Nieuwe Eaadsela. De twee portretten. Oplossingen der Raadsels. x. ons dochtertje altijd over haar kleeren bleef denken,'' blonk het z&eht. „Ik zal het nooit meer doen," riep Mand: „wees niet verdrietig meer, papa; ik zal het mama beloven zoodra rij thuis komt." ïngez. door Abr. Galjaard. L •1. h.t kuif y.r.r.nkn .s, d.mpt m.o d.n p.t. Vervang de puntjes van bovenstaande regels door lettere, zoodat ge een spreek woord krijgt. Ingezonden door Marie Veere. XI. Eenmaal n en eenmaal k, Eenmaal b en tweemaal a, Noemen u een eiland, dat Schatten in den grond bevat. 't Liet heel ver van onze kust, Raadt nu maar, als het u lust I Ingezonden door Martha Loozen* ill. Het geheel is een rivier in Duitsohland en bestaat uit vier letters. Zet men nu in de plaats der laatste e, een a, don krijgt men een eiland in de Middedlaadaohe Zee. Ingezonden door G. Wakka. IV. Maak uit de volgende groepjes letters namen van plaatsen. enesk. kfarneer. sesan. pelpme edbenese. wtneskije. De beginletters zijn S, E, A, M, E, Sj Ingezonden door „Woudlelie", V. Mijn eerste is in goud, In zilver niet te vinden; Mijn tweede is in hout, Doch niet in tak of linden; Mijn derde zit in schuur, Maar nimmer in de kerken; Mijn vierde is in duur, In kostbaar niet te merken; 'Mijn laatste is in maats, In vrienden niet te toonen: Noemt gij mij nu de plaats, Waar fabrikanten wonen. Een schilder wilde eens een portret ma ken, dat de onschuld voorstelde en na lang zoeken zag hij eindelijk in de stad zijner in woning een knaapje, zóó lief en aanvallig, dat hij bij zichzelven zei: Dit Êind heb ik noodig, nooit zag ik zijns gelijke 1 Hij ging nu naar de ouders en vroeg hun toestemming om het ventje uit te schilde ren, en daar zij er ;:iets op tegen hadden, kwam hij met zijn schildersbenooaigdbeden en schilderde het knaapje uit. Toen de schildei af was liet hij haar in eer. Aergulde lijst zetten en hing haar in zijn atelier op. De schilder was een beroemd man en hon derden kunstliefhebbers kwamen in zijn wo ning om zijn schilderijen te bezien of om zi te koopen, en er was niet één onder de bezoekers, die niet -etroffen werd door de schilderij, die de „Onschuld" voorstelde. L j kondon niet geloovcn, dat een wezenlijk kind tot model gestrekt had, doch meenden dat het een engel&je moest zijn, Meer dan eens vroeg men den schider het 'te verkoopen, maar 1 ij weigerde steeds. Hoewel het zijn eigen werk was, kon hij er toch urenlang naar zitten kijken, en vooral in de dagen van droefheid of tegen spoed was het hem een troost een blik op dit schilderij te slaan. De reine kinder- oogen, dat lachende, blozende gelaat, die blonde lokken en die vergenoegde trek om den mond troffen den schilder altijd op nieuw en schonken hem kracht en bemoedi ging in de somberste oogenblikken zijns levens. Zoo was en bleef dit schilderij steeds een sieraad van zijn werkkamer, maar jaren daarna beving hem do lust er een pendant van te maken, dat wil zeggen een schilderij even groot en even breed, maar dat juist het tegenovergestelde uitdrukte en dus de „Misdaad" zou voorstellen. Wederom had de schilder daar een model voor noodig. Maar daarvoor kon hij niet zoeken onder de jonge en aanvallige kinderschaar zijner inwoning; hij vroeg en kreeg verlof om de gevangenissen te bezoeken en weldra zag hij daar een man niet zoo'n afstootend uiterlijk, dat hij dacht: Dien man moet ik hebben, op zijn gezicht heeft de misdaad haar stempel afgedrukt, hij zal een tegen hanger zijn van het kind met het engelen gezicht. Toen dit schilderij af was, kon geen be zoeker het zien zonder van afgrijzen te rit len bij den aanblik van die boosdoener» tronie en menigeen zei: „Hang toch een doek over dit schilderstuk, het zou je vrien den uit je kamer jagen." De schilder deed het echter niet, maar wei wilde i.ij iets meer van. den man weten. We derom ging hij naar de gevangenis en sprak met don veroordeelde. Verbeeld a echter zijn verbazing, zijn schrik, toen hij, bemerkte, dat de man, die hem nu het mo»j del voor zijn schiderij„De Misdaad" hadj gegeven, eens als kind voor De Onschuld"' als model gediend had. Nu wilde de schilder weten wat den man tot zoo'n diepen val gebracht had, en wafcj hij dadelijk vermoed had, werd hem na be-; waarheid. Als kind was de misdadiger dei lieveling van alle vrienden en bekendon| geweest; bij partijtjes mocht hij de suiker, uit de likeurglaasjes hebben en zoo kreegj hij reeds vroeg smaak in sterken drankEn] de drank werd later zijn ongeluk. Hij maak-, te hem ongeschikt voor den arbeid, deedj hem vermaak scheppen in slechte gezel-; schappen, en voelde hem zoo op het pad; der misdaad. Eerst werd hij voor kleinei vergrijpen in handen der politie gesteld enj later voor ernstige misdaden tot gevange nisstraf veroordeeld. Diep bedroefd ging de schilder heen, en een ieder die zijn twee schilderijen kende,, vertelde hij, hoe die ongelukkige drank,; van een kind met een engelengezicht een groot misdadiger gemaakt had. 8int-N i co Laasavond. II. Al is de leugen nog zoo snel, de waaar- heid achterhaalt haar wel. hl Trap part. IV. Kanarie eend aal slang uil oa. V. Aardappel limonade aalbessea aardbei komkommer. „Zoo moe, moeder 1 Leg uw hand onder mijn wang. Goeden nacht". De oogleden sloten zich weder en de Ie- dematen strekten zich uit in eca gezonden slaap. De moeder zette zich naast hem ne der en pfschoon haar arm stijf en kramp achtig .werd, verboerde zij zich niet meer. Een oogenblik voordat hij weder ont waakte, verscheen de dokter. „Hij heeft gesproken, hij h.-kende mij," zeide de weduwe en de geneesheer knikte en glimlachte. Een minuut later hief de knaap het hoofd op. „Waar ben ik, moeder,?" vroeg liij op zwakken toon. „In bed, lieveling. Je bent ziek geweest." „Waar ia mijn knoop?" „Het gaat uitstekend," sprak de dolk- ter voldaan„houd hem nu erder rustig en versterk hem." En de blijde mare verspreidde zich door het dorp, dat Teddy beterende was. Het was een blijde dag in de hoeve, toen de knaap in een deken naar beneden •werd gedragen en in den grooten leuning stoel bij het vuur gezet. Zijn gezichtje cn handen zagen er heel mager uit. Da blau- de aderten kwamen dui Vjk te voorschijn onder de doorschijnende, witte huid, maar zijn groote cogen straalden van licht en vreugde. Zijn moeder maakte het hem zoo gemakkelijk mogelijk en liet hem toen voor korten tijd aan de hoede zijner grootmoe der over. De oude vrouw had zelf niet weinig ge leden gedurende die donkere dagen. Haar hart hing met heel de teederheid, waartoe zaj in staat was, aan den knaap en mis schien was haar grootste beproeving wel geweest zich op een afstand van hem te moeten houden cn beneden haar dagelijksch wenk te volbrengen, terwijl haar schoon dochter alleen met zdjn verpleging was belast. Zij trad thans op den stoel toe en, daar naast neerknielende, zeide zij met tranen in de oogen, terwijl zij zijn kleine handen in de hare klemde: „Grootje heeft al dezen tdjd haar deugniet erg gemist." Teddy sloeg nu de kleine armen om haar hals en omhelsde haar zoo teeder, dat hij haar keurig mutsje, waar zij anders zoo goed zorg voor droeg, geheel en al verkreukelde. Maar grootje liet geen enkel verwijt hooren. ,,Ik word eiken dag beter, grootje, en ik houd dolveel van ul" Toen do oude vrouw zich losgewikkeld had, hernam de knaap op matigen toon: „Ik voel mij nog dronken op mijn bee- nen. Daarstraks vroeg ik moeder mij eens te laten loopen, maar ijk kon er dat niet goed afbrengen. Denkt u niet, dat het wel een heel jaar zal duren, voordat ik weer hard loopen kan V' „O! ik denk wel dat het veel eerder zal gaan." „En, grootje, weet u al af van mijn ver driet?" De blauwe oogen kregen opeens een bedroefde uitdrukking. „Ja, ventje, maar daar moet je nu niet over tobben". „Toen ik het voor het eerst aan moeder vertelde, zeide ik haar dat ik niet wcnschte ooit beter te worden. Ik L^d een gevoel alsof ik niet kon leven zonder mijn knoop; maar zij antwoordde dat dit heel verkeerd; was en dat ik geen goed soldaat zou zijn, als iik wensehte te sterven zoodra ik ver-, dmet kreeg en dat het God voldoen zou,, als ik mijn droefheid moedig droeg. Ge-| looft u dat ik het dapper draag, grootje?" „Ja, ja," antwoordde de oude vrouw, om hem tevreden te stellen: „Zie eens, welke mooie bloemen en drui ven mevrouw Graham vanmorgen voor je gezonden heeft. Was dat niet vriendelijk van haar?" „Ik vergeet hem geen oogenblik," ging Teddy voort, weigerende op een ander onderwerp in te gaan„maar vanmorgen bedacht ik, dat God het in zijn macht heeft, hem aan mij terug te geven en dus zal ilk er Hem eiken dag om vragen totdat de knoop komt en weet u, grootje, ik denk wel dat God het zal doen. Alleen zegt moeder, dat ik geduldig moet wezen. De oude vrouw wilde hem niet teleurstel len door haar twijfel en een oogenblik later vroeg hij: „Zou ik binnenkort Nancy niet eens kun nen spreken „Zij komt eiken dag, op weg naar school, hier aan, om te vragen hoe je het maakt. Arm kind! zij heeft zich je ziekte vreeselijk aangetrokken en kon niet eten, zoolang men nog voor je leven vrees de. Haar moeder heeft zich heel ongerust over haar gemaakt. Wij zullen haar over een dag of twee laten halen, als je wel blijft". (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 13