meente in eenig jaar een grooter bedrag
bij do Rijksbank zal hebben te storten,
dan de storting in het fonds, ja zelfs dan
het geheele bij het fonds beschikbare ka
pitaal bedraagt, dan is er toch dit groo
te verschil, dat de gemeente eigenaresse
blijft van de in het fonds gedane stortin
gen, zoodat indien inderdaad, gelijk B. en
Wg. thans meenen te mogen aannemen, de
toekomst zal leeren, dat de voor dc Rijks
bank vastgestelde tarieven voor de gemeen
ten, met het oog op de door haar aange
brachte risico's, te onvoordeelig zijn, de
gemeente niet de daaruit voortvloeiende
nadoelen zal hebben te dragen, maar slechts
zooveel zal hebben te betalen, als noodig
is om het voor haar uit de Ongevallenwet
voortvloeiende risico, maar ook niet meer,
to dekken. Irnmors, blijkt op den duur hot
bedrag der jaarlijkseke storting te hoog,
dan kan de gemeente te allen tijde óf wel
dat bedrag verminderen öf zelfs geduren
de ecu of meer jaren zich geheel van iede
re storting onthouden.
Hoe groot zou nu echter het bedrag dier
jaarlijksche storting moeten zijn?
na te gaan. Haar gedachten dwr1 n altijd
af. Zij ziet allerhande dingen, clic er niet
zijn, cn vergeet daardoor wat zij doen
moet.
Heden rnoet zij een kist uitruimen, 'waar
in haar moeder meent dat een lap zijdo leg
gen moet. Maar het stof, dat zij ie gelijk
uit dien rommel oprakelt, is haar onaan
genaam. Daarom kijkt zij uit bet venster'
cn dicht den herfstbladeren een ziel toe, in
plaats van naar den lap zijde tc zoeken.
Daar boort zij moeders tred op de trap.
Snel buigt zij zich over de kist en haalt er
een en ander uit. Haar moeder doet de
deur open: „Wel, heb je het gevonden?"
Toevallig krijgt Margot juist op dat
oogenblik het gezochte in handen. Haar
moeder neemt het aan en gaat er mede weg.
Het meisje begint de dingen, die zij uit de
kist gehaald heeft, er weer in te leggen en
daarbij valt haar oog op een portret-al
bum, dat zij te voren niet heeft opgemerkt.
Zij gaat op den grond zittet;^. ueemt
het album op haar knieën en bladert or
in. Het bevat photographieën van familiele
den. Menschen, die al lang dood zijn, of
die Margot nauwelijks kent, kijken baar
uit de oude, verbleekte portretten aan: een
zwijgende verzameling, die men naar de
rommel kist heeft verbannen, omdat me
mand cr meer hart voor heeft.
Margot bladert het album door.
Op de laatste bladzijde ontmoet zij ten
portret van haarzelve, uit haar jeugd. Zij
herkent bet niet aanstonds. Dat lachende
ding met de kroon van vlechten boven bet
aardige gezicht is haar zoo vreemd. Hoe
oud kan zij toen geweest zijn? Aehttica
jaar misschien Ja, toen droeg zij zoo oet
haar. Maar heeft zij ooit zulke vroolijks
blij-verwachtende oogen gehad?
Margot schudt het hoofd. Er is iets, dat
haar pijn doet. Een vaag, smartelijk gevoel
rijst in haar op. Het was, als riep een har-
do stem haar uit do sluimering. Een hel
schijnsel valt plotseling in haar ziel en ver
licht daar dingen, die zij zelf, half onbe
wust, altijd in een donkeren hoek gescho
ven beeft.
Zij staart op het kleine portret daar vóór
haar, en zonder dat een spiegel het haar
toont, ziet zij een ander beeld er nevens
Zij keut het immer9 zoo preci.s. Zij weet
hoeveel grijze haren er al door haar
vlechten loopen, die, ach, zoo ko.t en duo
zijn geworden. Zjj kent de kleine, scherpe
rimpeltjes bij haar oogen; zjj kent bovenal
die moede oogen zelf, waaruit geen ver
wachting hoegenaamd meer spreekt.
Wat heeft haar zoo gemaakt? Zoo leelijk,
zoo oud? Het leven. Ach, zij heeft immers
niet geleefd l Nooit I
En plotseling weet* zij het. Door het
nooit-geleofd-hebben is zij zoo geworden,
zoo verwelkt, zoo verschrompeld.
Geen groote vreugde, geen groot leed,
niet eens een werkkring 1
Ach, zij herinnert zich: toenmaals, toen
zij achttien jaar was, had zij groote plan
nen. Zij wou iets leeren, iets beteekenen,
nietr voor thuis, maar voor haarzelf. En
zij hadden haar uitgelachen. Zij hadden
haar verteld van den man, die komen zou,
die haar ten huwelijk zou vragen, van
meer. En tot zoolang moest zij rustig bij
haar ouders .blijven, haar moeder den
arbeid verlichten, haar vader door haar
jeugd opvroolijken, en... wachten.
Zij was thuis gebleven, zij had verlicht
en opgevroolijkt, zij had ook gewacht,
twaalf jaar lang.
Daarbij was haar jeugd vergaan, haar
geest ingeslapen, haar hart ledig gebleven.
Niets was er gekomen, slechts een groote,
troostelooze vermoeidheid.
De dagen volgden elkander op, dc weken,
de maanden, de jaren, een eindelooze keten
van grauwe eenvormigheid.
Dat was haar loven; datl
En do toekomst l
Margots oogen openen zich wijd. Ont
zetting ligt cr in, afgrijzen.
Do weg, dien zij gaat, is nog niet ten
einde. Hij stijekt zich nojg altijd verder
uit, even eentonig, even kaal en dorwie
weet hoe lang nog? Hoe zou zij het ver
dragen
Een vijandig gevoel maakt zich van haar
meester jegens haar ouders. Haar ouders?
Dio waren schuld aan al de ellende. Die
hadden haar laten verkwijnen, dio hadden
niets gedaan om haar oen gelukkig monsch
te doen iworden. Die rdkenden het haar
nog ais oen oneer aan, dat er geen man
om haar gekomen was.
En onlangs, toen de professor, een we
duwnaar met vijf kinderen, het beneden
gedeelte van hun huis had betrokken en
bij het eerste bezoek zich hoofdzakelijk
met haar had onderhouden, waren haar
ouders daarna zoo vriendelijk tegen haar
geweest, o, zoo vriendelijk. Zij walgde er
van, als zij er aan dacht; toen werd de
professor een paar kecren uitgenoodigd,
en na ieder bezoek plaagden haar ouders
haar en noemeïen haar schertsend: de
prof essorsv rouw.
Maar toen de professor in do groote
vacantie op reis ging, zonder haar ge
vraagd te hebben, behandelde men haar
met een soort van minachtend medelijden,
dat haar woedend maakte.
Of zij den oudachtigen man met ziju
vijf kinderen zou genomen hebben, daar
naar vroeg niemand. Dat sprak immers
varvzelf.
En in dit uur van volkomen oprechtheid
jegens zichzelve, bekende Margot dat zij
het gedaan zou hebben, onvoorwaardelijk.
Natuurlijk was het niet het geluk, waar
van de achttienjarige gedroomd had. Die
zou het hoofd geschud en gelachen heb
ben, o, zoo hartelijk hebben gelachen.
Maar de dertigjarige had het lachen ver
leerd. Dio kou slechts knikken en dank
baar do hand grijpen, die haar een levens
taak bood.
Margot steunt het hoofd in de hand on
denkt na.
Ditmaal hoort zij niet den stap van haar
moedor, dio ademloos de kamer binnen
treedt. Eerst bij het hooren van haar stem
kijkt Margot op.
„Kind, waar zit je toch? Ik zoek jo
overal in huis;, ik denk, dat je al lang
beneden bent, en nu zit je hier nog to
droomen. Wat heb jo daar? O, dat oude
album I Laat dat nu maar rusten en kom
mee, ik heb je iets te zeggen."
Margot ziet haar moeder verbaasd aan.
Zoo opgewonden heeft zij haar nog nooit
gezien. Angstig vraagt zij: ,/Wat is er dan?
Is er iets gebourd?"
Daar slaat haar moeder de armen om
haar hoen en fluistert: „Do professor is
terugHij is bij ons geweestHij ia
nog bij vaderMargot, mijn kind, hij
wil je tob vrouw hebben." En met een tee-
derheid, die Margot vreemd is, kust en.
streelt baar moeder baar gezicht.
Margot zit als versuft roerloos.
Eindelijk staat zij op. Met een ruk
werpt zij het album in de kist on klapt
liet deksel dicht.
Dan richt ze zich overeind, breidt de
armen uit met een diepen zucht van ver
lichting. Zij spreekt nog altijd geen.
woord. Haar moeder maakt zich ongerust,
zij heeft zich voorgesteld, dat haar bood
schap anders opgenomen zou worden.
„Kind, je neemt hem toch»"
Nu ziet Margot haar met een vreemden,
ornstigen blik in do oogen, en zegt plech
tig: „Jawel, ik neem hem. En hij zal ge
lukkig worden, zoo waar als ik hem een
levenstaak dank 1"