VOOR DE JEUGD
1EIDSCH DAGBIAD
Een beroemd kunstenaar.
N° 14598.
Woensdag 25 September.
Anno 1907.
,w. kvJL^X^li7A.ïïlLïïlLïïlL' i «JJ»»!'»JL« i «JL« t «L •X7ï»JL* i «A; i d'
De boom des Levens.
e<
^^0 O 2*0*1 2 2 2*0®i 2 2 2 A fi S n 2 A A«
d 0 80 e ofij 81 u fl i a a I leoaflg 18 e e 8 g 6 o o a 8 8 e 6 g 8 a
6 a M a
Jaren geleden was er op de wereld ten
toonstelling te Parijs een schilderij te zien,
dat bij het binnentreden onmiddellijk in
het oog viel. Het was c.e blinde dichter
John Milton, die *■*-" zijn dochters het be
roemde gedicht „Het verloren P-radijs"'
dicteert. Algemeene bewondering viel deze
schilderij ten deel, en velen noemden het
de schoonste van de geheele wereldten-
toanstteQling,
Munkacsy waa er de maker van, en van
den levensloop van dezen beroemden schil
der zal ilk u een paar bijzonderheden ver
halen; want het is opmerkelijk, hoe deze
hoog begaafde man, die een arme schrijn
werkersleerling was, zich door geestkracht
en stalen volharding tot zulk een hoogte
heeft weten te verheffen.
Op zekeren avond wandelden twee Hon-
gaarsche studenten in den omtrek van
Weenen, toen zij een m age ren, eenvoudig
gekleeden en verhongerden jongeman met
een ranseltje op zijn rug ontmoetten. Ver
moedelijk! herkende liij landslieden in hen
en vroeg op bescheiden .wijze in het Hon-
gaaisch of zij hem ook konden zeggen
waar of hij ergens in den omtrek een ge
schikt onderkomen kon vinden-
De studenten vroegen welk handwerk hij
uitoefende.
Dralend antwoordde hij: „Ja, ziet u, hee-
nen, eigenlijik was ik schrijnwerkersgezel".
„En je gaat dus werk te Weenen zoe
ken?" vroegen de aangesprokenen, doch
waren niet .weinig verbaasd, toen zij ten
antwoord kregen
„Ik zou graag op de academie komen."
Lachend zeiden de studenten: „Wij ge-
looven niet, dat er te Weenen. een schrijn
werkersacademie is."
„Ik o<*k niet," hernam de jongeling;
„en daar wil ik ook niet heen, maar naar
Ie schildersacademie; ik ben in het schil
deren zoo onbekwaam niet, en heb langen
nijd te Mohaco gewerkt en mooie tulpen
op de kisten, beddeplanken en dozen van
mijn baas geschilderd; en wijd en zijd war
ren zij een ieder zeer naar den zin. Itk lieg
niet, als ik beweer, dat de boeren mij
graag 3 en ook 4 gulden betaalden, wan
neer ik hun huisraad met bloemen had
beschilderd. Mijn kisten werden zelfs op
de markten van Szegedin en Arad goed
betaald. Toen zeiden de menschen tot mij
„Miska, ga naar Pesth en word een schil
der of ga dadelijk naar Weenen." Ik had
er ook grooten lust in, maar mijn meester
wilde mij niet laten vertrekken. Toen ben
ik aan het sparen gegaan en nu heb ik de
reis aanvaard."
De studenten vatten voor den jongen
schrijnwerker-schilder een levendige be
langstelling op, trokken zich zijner ter
dege aan, opdat hij een geschiikt onderko
men zou vinden, begeleidden hem den an
deren dag naar den kunstenaar Rahl en
verzochten dezen, hem als leerling der
Academie aan te nemen. Maar Michel zag
er te poover en ellendig uit, en de be
schermers hadden ook te weinig te be tee
kenen. Reeds stonden zij op het punt van
heen te gaan, toen Miska in de Hongaar-
sche taal met al den trots van een, die
uit het Paradijs verjaagd .werd, uitriep,
terwijl hij met gebalde vuist op een mytho
logisch beeld wees: „Zoo iets had ik ook
(kunnen schilderen."
Er lag zulk een hartstochtelijke ont
roering in de stem vam den eerst nog zoo
schuchteren knaap, dat. de professor hem
terugriep.
„Wat heeft de jongen gezegd?" vroeg hij
den studenten.
Dezen vertaalden hem Misfca's woorden.
Rahl zag nu den jongeling met scherpen
blik aandeze hield dien uit, zonder de
oogen als daareven neer te slaan; toen
keek de professor op zijn horloge en zei:
„Nu best, dat zullen we da.n eens zien. Ik
moet nu naar een vergadering; blijf in
dien tusschentijd hier en teeken een en
ander."
Toen de professer zijn atelier verlaten
had, danste Miska van pleizier en de bei
de studenten drukten hem uit hartelijke
deelneming de hand.
Maar het kwam er nu op aan den tijd
goed te besteden. Miska greep dadelijk een
stuk houtskool en ontwierp met vlugge
hand een geheele schilderijeen landsciiap
met herten, paarden, bron, hoornen en ho
rizon. Zonder dat de jongeling in het vuur
van zijn werk dit bespeurende, stond Rahl
achter hem, lei de hand lachend op Miska's
'schouder en zei: „Gij zijt als leerling aan
genomen."
Diezelfde Michel Munkacsy, die toen de
proef van zijn talent aflegde, tijdens zijn
studiejaren met honger en bitteren nood
worstelde, later te Parijs waardeering van
zijn talenten vond, diezelfde heeft zijn
schilderij: Milton dicteert zaj-xt dochters
het verloren Paradijs" voor 3000,Go") gld.
verkocht.
Nog vele schoone kunstwerken heeft hij
gewrocht, die een groot contrast vormden
met de tulpen, die hij eens op de boeren-
kisfen schilderde, en die alle getuigden hoe
men door geestkracht en «.talen volharding
zijn doel kan bereiken.
Groote blijdschap heerschte er in het
jonge huisgezin. Een gezonde, ferme jon
gen was er geboren. De gelukkige vader
ging denzelfden dag in den tuin achter
zijn woning, nam een zaadkorrel, waaruit
mettertijd een appelboom zou opschieten,
en groef die in den grond.
Het kind groeide voorspoedig op naar
lichaam en ziel, met hem wies gelijktijdig
het appelboompje op.
Jaren verliepen. Reeds zat de knaap
aan de voeten van trouwe leermeesters,
reeds stoeide en dartelde hij met zijns ge
lijken buiten rond, in menig spel de kracht
des lichaams beproevende. Dikwijls werd
de moed wel eens overmoed en overschreed
de grenzen, door de ouders en leermees
ters afgebakend.
„Zie", sprak de vader eens tot de
zorgde moeder, terwijl hij haar eenige af
gesneden takken liet zien, „ook het boomp
je van onzen zoon had wilde loten, dw
eens wrange vruchten zonden hebben ge
dragen. Ik heb die er afgesneden, zooaia
wij ook de misvormingen van one kind
trachten weg te nemen; daarvoor in de
plaats heb ik edele loten geënt, zooals wij
er naar streven om onzen zoon godsvrucht
en menschenliefde in te prenten 1"
Weder gingen er jaren voorbij.
Een lieflijke Lentedag was aangebroken.
Vader en moeder verwachtten den zoon
die nu, een frissche krachtige jongeling,
nadat hij zich in de academiestad aan de
bron der wetenschap had gelaafd, op de
zen dag van dsSbx in zijn geboorteplaat*
werd terug verwacht.
Eindelijk naderde het oogetfblik. Door
vader en moeder geleid, trad hij de lievr
woonkamer bannen,, die getuige was ge
weest van zijn eerste kinderspelen.
Hoeveel had hij sedert dien tijd in hoofd;
en zin moeten opnemen; maar dat hij rijn^
leertijd goed besteed had, bewezen de pa
pieren, die de binnengetredene met een ver-1
genoegd lachje den vader toereikte. Deze
doorzag ze met van vreugde stralende,
oogen, gaf toen de eervolle getuigschriften'
aan de moeder over, opdat ook haar hart-
zich daaraan verlustigen mocht, reikte zijn
zoon de hand en voerde hem naar buiten
in den tuin naar den appelboom. „Gij bei<
den houdt flink gelijken tred met elkan
der", zei de vader geroerd, terwijl hij den
zoon en den boom beschouwde. Deze droeg
in dit voorjaar zijn eerste rooskleurige
getinte bloesems. „De bloeitijd is bij u
liefelijk en veelbelovend," ging de vader
voort, „zorg nu, dat gij beiden ook vrucht
ten dragen moogt, die ons tot vreugde
strekken."
Opnieuw was er een fenge reeks van
jaren voorbijgegaan. Vader en moeder,
leefden niet meer. Reeds lang had de zooi^
den manlijken leeftijd bereikt, en had
zelf vrouw en kinderen. Hij bewoonde mei,
de zijnen de door hem geërfde vaderlijk*
bezitting.
Wat al menschen daar vandaag uit en in
stroomden met gelukwenschen en geschen
ken Geen wonderEr zijn immers van
daag juist vijf en twintig jaar verstreken,
sedert de burgers der stad de heer des hui-,
zes tot hun vertegenwoordiger, tot burgen
meester hebben verkozen, en die keuze
heeft hen nooit berouwd.
Buiten in den tuin onder den appelboom,
die zijn bladerrijke takken schaduwge
vend verreweg over het welig grasperk uibi
strekt, is voor de naaste betrekkingen en
vrienden van den jubilaris een tafel aangek
richt. Onder vertrouwelijke gesprekken,
zit m-m daar bijeen, terwijl de wijn in cn>
glazen fonkelt. Daar staat de waardige