Wekelijksche Kalender. Spelevaren. Oude Handschriften. Op oude houtgravures zien wij dikwijls monniken, die vlijtig schrijven. Zij hebben een spits riet kort bij do onderste punt. vast en teekenen aandachtig letter na let ter op het goed gladgemaakte perkament. In het beginder Middeleeuwen schreef men op kalfs- en sehapevell- de vellen werden met krijt ingewreven en daardoor geschikt gemaakt om beschreven te wor den. De schrijver gebruikte een inktsoort, vervaardigd uit galnoten, ijzervitriool, igom en wijn; fouten werden met puim steen on met het radeermes afgeschuurd en uitgekrabd. Naast dezen schrijver werkte de „rood- schrijver"deze teekende de beginletters der hoofdstukken, den titel, de opschriften en soms ook d© eersto letters der afzondcr- ,lijke zinnen. Het roode schrift werd met menie bewerkt. Voor aanteekeningen bediende men zich van wastafeltjes of leitjes, waar men de letters met een griffel inkraste. Door de was weer glad te maken, werd het schrift gemakkelijk uitgewischt In verscheidene kloosters werden vele oude. handschriften bewaard. De onder scheiden „handen" in één en hetzelfde werk toonen, dat de monniken er heel wat tijd voor noodig hadden Velen schreven uit eigen vrijen wil, tot lof van God; voor anderen echter was het een soort dwangar beid dezen moesten schrijven voor straf. De laatste schrijver placht een dankge bed aan het slot te zetten, dat de Heer na langen en moeizamen arbeid tot daartoe geholpen had. Soms komen ook aan het slot of zelfs midden in den tekst minder vrome wenschen voor. Menigmaal bevinden zich in de oude handschriften ook verwenschingenze rijn meestal tegen eventueele dieven gericht. Kse^en bij beft visite-maken. Er bestaan in de wereld bepaalde ge bruiken, waarvan men de herkomst niet altijd kan aanwijzen. Zij bestaan nu een maal en moeten worden nageleefd, ais men voor wèlgemanierd wil doorgaan. Tot deze schijnbaar ongegronde gebrui ken behoort dit, dat heeren bij het visite maken hoed en handschoenen mee in de kamer, nemen, den stok echter buiten la ten. Do op het tooneel te aanschouwen ma nieren, den stok mee in de kamer te bren gen, zijn dus in strijd met den goeden toon, maar vinden haar grond hierin, dat op het tooneel con stokje in. de hand het Bpel buitengewoon vergemakkelijkt en ver levendigt. In het dagelijkscho leven blijft de stok buiten, daarentegen houdt men de handschoenen aan, cenige heeren doen ook wel den rechter-handschoen uit, om do hun gereikte hand te nemen. Den hoed brengen ze mee binnen en leggen hem on der hun stoel. Is men uitgenoodigd, zoo laat men den hoed in de voorkamer. Het eigenlijke visitepalk voor heeren is de zwartte rok; de paletot blijft in de voor kamer. Een viri/te behoeft niet langer dam tien minuten te duren, dan kan men afscheid Merlcwaardóge Couranten. Over merkwaardige couranten bericht de Italiaan Buonvino in „Geschichte der Journal istik" hot volgende: In tet berin van deze eeuw verscheen in Madrid een blad, „Luminaria" genaamd, dat in donker kon worden gelezen. De inkt, waarmee dit blad gedrukt was, be vatte lichtgevende ohemicaliën. Een ander uitgever kwam op het lumineuze idee rijü blad te laten drukken op witte broodsdeeg, wat een dubbel genot mogelijk maakte: eerst kon men den inhoud en daarna het geheele blad verslinden. Briljante voor uitzichten werden geopend voor de pbon ne's van ,,Bien-être'', namelijk na 30 ja- BBD. levgoestog peoaogm en, aeo^ssije bpgrq- fenis. Jammer, dat dit blad, na een maand van rijn bestaan, zelf het tijdelijkj met het eeuwige verwisselde, tien treurendo abon- né's achterlatende. Ook in de vorige eeuw verschenen er bla den, die recht origineel waren. De in 1850 verschenen couranten ,,Courrier des Baig- neurs" en ,,Naida" konden, ohiclat ze op waterdicht papier gedrukt waren, onder het baden gelezen worden, en het op lin nen gedrukt© Grand Journal" '*on na het lezen als handdoek worden gebruikt; ge lijk aan de laatste was de „Fazzoletto", die als zak- of neusdoek word aanbevolen, terwijl dc ,,Giornale per" fnmatori" op sigarettenpapier gedrukt was. Vele bladen zochten door hun omvang te imponeeren. Zoo versoheen in het jaar 1858 de New-Yorker courant Constella tion" ter gelegenheid van den vrijheidsdag met een feestnummer, dat een afmeting had van 2.56 bij 4.78 Meter. In de Europeesehe landen verschijnen overigens ook heden nog couranten van zeer bedenkelijken omvang, die denv lezers een prachtige gelegenheid bieden om bun respectieve halzen to verrekken. Zondag:. Wij allen zijn zwak en broos, maar gij moet niemand voor zwakker houden dan uzelven. Maandag. De sterke schept moed uit gxoote voor beelden, de zwakke wanhoopt er door. Dinsdag:. Plichten en rechten behooren bij elkaar als de onder- en bovenkant van een munt stuk. Zonder de eerste gaven de laatst© al leen er geen waarde aan. Eerst gezamenlijk maken rij de munt gangbaar. Woensdag:. Het gebrek bestaat daarin, dat men niet tevreden is met wat men heeft en er nog iets meer bij wenscht. Donderdag. Als men tegenwoordig bij iemand karak ter ontdekt, meent men allereerst, met een zonder li.ïg te doen te hebben. Vrijdag. Spreek van uzelven goed noch kwaad. Zaterdag. Onze waarde bestaat niet in uiterlijke praal, maar in hetgeen wij innerlijk rijn. RECEPT. Kreeft met visckaans. Kook hem in witten wijn, doe er een greepje kokskruiden in en kook den kreeft in water met wat witte peper, pieterselie en een weinig citroensap tien minuten; laat hem daarna in het water koud worden, snijd hem en dien er vischsaus naar wil lekeur bij. STOPGOTJD. Zonder vrijheid is alle ander bezit waar deloos. Met vrijheid komt al het andere. Vrijheid maakt mcnschen. Niets anders kan haar in dit opzicht veranderen. J. T. S n d e r 1 a n d. V I vraagteckens is het hoofd van den wijze; vel uitroeptcekens is dat van den Als de maan zachtkens schijnt Op den kabbelenden vliet; Als de boot ligt geankerd In het wuivende riet, Dan ritten zij saam, Denken nergens meer aan, Zien droomende opwaarts Naar sterren en maan. Zij dobberen in hun bootje Heel even heen en weer En gaan dan van het rusten moe Weer varen voor een keer. 't Is stil en nergens om hen been Wordt een geluid gehoord; Het aardig paartje daar bij 't riet Wordt door geen mensch gestoord. ,,Ik min je teeder", fluistert zij. En hij antwoordt heel gauw: ,,Nog maar een poosje, beste meid, Dan zijn wij man en vrouw. Wij sturen dan te zaam onz' Door onze levenszee, En zorgen wel, dat zij nooit strandt, Maar veilig komt op reê>" fl 1 »T .ERLEI, dwaas. Uiteen rede. ,,H,ij stopd met zijn eenen voet in de middeleeuwen, terwijl hij met den anderen den nieuwen tijd tegea- wankte. Schoolbriefje. „Meester. Bij deze laait ik weten, dat mijn Tienus tot a. 8. Woensdag riek is geworden. Onverbeterlijk. Een jong meisje komt in een familie haar verloofde voor stellen. De galant, wien het wel eenig-szins aan goede maniereu scheen te outbroken houdt, tegen alle regelen der beleefdheid in, zijn hoed op het hoofd. Om hem die ongepastheid op een voor het meisje niet al te kwetsende wijze te doen gevoelen, zegt de heer des huizes: „Tocht dat open raam u misschien? Dan zullen wij het dichtdoen." „O, neen, dank u, het hindert mij vol strekt niet," is het leuke antwoord, „ik heb toch mijn hoed op." „Den hemel zij danlk, de herrie is voor bij," zei de gelukkige bruidegom; „nu ben je eindelijk heel alleen voor mij." „Ja," lispte de gelukkige bruid, „laten wij nu nog een laatsten blik op de bruids geschenken werpen vóór vader ze weer naar den juwelier terugzendt." Uitlegging. Neef, die zijn oom van het land in een deftige restauratie brengt: „Kijk, oom, ik druk op dezen knop an bestel." Oom: „En dan?" Neef: „Dan drukt u op dezen knop en betaalt." Op de hoogte. „Houdt u van „p&té de foie gras", mevrouw?" „Neen, mijnheer, ik zou zijn werken niet in mijn huis willen hebben. Ik vind die Fransche auteurs te schandalig." „Praat me niet van hooge gebouwen mijnheer," zei de Amerikaan. ,,Bij ons heb je ze zoo hoog, dat ik eens op een heetcn dag een man in een pels gekleed uit de lift van rijn huis zag komen. Zoo.'n pek had hij noodig, mijnheer, als hij op de bovenste verdieping wilde wonen, die zoo hoog is, dat er de eeuwige sneeuw ligt-* Heer, tot vriend, die met een bankiers dochter verloofd is: „Wel, hoe gevoel jij je, nu je verloofd bent?" Vriend: „0, best! Ik moet je zeggen, ak mijn bruid in mijn nabijheid is, heb ik bet gevoel, alsof ieipand met een aange-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 16