x>e: poppenkast,
No, ik heb het kannen merken, dat de poppenkast ook bfl de tegenwoordige Nederlandsche Jengd nog niet in het vergeetboek i« geraakt
"Verscheidene aardige bedragen kwamen in rn^n bezit, waarvan ik er heden een zestal begin te plaatsen, terwijl ik voorstel ook ii^i
het volgend nummer eenige daarvan op te nemen. Tegelijkertijd zal ik dan mededeelen aan wie het prijsje- toegewezen ia.
Ingezonden door Ida Dirkse.
D© poppenkast kan groot- ©n (klein.,
Yaak allerleukst vermaken,
Als Klaas Jan met zijn vrouw Cathxjjn
Een dansje saam gaan maken.
En als hij daarna zeer vermoeid,
Een uiltje wil gaan knappen,
Dan komen vlinders aangestoeid.
Hem wdkkcn met hun grappen.
Zij fladd'ren hem om neus en moed,.
Zoo kan de man niet slapen
Hij slaat dan ook verwoed in 't rond,
Doch, zonder ze te raken.
En dan op 't laatst, dan (komt de dood.
Hij roept: ,,Ik kom jo ha-ara-len 11"
Jan Klaaszen houdt zich echter groot,
Zegt: „Vriend, kom jij betalen?"
Doch magere Hein houdt van geen grappen
En wil Jan Klaaszen pakken,
Maar deze geeft den Dood een klap.
Hij laat den moed niet zakken.
Op 't laatst neemt Hein maar gauw de
vlucht,
Jan Klaas heeft overwonnen.
En heel 't publiek lacht om do klucht,
Of vindt het leuk verzonnen.
Ingezonden door Greta Kurrels.
Het is kermis in Leiden. Overal staan
kramen en tenten, en hoort men orgelmu
ziek. Ook ontbreekt er de poppenkast niet
aan, tot groot vermaak van kinderen,
maar ook van groote menschen.
Zie die dikke vrouw maar eens een
vroolijk gezicht zetten; zij vindt het zeker
aardig, als Jan en Cathrijn samen vech
ten. De kinderen gaan op hun teenen
staan, om toch maar vooral goed te kun
nen zien. Kleine Willem is nog zoo klein,
dat maatje hem op moet tillen. Ook die
man met zijn handen in zijn zak en een
pijp in den mond, vindt het wel de moeite
waard om even te blijven staan. En daar
komt waarlijk nog een dikke agent aan
die moet toch ook eventjes kijken. Een
kleine straatbengel staat achter hem een
langen neus te trekken; nu, zijn neus is
ook niet van de kleinste soort, maar ik
geloof, dat die deugniet wel een pak voor
zijn broek zou krijgen, als de agent om
keek. Maar de agent denkt niet aan om
kijken, want juist wordt het moede tafe
reel afgespeeld, dat de Dood opkomt om
Jan Klaassen levend in de kist te stop
pen.
Onderwijl is de baas van het zaakje met
zijn bakje rond gegaan, en, naar het
schijnt, heeft hij Diet veel opgehaald.
Neen denkt hij, dan maar wachten, dat
er meer menschen komenhij zal het spel
maar voor geëindigd houden, en roept met
zware stem:
„Menschen, de voorstelling is afgeloo-
pen."
Ingezonden door „Lady Noggs".
Kinderen, weest nu eens allen stil,
En luistert, wat ik vertellen wil.
Van Jan Klaassen, den Dood en Katrijn,
Die met hun drieën te zamen zijn.
Jan Klaassen komt met een stok in den
arm,
.Lu zegt tot Katrien: „maak nu geen
alarm,
Want, wil de Dood jou komen halen!
Dan zal Hij dat duur betalen."
Ma-r o, Jan schrikt, wie komt daar aan?
En olijft daar vlak vóór hem staan?
't Is de Dood, Jan schopt en slaat,
't Helpt hem niet, het is te laat.
De Dood neemt hem mee en tot besluit,
Loopt Katrijn huilend de poppenkast uit.
Hé, dat was mooi, een ieder is tevreden,
En de baas denkt-: „nu moet iik het ijzer
smeden."
Hij gaat nu in 't rond bij kind, vrouw
en man,
En ieder geeft, zooveel hij kan.
Wij hopen, dat hij nog lang blijft hier,
Want de poppenkast geeft ons veel plei-
zier.
Ingezonden door „Paardebloem."
Hoera! Hoezee! De school is uit!
En woest gillend stormen de jongens het
gebouw uit, waar ze kort te vore., met een
gedwee en tevens ongeduldig gezicht, als
een vogel in zijn kooi, van zijn vrijheid
beroofd, zaten te mijmeren en te soezen
Want opletten konden zij niet! Hadden
zij ir^Vigs niet het belangwckkenfeit
vernomen, dat de poppenkast, let wel de
poppenkast, zou komen op het plein
En daar gaan ze nu, vr.J en zonder ban
den, die hen kunnen terughouden l
Op het plein aangekomen, loopen ze nog
harder, want de poppenkast vërschijnt voor
hun oogen met al haar bekoorlijkheden en
weldra staan zij vol aandacht te luisteren
naar Jan Klaassen, den held van de ge
schiedenis, en zijn vrouw Kathrijn. Ja,
die heeft het altijd gedaan i
Tevergeefs tracht ze haar onschuld te
bewijzen, wanneer Jan haar beschuldigt,
dat zij niet op haar kind heeft gepast, en
dat die daardoor uit de wieg is gevallen 1
En met slagen en schoppen verdwijnt ze
van het tooneel.
Nu komt de stille Hein aan de beurt.
Oogenschijnlijk is het een kop van eeti
pop zonder romp.
En die pop kan niets anders dan met
haar hoofd schudden en haar afgrijsolijk
„brrrrr" laten hooren. Maar eindelijk
komt er een einde aan dit tooneel door
het omboog rijzen van Hein, zoo zelfs, dat
hij zijn bol tegen den zolder stoot. Een
schaterlach van de jongens is zijn beloo
ning. Maar Jan Klaassen schrikt niet en
begint hem naar beneden te trekken, om
dan plotseling een hevigen duw te krij
gen en als hij weer tot zijn bewustzijn is
teruggekeerd, ziet hij tot zijn ontstelteaio
dat Hein weer evenlang is als eerst! Dat
herhaalt zich eenige malen en ten sloft?
krijgt Jan Klaassen hem voorgoed te
pakken.
Natuurlijk toejuichingen zonder eind!
„Die is goed 1" zegt een agent tot een
vtouw, die naast hem staat-. „Nou, dat
geloof ik 1" is het antwoord, dat echter
nauwelijks meer gehoord wordt want een
langgerekt „Oh 1" overstemt haar.
Kijk, daar is iets geheel in het wit op
het tooneel verschenenHet is de Dood,
in het volle bewustzijn van zijn waardig
heid De Dood, met diepliggende oogkaa
sen en holle wangen De Dood I
Een kreet van afgrijzen, van onwille-
k.eurigen afschuw gaat door de toeschou
wers als ze hem zien met den zeis in de
hand, en ademloos volgen zij de worste
ling, die er ontstaat tusschen den Dood en
Jan Iedereen leeft mee en vorlt mee, en
als eindelijk Jan den Dood in een kist weg
stopt en hij zijn rede besluit met de woor
den „En nu is de Dood dood, en nu kun
nen we allen leven I zuchten ze verlicht.
Onder bet spel heeft een vrouw wat
geld opgehaald, maar niet veel helaas, ea
de baas is dan ook allesbehalve tevreden.