N«. 14589
^ateinlag 14 Septembei*.
A*. 1907.
i§eze jouraat wordt dagelijks, met uitsondering
van (§pn- en feestdagen, uitgegeven.
Dit nommer bestaat uit
VIER Bladen,
Eerste Blad.
Offieieele Kennisgeving.
RIDDERORDEN.
FEUILLETON.
Beproefd® liefde.
LEIDSCH
DAGBLAD
I'RIJS DEZKK COURANT:
Voor Leiden per week 9 Cents; per 8 maanden f 1.10.
Bulten Lelden, per looper en waar agenten gevestigd sijn 1.30.
Franco per poBt 1.66.
PRI.'S DER ADVERTENTIES:
Van 1—6 regels 1.05. Iedere regel meer /0.17J. Grootere letters naar
plaatsruimte. Kleine advertentiën van 30 woorden 40 Cents contantelk
tiental woorden meer 10 Cents.-Voor het incasseeren wordt/0.05 berekend.
DRASKIVET.
Burgemeester en Wethouders van Leiden;
Gelet op de artt. 12 en 37 der Drankwet;
Brengen ter algomeene kennis, dat door
GIJSBERTUS H. M. VAN SCHIE,
melk ver kooper, wonende te Leiden, een
verzoekschrift is ingediend, om verjof
voor den verkoop van uitsluitend alcohol
vrijen drank, voor gebruik ter plaatse
van verkoop, in--den winkel van het per
ceel Ganenmarkt 16.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
H. C. JUTA, Weth. lo.-Burgemeester.
VAN HEYST. Secretaris.
Leiden, 14 Sept. 1907.
In do laatste jaren is het gewoonte ge
worden, dat het Hoofd van den Staat, bij
het intreden van een nieuw levensjaar,
een groot aantal burgers en burgeressen
met onderscheidingen vereert.
Dat tijdstip is ongetwijfeld zeer juist ge
kozen. In het geluk, onze Koningin te
beurt gevallen, verblijden wij ons van
harte; op haar verjaardag gevoelen vorstin
en volk zich steeds meer nauw vereenigd
èn dat die hartelijkheid van weerskanten
niet alleen bestaat, maar ook geuit wordt,
ie verblijdend.
En zij, die de onderscheiding ontvan
gen, zijn daarmede in den regel ook inge
nomen en waardeeren hoog de koninklijke
daad
In den regel, want er zijn toch uit
zonderingen. Dezctr da-gen bijv. berichtte
men, dat een der Nederlandsche volksver
tegenwoordigers, wiens naam op de lange
lijst van gedecoreerden voorkomt, de on
derscheiding niet wenschte te aanvaarden,
hoewel hij het later meende toch te moe-
ton doen, omdat niet-aanvaarding als een
hdleediging ^ou kunnen worden opgevat.
Dc weigering was ongetwijfeld zijn
recht. Niemand onzer is verplicht iets
te aanvaarden, tegen deaanneming waar
van hij bezwaar heeft.
Die bezwaren werden in dit geval, zoo
als gezegd, nog overwonnen; maar dit
$oet nu minder tot de zaak, omdat wij
Slechts over het beginsel spreken,
tiet betreft hier een ontwikkeld man, die
Cen hooge maatschappelijke stelling in-
faeemt en zeker niet handelde uit zucht
om van zich te doen sprekenmaar hij
behoort onder degenen, die de instelling
van ridderorden in beginsel veroordeelon
en dat beginsel dan ook praktisch willen
toepassen.
Het kan zijn nut hebben daartegenover
te stellen de gronden, waarop een andere
zienswijze 3 i"t.
Zooals men weet, ia de instelling van
ridderorden een grondwettelijke. Over haar
recht van bestaan in wettel ij ken zin
behoeven wij dus niet te spreken; maar
do Grondwet zwijgt geheel over aard en
bedoeling van dit rechtsinstituut en op
dit punt is critiek dus zeer wel bestaan
baar.
Én dan zegt men: voor den Staat is
iéder burger gelijk, is de een niet meer
dan de ander, is ook de verdienste van
den een niets grooter dan die van don
ander; bovendien, die zich niet onder
scheidt, was er wellicht ook niet toe in
de gelegenheid.
Zeer afdoende komt die critiek ons niet
voor. In ons gansche leven en in alle om
standigheden kunnen wij eigenlijk niets
als die omstandigheden niet meewerken.
Öat kan toch zeker geen reden zijn om
niet te trachten onze plichten zoo goed
mogelijk te vervullen, onzen arbeid zoo
ijvorig mogelijk te verrichten, zooveel mo
gelijk goed te handelen. Maar dan is er ook
geen reden, waarom hij of zij. dio daarin
slaagt, niet zou mogen worden beloond,
aangemoedigd en voor anderen tot voor
beeld gesteld; al heeft hij of zij die be
looning of aanmoediging ook niet n oo-
d i g om verder goed te handelen.
Wanneer dc maatschappij het nadeel on
dervindt van de handelingen van misdadi
gers, dan komt de Staat, dio haar verte
genwoordigt, met zijn straffende hand tus-
sehenbeiden, opdat de maatschappij zooveel
mogelijk beveiligd zij. Wij zien niet in
waarom het hoogste gezag in den Staat,
aan welk gezag de wet dit heeft voorbehou
den, dan ook niet zou mogen beloonen. De
maatschappij heeft er belang bij, dat er zoo
min mogelijk kwaad gedaan worde. Omge
keerd heeft zij er belang bij, dat zooveel
mogelijk gestreofd worde naar trouwe
plichtsvervulling. Wij zien hier niets an
ders dan een beginsel van recht, en ook
een zedelijk hegneel: dat van billijkheid en
maatschappelijk belang.
Er^is een ontzaglijk groot verschil tus-
schen onderscheiden en verschil
maken. Het hoofd van den Staat, dat
decoraties verleent, maakt geen onderscheid
tusschen den. een en don ander. Wanneer,
om nu een paar eer*- ,udige voorbeelden to
noemen, in een gezin één der kinderen
wordt beloond, op school aan sommige kin
deren prijzen worden uitgereikt, dan doet
men dat allerminst om do anderen achter
uit te zetten.
Het is volkomen waar, <Lat op het gebied
van ridderorden, laat ons zeggen van Ko
ninklijke onderscheidingen, voorheen veel
is gezondigd en nog wel gezondigd wordt.
Zij, die in deze zaak gekend worden en naar
wier meening het hoofd van den Staat
handelt, zijn niet altijd volkomen doordron
gen van den ernst der zaak In vroegere
tijden was van weinig meer sprake dan
van persoonlijke beleefdheden v&n het hoofd
van den Staat; op ware verdienste werd
weinig gelet on het oigenlij'ke volk was
uitgesloten; maar dat is anders geworden
en daarmee heeft de instelling zich een blij
vende plaats verworven, is zij er feitelijk
een geworden, die, even goed als iedere an
dere, nuttig kan zijn. Langzamerhand ko
men er veel meer gevallen, waarin wij eer
bied ku- non hebben voor de Koninklijke on
derscheiding, waarin wij niet behoeven te
twijfelen aan de erkenning van ware ver
diensten. Wij zien dan met eerbied tot den
be.'/ftigde op; wij beschouwen hem als een
vooi beeld voor anderen.
Het doet ons ook weldadig aan, wanneer
wij zien <lat de gever blijkbaardoordrongen
is van de i ernst der zaak, doordrongen van
hot beginsel dat elke gift gever 6n bcgiL
tigde beiden waardig moet zijn
Wij alleen, in het dagelijksch leven en in
verschillende omstandigheden, ontvangen
onderscheidingen en schenken ze op onze
beurt. Dat is niet alleen vrij van beden
king; het is ook nuttig en noodig. Welnu,
wat in het kleine geldt, mag ook toegepast
worden in het groote. In het groote geldt
dan ook, dat elko onderscheiding, op er
kenning van verdionste berustende, dubbefe
verplichtingen oplegt. De oude Bpreuk zegt.
„noblesse obligo". Iets dergelijks mag men
met het volste recht van den gedecoreerde
zeggen. Zooals de adel, al heeft hij in web-
telijken zin geen beteekenis, toch een zede
lijke macht in den staat kan zijn, zoo kan
het ook, om dat woord nu eens te gebruiken,
de ridderschap. Beiden behooren als het
ware tot do garde der burgerij, waarvan
kracht kan uitgaan ten goede.
Zoo meen en wij dan te hebben bewezen,
dat de instelling, door art. 60 Grondwet be
doeld, wel degelijk recht en reden van be-
staan heeft en zeer goed een waardige on
nuttige plaats in de rij onzer Staats- eü
maatschappelijke instellingen kan innemen,
L:iiüe?i, 14 September.
Voor de benoeming van een onderwij
zer en een 3de onderwijzeres in de hand-
weiken aan de openbare lagere school der
3de klasse No. 7 iü verband met de uit
breiding van het onderwijs aan deze school
tot de tiende klasse, zijn de volgende voor
drachten opgemaakt:
Voor onderwijzer: lo. M. J. Priems, on
derwijzer te Warn8veld; 2o. M. Frankhui
zen, onderwijzer tc Naaldwijk; 3o. P. Jans
sen, onderwijzer te Ederveen.
Voor derde onderwijzeres in de handwer
ken: lo. Mej. A. M. Kosters, 4do onderwij
zeres in de handwerken aan de openbare
school der 3de kl. No. 0; 2o. mej. J. v. d.
Stel, 4de onderwijzeres in de handwerken
aan de openbare school der 4de klasse No.
2; 3o. moj. J. G. D. van Gulik, 4de on
derwijzeres in de handwerken aan de open
bare School der 3de kl. No. 2.
Naar aanleiding van het verzoek van
den heer J. Clay, wegens benoeming tot
leeraar aan de H. B.-8. to Delft, óm eer
vol ontslag uit zijn betrekking van leeraai
in de natuurkunde aan het Gymnasium
alhier, en van de daaromtrent ingewon
nen adviezen van het Ooilege van Curato
ren en van den Inspecteur der Gymnasia,
deelen B. en Ws. den gemeenteraad mede,
dat ook naar hun meoning gunstig op het
verzoelk kan worden besohikt.
Zij geven derhalve in óverweging dit
ontslag te doen ingaan op 1 Ootober a.8.
B. en Ws. zeggen, dat hun praeadvies
op het reeds door ons meegedeeld adres
van het Dagelijksoh Bestuur van den AI-
gemeenen Nederlandsehen Wielrijdersbond
kan kort zijn.
Adressant vraagt het onderhoud van den
Rijnsburgerweg, voor zoover deze onder de
gemeente Leiden gelegen is voor rekening
dezer gemeente te nemen.
"Welnu, de gemeente Leiden belast ziob
reeds met het onderhoud van den Rijns-,
burgerweg tot aan do brug over de Poel-
wetering, alzoo van het gansche gedeelte
van dien weg, dat tot Leiden territoir be
hoort. Het verzoek is dus niet meer voor
inwilliging vatbaar, aangezien hetgeen ge
vraagd wordt, reeds verkregen is.
Afgescheiden dus van het belang, dat on
getwijfeld ook voor de gemeente Leiden
aan de opheffing van den tol op den Rijns
burgerweg verbonden is, kan zeggen B.
en Ws. Leiden toch onmogelijk op de
door adressant aangegeven wijze meewer
ken om tot die opheffing te geraken.
B. en Ws. geven don gemeenteraad alzoo
in overweging hen te machtigen hiervan
aan adressant mededeoling te doen.
Door het Dagelijksch bestuur van den
A. N. W.-B., Toeristenbond voor Neder
land is echter reeds heden, naar we verne
men, op grond van een minder juiste weer
geving van het verzoek van den Bond in
zijn adres van 11 dezer, opnieuw een adres
aan de Gemeenteraden van Leiden en
(!>egstgeest in zake het onderhoud van den
Rijnsburgerweg verzonden.
De heer M. S. van Geldesren heeft den
wensch te kennen gegeven het door hem
gehuurde perceel Yrouwekerksteeg No. 10,
na expiratie van do loopende huur op 31
Januari 1908, weder, on thans voor vijf ja
ren, van de gemeente te mogen huren.
Bij B. en Ws. bestaat tegen inwilliging
van dat verzoek geen bezwaar. Do huur
prijs mag voldoende worden geacht cn do
gemeente heeft krachtens de geldende bes
paringen steeds het recht de huur ook tus-
schentijds te doen eindigen, wanneer zij
zelve over het verhuurde perceel mocht
wensehen te beschikken.
Daarom geven B. en Ws. den Raad in
overweging, genoemd perceel met ingang
van 1 Februari 1908, voor den tijd van 5
jaren aan adressant te verhuren, tegen een
huurprijs van 78 per jaar en ook overl-
.gons onder die bestaande (voorwaarden.
De tweede der vacaintietentoonstellin-
gen in 's Rijks Ethnographisch Museum
alhier gehouden, is thkns afgeloopcn. Nu
wordt gewerkt aan de inrichting van do
derde cn laatste Tentoonstelling, voorwer
pen van de eilanden Bali en Lombok en
van Celebes bevattende. Wij zijn overtuigd
dat deze Tentoonstelling in het bijzond-er
de aandacht zal trekken van allen, die
niet alleen belamg in de kennis van onze
Öost, maar ook belang in de kennis der
inlandscho kunst en kunstnijverheid stellen.
Onder meer zal deze Tentoonstelling te
zien geven de voorwerpen, verzameld doof
don Schilder W. O. J. Nieuwenkamp, go-
durende zijn laatste reis op Bali en die,
herkomstig van de laatste krijgsverrichtin
gen op Bali en Celebes, voor zoover die
door de Regeering aan 's Rijks Ethnograr
phisch Museum worden afgestaan.
Vooral zijn die voorwerpen merkwaardig
die als proeven dor inlandscho kunst op
Bali kunnen worden aangemerkt, een kunst
die op den ouden Hindoegodsdicnst is ge
baseerd en die voor vele eeuwen over het
grootste gedeelte van den Maleischen Ar
chipel heerschende, voor den Islam aldaaf
heeft moeten wijken en op Bali zijn laat-
sten schuilhoek heeft gevonden. Beeldhouw
werk van steen en hout, schilderwerk, goud-
smidswork, enz. zijn in grooten getale ver
tegenwoordigd en geven een hoogen dunk
van de kunstvaardigheid dier inboorlingen.
In de gisteravond gehouden vergaden
ring van de afdceling Leiden en Omstre*
ken der Hollandsche Maatschappij van
Landbouw waxen tegenwoordia 11 leden.
De Voorzitter, de heer J. H. Weyding,
opende de vergadering, waarna de notulen
der vorige bijeenkomst werden gelezen ca
onveranderd goedgekeurd.
Na medledoeling van enkele ingekomen
stukken door den secretaris en eenige rae-
dedeelingcn van den voorzitter, in zake
het voorgenomen bezoek aan ,,de Haer" en
een sorteermachine, bracht de beer Den
Houter verslag uit omtrent het onderzoek
van do rekening van den penningmeester;
over 1908 en gaf hij in overweging haar
goed te keuren met een saldo van 49.47 1/2
gld., waartoe met algemeene stemmen
werd besloten.
Nadat de Voorzitter eenige waardeeren*
do woorden had gewijd aan het overledon
bestuurslid, den heer J. A. Bos, dio steeds
den meesten ijver heeft aan den dag gelegd
werd overgegaan tot stemming ter benoe
ming van een bestuurslid.
Bij opening dor briefjes bleek, Üat
stemmen waren uitgebracht op den heet
Ramp, terwijl de heeren Bakker, Ramakof
en Lijst ieder 1 stem verkregen, zoodat dé
heer Ramp is benoemd.
De heer Ramp verklaarde de benoeming
aan te nemen, waarna hij door den Voorz.
werd gclukgewenschb.
Tot afgevaardigde naar de algomeene
vergadering te 's-Gravenhage werd ben
noemd de heer P. J. Ramaker, tot diens
plaatsvervanger do heer Den Houter, die
bereid waren deze benoeming aan to my
men. Vervolgens deelde de Voorz. den heer
B. van Dorsten mede dat hij gaarne dezé
gelegenheid aangreep hem medenamen s de
vergadering dank te betuigen voor de bo*
zoeken aan de verschillende bijeenkomsten,
in zake kaas-eontröle-stations, die hij als
afgvaardigde der afdeeling bijwoonde eii
hiervoor geen vergoeding voor reiskostent
enz., wenschte.
vTcn slotte werd voorlezing gedaan vatf
den bosohrijvingsbref voor de algem. ver
gadering, benevens van eenige naar aanlciy
ding hiervan ingekomen circulaires. Ni
eenige bespreking werden den afgevaardig
de enkele aanwijzingen gegeven.
Do vergadering werd hierop door derï
Voorzitter gesloten, onder dankzegging
aan de leden voo-r hun tegenwoordigheid.
Op het Nationaal Congres vjoor af*
sohaffing van den bókkcrsnachtarbeid
zal inn P. J. M. Aalberso niet inleiden
het onderwerp „Afschaffing van deó
nachtarbeid en het sociale leven." Door
hem zal evenwel worden behandeld: „De
Staat en do Nachtarbeid."
Het gouden feest van notaris Rijshou'
wer wordt niet gevierd 15 September of 25
Ootober, abusief vermeld, maar 25 Sep*
tember a.s.
Beroepen is bij de Ned.-Herv. Gem. tq
Made c. a. (N.-Br.) de heer J. Ph. Egging
cand. te Leiden.
Z. D. H. de Bisschop van Haarlem!
heeft benoemd tot kapelaan te Rotterdam,
H. Antonius van Padua, den weleerw./
pater M. R. Schoenmaeckers en tot ka/-1
pelaan te Haarlem, H. Antonius van Pa
dua, de wcleeriw. paters C. H. M. Ca/*
rainada en C. J. Van der Valk, beiden
uit het klooster te Woerden.
75)
Johann had het hoofd onder deze woor
den opgeheven; onafge.wend hield hij zijn
matten blik op Anna's gelaat gericht, en
de uitdrukking van zijn gezicht deed den
ken aan die van een dier, waar dit aan
dachtig de ooren spitst.
„Hij vertelde mij de geschiedenis woord
yoor woord, zonder mij iets van de bitter
aarde bijzonderheden te besparen. Hij, die
Zelf zoo rechtschapen van aard is, kon
geen verontschuldiging, geen verzachtende
omstandigheid aannemen, geen enkele,
biet de geringste zelfs. Hij Zeide, dat
zulk een .yrouw voor haar leven gebrand
merkt is; gebrandmerkt, Johann. Zeg dit
woord eens langzaam bij jezelf na."
Johann klemde de lippen opeen. „Hadfc
je hem lief?" herhaalde hij.
„Of ik hem liefhad? Met geheel mijn
hart, met geheel mijn ziel had ik hem
lief. Elk woord, dat hij sprak, ging mij
door merg en been, doorsneed mij de ziel
al's een vlijmend «waard. Ik kan mezelf
nog niet begrijpen hoe ik dien vreeselijkon
avond te boven ben gekomen."
Bij haar eerste woorden had Johann
zich een j>$ar schreden van haar verwij
derd; ondeiThet voortspreken was hij weer
dichter op haar toegetreden, vaag vóór
zich heen starend,
Johann boog het hoofd en hief het even
daarna weer op. Zijn gelaat droeg een eigen
aar dige_ uitdrukking; de vage, verbaasde
blik had plaats gemaakt voor een blik vol
teeder doorzicht; zijn oog-en stonden diep
bedroefd, doch zijn lippen beefden niet
Langer. x
„Je hebt mij toch nog, Anna", zeide Hij.
Anna hield het gelaat in de handen ver
borgen een kort, eenigszins zenuwachtig
lachje kwam haar over de lippen. „Arme
Johann", zeide zij binnensmonds en zonder
op te zien.
Een pijnlijke trek overtoog Johanns go-
laat. „Zou je het naar vinden een klein
poosje alleen to blijven?" vroeg hij. „Ia
wou graag eens even een luchtje gaau
soheppen. In geen vijf dagen heb ik een
voet buiten de deur gehad."
Met een blik, die duidelijk zeide hoe
rampzalig zij zich gevoelde, zag zij naar
hem op.
„Het spreekt immers vanzelf, dat ik dat
best vind; maar ik zou je heel dankbaar
zijn, wanneer jo niet langer uitbleef dan
noodig is." Haar brik gleed naar het bod,
doch het duurde niet lang, of zij Tiet het
hoofd weer in de handen zinken.
Hij volgde de richting van haar blik.
„Neen," zeide hij peinzend; „niet langer
dan noodig is."
Toen volgde er een stilte, een stilte, die
zoo lang aanhield, dat Anna eindelijk op
keek. Haastig zag zij om zich heen en even
haastig stond zij van de vensterbank op.
Do V'mer was ledig; Johann had zich
verwijderd.
XLIV.
Het was over achten; Srode sohreed op
en neer in zijn zitkamer. De ramen waren
ope»n, doch de gordijnen neergelaten; de
kleine ronde tafel stond voor het middag-
maal gedekt en het licht van de staande
lamp naast do schrijftafel werd door eën
zachtgcti uto kap beschaduwd. Alles in het
vertrek droeg den stempel van comfort en
gezelligheid en de eenige dissonant in deze
omgeving "van harmonie was de be
woner zelf. Hij was goed en met zorg
gekleed; maar do lange, aanhoudende span
ning, waarin hij verkeerde, had hem ook
uiterlijk zeer. aangegrepen. De meest op
pervlakkige waarnemer zelfs zou door de
verandering in Strodes uiterlijk getroffen
zijn geworden.
Met de handen losjes over den rug ge
kruist, liep hij het verfirek op en neer; het
hoofd, dat hij zoo rechtop placht te houden
liet bij thans eenigermate hangon; diepe
moedeloosheid, om niet te zeggen wanhoop,
stond op zijn gelaat to lezen. Zoowat een
vier uren geleden had hij zijn laatste kaa'rt
uitgespeeLd. fc-n had hij «verloren: zonder
eenige verdere redmiddelen stond hij thans
tegenover het Lot.
Met haastige sohreden zette hij zijn wan
deling door het vertrek voort, gelijk
iemand, die zichzelf wil overloopen. Een®
gleed, door zijn haastige bewegingen, het
avondblad van zijn schrijftafel af op den
grond en' stootte hij het met zijn voet op
zijde; even daarna kwam hij echter tot
andere gedachten en raapte hij het van
den grofad op, waarna hij het gladstreek
ón er mede op het lamplicht toetrad. Hior
ging hij, met een strakke uitdrukking op
zijn gelaat, nauwkeurig al de laatste
pieuwsberichten na, de ongevallende aan
het licht gekomen bijzonderheden op aller
lei gebied, cjê doodberiohten, zelfmoorden,
enz. Snel doorliep hij dit allee, en toen hij
er mede gedaan had, trok de van diepe
afmatting getuig-cade rimpel even van zijn
voorhoofd weg; met een zucht van ver
lichting legde hij de courant ter zijde, om
zijn wandeling door de kamer weer te her
vatten. Twee-maal schreed hij het vertrek
op en neer; toen bleef hij bij do schrijffcaiel
staan, nam er met oen plotselinge bewe
ging voor plaats en haalde den inktkoker
naar zich toe. Hij zette zich echter niet
terstond aan het werkin do stemming,
waarin hij verkeer1^, leidde het minste
geluid hem af, en hij had aan de voordeur
houren schellen. Even luisterde hij, maar
alras haalde hij de schouders op en greep
naar zijn pon. Maar het schrijven wilde
niet vlotten.. Hij begon den aanhef van
een brief en hield toen weer ophij was er
zeker van, dat hij iemand de trap hoorde
opkomen. Een wrevelig lachje speelde
hem om de lippen. Er kwamen immers zoo
vaak menschen do trap opwat maakte
dit voor hem uit? En weer speelde hetzelfde
wrevelige glimlachje hem om de lippen.
Opeens wierp hij echter de pen ter zijde en
stond ophet geluid der voetstappen had
voor zijn deur opgehouden.
Stijf opgericht luisterde hij. Ér werd aan
zijn deur geklopt; in zijn overspannen ge
hoor was het als tikte iemand schuchter
tegen het paneel.
„Binnen 1" riep hij.
Er verliepen eenige seconden alvorens do
deur geopend werd, toon was het nog maar
op een kier cn vertoonde zich een gelaat
in de opening. Het was een verwrongen en
bleek gelaat, waarvan do oogen onnatutfr-
lijk groot leken.
Strode wilde vooruittreden, wilde iets
léggen, maar Hij bleef zwijgend staan waar
hij stond. Hij wist eigenlijk niqfc wat hij
verwachtte; hij wist eigenlijk niet of do
opgewondenheid, die elke snaar in zijn
gemoed deed trillen uit hoop of vrees
voortkwam; hij besefte alleen, dat dit gevoetj
van opgewondenheid hom opeens bezieldó
en een groot contrast vormde met de doffe
machtelooze stemming, waarin hij geduren
de do laatste week verkeerd had. Met eed
schielijke beweging keerde hij zich naar don'
haard en nam een pijp van het pijpenrekje^'
dat boven den schoorsteen hiüg.
Voetje voor voetje trad Johann het veiy
trek binnen. Hij was weer geheel het stum
perachtige wezen, zooals Strode hem altijd
gekiend had: in zichzelf gekeerd, gedwee^
uiterlijk onbeduidend, innerlijk vol diep
gevoel.
Strode haalde de tabaksdoos naar ziob*
toe en begon zrijn pijp te stoppen. Hij wist,
nauwelijks wat hij deed en was er in hef
minst niet met zijn gedachten bijdoch ceb
man v!an zijn gemoedsgesteldheid mO|ét>~
noodwendig op zulke oogenbli'kken iet*
hebben, waarmee hij zijn handen kan bezig-'
houden.
Johann trad naderbij en bleef bij de ta*
fel staan; do geelachtige weerschijn vai(
het lamplicht viel ten volle op zijn gclaa*
en deed al het onaantrekkelijke zijne*
magere lijnen uitkomen.
Strode streek een lucifer af en hield diei*
brandende in de hoogte. „Wel?" zeide hi£
bedaard. „Wel is er wat nieuws?"
Johann trachtte zich te vermannen éiC
bewoog fenuwachtig zijn tong hoen en weet*
(Wordt vervolgd)*