HiöTOw© Eaaésels. FEUILLETON. Boe Ambrosias Leake zijn broer opspoorde Anekeüo'&fcsa. meer dan de helft van dezen anderen mooien zin eveneens doorhaalde. En zoo ging- hij voort, met dezelfde TTaag en met dezelfde opmerking, die iede- ren keer al pijnlijker en snijdender weer klonk in het hart van den ongel uk kigen student, alsof het de doodsklok was van &1 zijn verwachtingen, en steeds opnieuw haalde de professor weder zijn pen dooi de zoo keurig geschreven bladzijden, zoo doende onmeedoogend dit werk, de vrucht van zooveel inspanning en moeite vernie tigend, een werkelijke verwoesting van den sierlijken zinsbouw en van deze bewonde renswaardige neerhalen, die de student met zooveel zorg had bedacht' en ten uitvoer gebracht. Het was een hard oogenblik voor den jongen man. Hij had moeite om de tranen terug te dringen, die, ten gevolge van de teleurstelling en de vernedering, in zijn oogen opwelden, maar deze pijnlijke oogen- blikken waren voor hem niet zonder nut. Murray beschouwde later dit kleine too- neel als een der gewichtigste gebeurtenis sen van zijn studententijd. Het leerde hem denken en met beknoptheid en eenvoud rijn gedachten neerschrijven, aldus zeggen de wat hij te zeggen had, op een duidelij ke, natuurlijke wijze, zoodat iedereen hem begreep en hij schreef de kracht en de buigzaamheid waardoor zijn stijl later uit blonk t© midden van de meest befaamde schrijvers van zijn tijd, alleen toe. aan do- ze les, die hij in zijn jeugd had ontvangen: ,,Zeg het dan, Murray 1" Ingezonden door Martha Loozen. I. Het geheel bestaat uit drie lettere en ie te naam van een slim dier, onthoofdt men mij, dan ben ik een dom dier. Ingezonden door Geert rui da van Leiden- II. Mijn geheel is een welriekende bloem en is do schuilnaam van een dei- raadsel- vriendinnetjes. 1 8 9 IQ is niet warm. 4 5 12 6 is een vrucht. 10 11 12 6 is een muziekinstrument. 6 2 2 3 is een ander woord voor venster. 1 2 10 7 is een viervoetig dier. 3) „Uit welk Land komt gij dam tnch?" rroeg de ander op barschen toon. „Wel, vriend, ik ben Engelschman en daarop beroem ik mij. „Zoo, zoo. Dus ge zijt geen Amen kaan Nu, zooveel te beter, want ik ben allesbe halve gesteld op dat volk, waarvan wij verscheidene gevangenen hier in onze ge vangenis houden opgesloten." Hij deze woorden gevoelde Ambrosius etu hevig© ontroering, want zdj bevestigden zijn voorgevoelen». Hij wist echter zijn blijdschap te onderdrukken on het gesprek voortzettende, even alsof hetgeen hij hoor de hem niet het minste belang inboezemde, ging hij kalm voort: „Mijnheer, ik ben 'n trouw ondendaan van koningin Victoria en ik zal u eens het lied doen hooren, dat wij te harer eere spelen. Hij hief toen de eerste maten aan van liet Éngelsohe volkslied: „God save the Queen,'' hetwelk de Mexicaan met aan dacht aanhoorde. Daarna speelde hij op zijn fluit nog een 3-tal andere deuntjes, waarbij eon dat dc lievelingsaria van zijn broeder was. De jonge musicus hoopte op ideze wijze de aandacht te trekken van den gevangene, die op nauwelijks eenige meters af stands wellicht, in een donkere cel zuchtte Den volgenden morgen was Ambrosius weer vroegtijdig op. Voor de herberg geze ten speelde hij voortdurend de oude liode- Ingezonden door Cato Aniba* III. Vorm uit de onderstaande letters na men van steden: ggnnneior madretsma mdebrguldi geenmijn adamazn eaewiggnnn De beginletters zijn G. A. M. N. Z. en W. IV. Mijn geheel bestaat uit twee lettergre pen en dient zoowel bij het lezen als bij het spreken in acht genomen te worden. Hec omgekeerde van de eerste lettergreep is een bekende drank, van de tweede een harde vrucht. Ingezonden door „WoudleLie" V. In twaalf letters leest ge mij, En mijn geheel, geloof me vrij, Staat gunstig door het land bekend, Veel rijken zijn aan mij gewen d* Ge vindt in Holland een rivier, In d'één, twee, drie met acht en vier, Een dorp, op Gelderlands gebied, Is 't dat drie, acht, zes, twaalf u biedt. In drie en vier, met elf en tien, Kan men een dorp in Friesland zien; Men vindt de drie, met zes en acht, Niet waar ons 't rundvee tegenlacht. De vijf, acht, zeven heeft de visch; Wie weet wat d' acht, twaalf, negen is? Als ge antwoordt: „het is een rivier," Dan zeg ik: „Goed, maar toch niet hier 1" Zoek nu aan zee de aangeduide plaats: Ge vindt er zeker schippersmaats; Als het schelvisch- of tarbotfcijd is, Ge vindt daar, dan vooral die visch Ingez. door C •ut-niickv "\nJ L:iden. Onderwijzer: „Zeg eens, Karei, je vader heeft je toch niet aan dat'opstel geholpen?" Karei: verontwaardigd. „Dat kunt u be grijpen 1 Mijn vader is rentenier, die voert heelemaal niets meer uit." ren van zijn vaderlandvervolgens ging hij de stad in,, in de hoop er een spoor te vinden waardoor hij zou te weten komen of zijn broer zich werkelijk onder de ge vangenen bevond. Na een lange wandeling kwam hij in een droefgeestige stemming in het loge ment terug, toen hij eensklaps voor een •winkel naast de gevangenis eenig speel goed zag, waaronder kleine scheepjes die allerfijnst waren opgetakeld, met een zorg, die de hand van een zeeman verried. Hier over verwonderd, ondervroeg hij deal koop man, die hem antwoordde dat deze scheep jes, vervaardigd door de Amerikaansehe ge vangenen, te hunnen voordeele werden verkocht. Uit de verschillende scheepjes, koos Am- brosius er een uit en nam het mede met het plan om Hef ten geschenke te geven aan het dochtertje van den logementhouder. Onder weg bekeek hij het gekochte wat nauwkeuri ger en groot was zijn verbazing, toen hij bemerkte, dat er op den achtersteven van het scheepje de woorden „Oude Ambrosius" stonden, maar rijn ontroering steeg ten top, toen hij op de zijde van het schip in kleine letters las: „vervaardigd door W. Leake, in zijn. kerker." In zijn logement terugkeerende toonde hij het speelgoed aan zijn gastheer en den schijn aannemende alsof het aan zijn handen ontglipte, liet hij het op den vloer vallen. Door den schok brak een deel van de masten van heb scheepje. Ambrosius raapte nu de stukkeo bijeen en bracht ze naar boven naar zijn kamer aan den logementhouder r.eggendé, dat hij beproeven wilde, het scheepje te re- pareeren. Zoodra hij alleen was, schreef hij er op „A. L. Huil." Kleine Frits, voor een speelgoedwinkel, „Hè, mama ik wou dat ik een aap was," en dat ik met alle vier handen hier wat uit mocht halen." Ingez. door Jansjte. Gespoek op de markt. Een juffrouw, dis; gewoon was overal het woordje „me" tas- sohen te voegen, liep met haar vriendin te( praten, die haar vroeg: „Hoe gaat het met, uw nieuwe dienstbode?" „O," antwoordde, rij, „rij is zeer beet, des morgens wascht ze me, dan kookt ze me, en na den maaitijd hangt ze me op." Inge®, door Thijs. Letterlijk gevolgd. „Jantje/' zei „geef je zusje nu eens het leeuwendeel van dien sinaasappel." „Ja, mama," ze«i Jantje. Maar later kwam zusje bij mama klagen dat rij er niets van gekregen had. „Natuurlijk," zei Jantje: „leeuwen eten geen sinaasappelen." Ingez. door George Klossen Mama tegen haar zesjarig zoontje. „Hen- rie, als je nog c -> stuk koek eet, word je ziek. Kleine Henrie: „Heel goed, ma, geef me dan nog een stuk en stuur Wiesjo maar gauw naar den dokter." Ingez. door Hermine Huntelman. Vreemdeling: „Hoe kom ik het beste naaj het stadhuis?" Inwoner: „Ten eerste kun je er naar toe rijden, ten tweede er naar toe fietsen, en ook, omdat het maar tien minuten ver is, er naar toe loopen." Vreemdeling: „Dank je. Wil je een glas bier nebben?" Inwoner„Graag. Vreemdeling: „Dat kun je op drie manie ren (krijgen. Ten eerste kun je het zelf be talen, ten tweede kun je het ge.a daarvoor leenen, en je kunt het ook schuldig olij ven." Moeder: „Je moet je nu eens netjes ge dragen bij mevrouw Kort, hoor, Frans en niet aldoor praten." Frans: „Neen, ma, als zij me maar iete geeft, om mijn mond te stoppen." Den volgenden morgen vertelde hij den logementhouder dat het hem niet gelukt wa-s het scheepje te maken en voegde hij e: bijkon ik het nu maar aan den vervaardi ger terugzenden, want deze zou zeker be ter slagen dan ik „Nu, zóó onmogelijk is dat niet," was het antwoord van den logementhouder en ik zal dadelijk aan den gevangenbe waarder, die een van mijn klanten is, vTa- gen of hij mij van dienst wil zijn." Wij zullen zeker wel niet behoeven te zeggen da.t de jonge Engelschman dit aan bod met de grootste vreugde aannam. Het scheepje werd daarna ter hand gesteld aan den gevangenbewaarder, dio het nog dien- aelfden avond gerepareerd aan de herberg terugbracht. In doodsangst greep de jonge Ambrosius naar het scheepje, dat hem wellicht tijding van den gevangene bracht ep wie weet, misschien ook het middel was, om dezen uit zijn kerker te bevrijden. Met zijn kost baar speelgoed in zijn kamer gekomen, onderzocht hij het scheepje nauwkeurig en ontdekte, verborgen in een der voegen, een reepje papier, waarop hij deze woorden ontcijferde: „Ais er een man bij U komt ritten, die U iets te drinken aanbiedt, ver trouw dan ten volle op hem." De jonge man las en herlas het korte be richt, tusschen welks regels door het hem toescheen alsof hij het gelaat van zijn be minden broeder aanschouwde. Dien avond was hij in de gelagkamer trouw op zijn post, de oogen strak op de deur gevestigd in de hoop den onbekende te zien verschij nen. Eerst laat in. den avond, toen hij reed8 begon te wanhopen, trad er een man het vertrek binnen. (tilot volgt.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 12