N«. 14589 ^ateinlag 14 Septembei*. A*. 1907. i§eze jouraat wordt dagelijks, met uitsondering van (§pn- en feestdagen, uitgegeven. Dit nommer bestaat uit VIER Bladen, Eerste Blad. Offieieele Kennisgeving. RIDDERORDEN. FEUILLETON. Beproefd® liefde. LEIDSCH DAGBLAD I'RIJS DEZKK COURANT: Voor Leiden per week 9 Cents; per 8 maanden f 1.10. Bulten Lelden, per looper en waar agenten gevestigd sijn 1.30. Franco per poBt 1.66. PRI.'S DER ADVERTENTIES: Van 1—6 regels 1.05. Iedere regel meer /0.17J. Grootere letters naar plaatsruimte. Kleine advertentiën van 30 woorden 40 Cents contantelk tiental woorden meer 10 Cents.-Voor het incasseeren wordt/0.05 berekend. DRASKIVET. Burgemeester en Wethouders van Leiden; Gelet op de artt. 12 en 37 der Drankwet; Brengen ter algomeene kennis, dat door GIJSBERTUS H. M. VAN SCHIE, melk ver kooper, wonende te Leiden, een verzoekschrift is ingediend, om verjof voor den verkoop van uitsluitend alcohol vrijen drank, voor gebruik ter plaatse van verkoop, in--den winkel van het per ceel Ganenmarkt 16. Burgemeester en Wethouders voornoemd, H. C. JUTA, Weth. lo.-Burgemeester. VAN HEYST. Secretaris. Leiden, 14 Sept. 1907. In do laatste jaren is het gewoonte ge worden, dat het Hoofd van den Staat, bij het intreden van een nieuw levensjaar, een groot aantal burgers en burgeressen met onderscheidingen vereert. Dat tijdstip is ongetwijfeld zeer juist ge kozen. In het geluk, onze Koningin te beurt gevallen, verblijden wij ons van harte; op haar verjaardag gevoelen vorstin en volk zich steeds meer nauw vereenigd èn dat die hartelijkheid van weerskanten niet alleen bestaat, maar ook geuit wordt, ie verblijdend. En zij, die de onderscheiding ontvan gen, zijn daarmede in den regel ook inge nomen en waardeeren hoog de koninklijke daad In den regel, want er zijn toch uit zonderingen. Dezctr da-gen bijv. berichtte men, dat een der Nederlandsche volksver tegenwoordigers, wiens naam op de lange lijst van gedecoreerden voorkomt, de on derscheiding niet wenschte te aanvaarden, hoewel hij het later meende toch te moe- ton doen, omdat niet-aanvaarding als een hdleediging ^ou kunnen worden opgevat. Dc weigering was ongetwijfeld zijn recht. Niemand onzer is verplicht iets te aanvaarden, tegen deaanneming waar van hij bezwaar heeft. Die bezwaren werden in dit geval, zoo als gezegd, nog overwonnen; maar dit $oet nu minder tot de zaak, omdat wij Slechts over het beginsel spreken, tiet betreft hier een ontwikkeld man, die Cen hooge maatschappelijke stelling in- faeemt en zeker niet handelde uit zucht om van zich te doen sprekenmaar hij behoort onder degenen, die de instelling van ridderorden in beginsel veroordeelon en dat beginsel dan ook praktisch willen toepassen. Het kan zijn nut hebben daartegenover te stellen de gronden, waarop een andere zienswijze 3 i"t. Zooals men weet, ia de instelling van ridderorden een grondwettelijke. Over haar recht van bestaan in wettel ij ken zin behoeven wij dus niet te spreken; maar do Grondwet zwijgt geheel over aard en bedoeling van dit rechtsinstituut en op dit punt is critiek dus zeer wel bestaan baar. Én dan zegt men: voor den Staat is iéder burger gelijk, is de een niet meer dan de ander, is ook de verdienste van den een niets grooter dan die van don ander; bovendien, die zich niet onder scheidt, was er wellicht ook niet toe in de gelegenheid. Zeer afdoende komt die critiek ons niet voor. In ons gansche leven en in alle om standigheden kunnen wij eigenlijk niets als die omstandigheden niet meewerken. Öat kan toch zeker geen reden zijn om niet te trachten onze plichten zoo goed mogelijk te vervullen, onzen arbeid zoo ijvorig mogelijk te verrichten, zooveel mo gelijk goed te handelen. Maar dan is er ook geen reden, waarom hij of zij. dio daarin slaagt, niet zou mogen worden beloond, aangemoedigd en voor anderen tot voor beeld gesteld; al heeft hij of zij die be looning of aanmoediging ook niet n oo- d i g om verder goed te handelen. Wanneer dc maatschappij het nadeel on dervindt van de handelingen van misdadi gers, dan komt de Staat, dio haar verte genwoordigt, met zijn straffende hand tus- sehenbeiden, opdat de maatschappij zooveel mogelijk beveiligd zij. Wij zien niet in waarom het hoogste gezag in den Staat, aan welk gezag de wet dit heeft voorbehou den, dan ook niet zou mogen beloonen. De maatschappij heeft er belang bij, dat er zoo min mogelijk kwaad gedaan worde. Omge keerd heeft zij er belang bij, dat zooveel mogelijk gestreofd worde naar trouwe plichtsvervulling. Wij zien hier niets an ders dan een beginsel van recht, en ook een zedelijk hegneel: dat van billijkheid en maatschappelijk belang. Er^is een ontzaglijk groot verschil tus- schen onderscheiden en verschil maken. Het hoofd van den Staat, dat decoraties verleent, maakt geen onderscheid tusschen den. een en don ander. Wanneer, om nu een paar eer*- ,udige voorbeelden to noemen, in een gezin één der kinderen wordt beloond, op school aan sommige kin deren prijzen worden uitgereikt, dan doet men dat allerminst om do anderen achter uit te zetten. Het is volkomen waar, <Lat op het gebied van ridderorden, laat ons zeggen van Ko ninklijke onderscheidingen, voorheen veel is gezondigd en nog wel gezondigd wordt. Zij, die in deze zaak gekend worden en naar wier meening het hoofd van den Staat handelt, zijn niet altijd volkomen doordron gen van den ernst der zaak In vroegere tijden was van weinig meer sprake dan van persoonlijke beleefdheden v&n het hoofd van den Staat; op ware verdienste werd weinig gelet on het oigenlij'ke volk was uitgesloten; maar dat is anders geworden en daarmee heeft de instelling zich een blij vende plaats verworven, is zij er feitelijk een geworden, die, even goed als iedere an dere, nuttig kan zijn. Langzamerhand ko men er veel meer gevallen, waarin wij eer bied ku- non hebben voor de Koninklijke on derscheiding, waarin wij niet behoeven te twijfelen aan de erkenning van ware ver diensten. Wij zien dan met eerbied tot den be.'/ftigde op; wij beschouwen hem als een vooi beeld voor anderen. Het doet ons ook weldadig aan, wanneer wij zien <lat de gever blijkbaardoordrongen is van de i ernst der zaak, doordrongen van hot beginsel dat elke gift gever 6n bcgiL tigde beiden waardig moet zijn Wij alleen, in het dagelijksch leven en in verschillende omstandigheden, ontvangen onderscheidingen en schenken ze op onze beurt. Dat is niet alleen vrij van beden king; het is ook nuttig en noodig. Welnu, wat in het kleine geldt, mag ook toegepast worden in het groote. In het groote geldt dan ook, dat elko onderscheiding, op er kenning van verdionste berustende, dubbefe verplichtingen oplegt. De oude Bpreuk zegt. „noblesse obligo". Iets dergelijks mag men met het volste recht van den gedecoreerde zeggen. Zooals de adel, al heeft hij in web- telijken zin geen beteekenis, toch een zede lijke macht in den staat kan zijn, zoo kan het ook, om dat woord nu eens te gebruiken, de ridderschap. Beiden behooren als het ware tot do garde der burgerij, waarvan kracht kan uitgaan ten goede. Zoo meen en wij dan te hebben bewezen, dat de instelling, door art. 60 Grondwet be doeld, wel degelijk recht en reden van be- staan heeft en zeer goed een waardige on nuttige plaats in de rij onzer Staats- eü maatschappelijke instellingen kan innemen, L:iiüe?i, 14 September. Voor de benoeming van een onderwij zer en een 3de onderwijzeres in de hand- weiken aan de openbare lagere school der 3de klasse No. 7 iü verband met de uit breiding van het onderwijs aan deze school tot de tiende klasse, zijn de volgende voor drachten opgemaakt: Voor onderwijzer: lo. M. J. Priems, on derwijzer te Warn8veld; 2o. M. Frankhui zen, onderwijzer tc Naaldwijk; 3o. P. Jans sen, onderwijzer te Ederveen. Voor derde onderwijzeres in de handwer ken: lo. Mej. A. M. Kosters, 4do onderwij zeres in de handwerken aan de openbare school der 3de kl. No. 0; 2o. mej. J. v. d. Stel, 4de onderwijzeres in de handwerken aan de openbare school der 4de klasse No. 2; 3o. moj. J. G. D. van Gulik, 4de on derwijzeres in de handwerken aan de open bare School der 3de kl. No. 2. Naar aanleiding van het verzoek van den heer J. Clay, wegens benoeming tot leeraar aan de H. B.-8. to Delft, óm eer vol ontslag uit zijn betrekking van leeraai in de natuurkunde aan het Gymnasium alhier, en van de daaromtrent ingewon nen adviezen van het Ooilege van Curato ren en van den Inspecteur der Gymnasia, deelen B. en Ws. den gemeenteraad mede, dat ook naar hun meoning gunstig op het verzoelk kan worden besohikt. Zij geven derhalve in óverweging dit ontslag te doen ingaan op 1 Ootober a.8. B. en Ws. zeggen, dat hun praeadvies op het reeds door ons meegedeeld adres van het Dagelijksoh Bestuur van den AI- gemeenen Nederlandsehen Wielrijdersbond kan kort zijn. Adressant vraagt het onderhoud van den Rijnsburgerweg, voor zoover deze onder de gemeente Leiden gelegen is voor rekening dezer gemeente te nemen. "Welnu, de gemeente Leiden belast ziob reeds met het onderhoud van den Rijns-, burgerweg tot aan do brug over de Poel- wetering, alzoo van het gansche gedeelte van dien weg, dat tot Leiden territoir be hoort. Het verzoek is dus niet meer voor inwilliging vatbaar, aangezien hetgeen ge vraagd wordt, reeds verkregen is. Afgescheiden dus van het belang, dat on getwijfeld ook voor de gemeente Leiden aan de opheffing van den tol op den Rijns burgerweg verbonden is, kan zeggen B. en Ws. Leiden toch onmogelijk op de door adressant aangegeven wijze meewer ken om tot die opheffing te geraken. B. en Ws. geven don gemeenteraad alzoo in overweging hen te machtigen hiervan aan adressant mededeoling te doen. Door het Dagelijksch bestuur van den A. N. W.-B., Toeristenbond voor Neder land is echter reeds heden, naar we verne men, op grond van een minder juiste weer geving van het verzoek van den Bond in zijn adres van 11 dezer, opnieuw een adres aan de Gemeenteraden van Leiden en (!>egstgeest in zake het onderhoud van den Rijnsburgerweg verzonden. De heer M. S. van Geldesren heeft den wensch te kennen gegeven het door hem gehuurde perceel Yrouwekerksteeg No. 10, na expiratie van do loopende huur op 31 Januari 1908, weder, on thans voor vijf ja ren, van de gemeente te mogen huren. Bij B. en Ws. bestaat tegen inwilliging van dat verzoek geen bezwaar. Do huur prijs mag voldoende worden geacht cn do gemeente heeft krachtens de geldende bes paringen steeds het recht de huur ook tus- schentijds te doen eindigen, wanneer zij zelve over het verhuurde perceel mocht wensehen te beschikken. Daarom geven B. en Ws. den Raad in overweging, genoemd perceel met ingang van 1 Februari 1908, voor den tijd van 5 jaren aan adressant te verhuren, tegen een huurprijs van 78 per jaar en ook overl- .gons onder die bestaande (voorwaarden. De tweede der vacaintietentoonstellin- gen in 's Rijks Ethnographisch Museum alhier gehouden, is thkns afgeloopcn. Nu wordt gewerkt aan de inrichting van do derde cn laatste Tentoonstelling, voorwer pen van de eilanden Bali en Lombok en van Celebes bevattende. Wij zijn overtuigd dat deze Tentoonstelling in het bijzond-er de aandacht zal trekken van allen, die niet alleen belamg in de kennis van onze Öost, maar ook belang in de kennis der inlandscho kunst en kunstnijverheid stellen. Onder meer zal deze Tentoonstelling te zien geven de voorwerpen, verzameld doof don Schilder W. O. J. Nieuwenkamp, go- durende zijn laatste reis op Bali en die, herkomstig van de laatste krijgsverrichtin gen op Bali en Celebes, voor zoover die door de Regeering aan 's Rijks Ethnograr phisch Museum worden afgestaan. Vooral zijn die voorwerpen merkwaardig die als proeven dor inlandscho kunst op Bali kunnen worden aangemerkt, een kunst die op den ouden Hindoegodsdicnst is ge baseerd en die voor vele eeuwen over het grootste gedeelte van den Maleischen Ar chipel heerschende, voor den Islam aldaaf heeft moeten wijken en op Bali zijn laat- sten schuilhoek heeft gevonden. Beeldhouw werk van steen en hout, schilderwerk, goud- smidswork, enz. zijn in grooten getale ver tegenwoordigd en geven een hoogen dunk van de kunstvaardigheid dier inboorlingen. In de gisteravond gehouden vergaden ring van de afdceling Leiden en Omstre* ken der Hollandsche Maatschappij van Landbouw waxen tegenwoordia 11 leden. De Voorzitter, de heer J. H. Weyding, opende de vergadering, waarna de notulen der vorige bijeenkomst werden gelezen ca onveranderd goedgekeurd. Na medledoeling van enkele ingekomen stukken door den secretaris en eenige rae- dedeelingcn van den voorzitter, in zake het voorgenomen bezoek aan ,,de Haer" en een sorteermachine, bracht de beer Den Houter verslag uit omtrent het onderzoek van do rekening van den penningmeester; over 1908 en gaf hij in overweging haar goed te keuren met een saldo van 49.47 1/2 gld., waartoe met algemeene stemmen werd besloten. Nadat de Voorzitter eenige waardeeren* do woorden had gewijd aan het overledon bestuurslid, den heer J. A. Bos, dio steeds den meesten ijver heeft aan den dag gelegd werd overgegaan tot stemming ter benoe ming van een bestuurslid. Bij opening dor briefjes bleek, Üat stemmen waren uitgebracht op den heet Ramp, terwijl de heeren Bakker, Ramakof en Lijst ieder 1 stem verkregen, zoodat dé heer Ramp is benoemd. De heer Ramp verklaarde de benoeming aan te nemen, waarna hij door den Voorz. werd gclukgewenschb. Tot afgevaardigde naar de algomeene vergadering te 's-Gravenhage werd ben noemd de heer P. J. Ramaker, tot diens plaatsvervanger do heer Den Houter, die bereid waren deze benoeming aan to my men. Vervolgens deelde de Voorz. den heer B. van Dorsten mede dat hij gaarne dezé gelegenheid aangreep hem medenamen s de vergadering dank te betuigen voor de bo* zoeken aan de verschillende bijeenkomsten, in zake kaas-eontröle-stations, die hij als afgvaardigde der afdeeling bijwoonde eii hiervoor geen vergoeding voor reiskostent enz., wenschte. vTcn slotte werd voorlezing gedaan vatf den bosohrijvingsbref voor de algem. ver gadering, benevens van eenige naar aanlciy ding hiervan ingekomen circulaires. Ni eenige bespreking werden den afgevaardig de enkele aanwijzingen gegeven. Do vergadering werd hierop door derï Voorzitter gesloten, onder dankzegging aan de leden voo-r hun tegenwoordigheid. Op het Nationaal Congres vjoor af* sohaffing van den bókkcrsnachtarbeid zal inn P. J. M. Aalberso niet inleiden het onderwerp „Afschaffing van deó nachtarbeid en het sociale leven." Door hem zal evenwel worden behandeld: „De Staat en do Nachtarbeid." Het gouden feest van notaris Rijshou' wer wordt niet gevierd 15 September of 25 Ootober, abusief vermeld, maar 25 Sep* tember a.s. Beroepen is bij de Ned.-Herv. Gem. tq Made c. a. (N.-Br.) de heer J. Ph. Egging cand. te Leiden. Z. D. H. de Bisschop van Haarlem! heeft benoemd tot kapelaan te Rotterdam, H. Antonius van Padua, den weleerw./ pater M. R. Schoenmaeckers en tot ka/-1 pelaan te Haarlem, H. Antonius van Pa dua, de wcleeriw. paters C. H. M. Ca/* rainada en C. J. Van der Valk, beiden uit het klooster te Woerden. 75) Johann had het hoofd onder deze woor den opgeheven; onafge.wend hield hij zijn matten blik op Anna's gelaat gericht, en de uitdrukking van zijn gezicht deed den ken aan die van een dier, waar dit aan dachtig de ooren spitst. „Hij vertelde mij de geschiedenis woord yoor woord, zonder mij iets van de bitter aarde bijzonderheden te besparen. Hij, die Zelf zoo rechtschapen van aard is, kon geen verontschuldiging, geen verzachtende omstandigheid aannemen, geen enkele, biet de geringste zelfs. Hij Zeide, dat zulk een .yrouw voor haar leven gebrand merkt is; gebrandmerkt, Johann. Zeg dit woord eens langzaam bij jezelf na." Johann klemde de lippen opeen. „Hadfc je hem lief?" herhaalde hij. „Of ik hem liefhad? Met geheel mijn hart, met geheel mijn ziel had ik hem lief. Elk woord, dat hij sprak, ging mij door merg en been, doorsneed mij de ziel al's een vlijmend «waard. Ik kan mezelf nog niet begrijpen hoe ik dien vreeselijkon avond te boven ben gekomen." Bij haar eerste woorden had Johann zich een j>$ar schreden van haar verwij derd; ondeiThet voortspreken was hij weer dichter op haar toegetreden, vaag vóór zich heen starend, Johann boog het hoofd en hief het even daarna weer op. Zijn gelaat droeg een eigen aar dige_ uitdrukking; de vage, verbaasde blik had plaats gemaakt voor een blik vol teeder doorzicht; zijn oog-en stonden diep bedroefd, doch zijn lippen beefden niet Langer. x „Je hebt mij toch nog, Anna", zeide Hij. Anna hield het gelaat in de handen ver borgen een kort, eenigszins zenuwachtig lachje kwam haar over de lippen. „Arme Johann", zeide zij binnensmonds en zonder op te zien. Een pijnlijke trek overtoog Johanns go- laat. „Zou je het naar vinden een klein poosje alleen to blijven?" vroeg hij. „Ia wou graag eens even een luchtje gaau soheppen. In geen vijf dagen heb ik een voet buiten de deur gehad." Met een blik, die duidelijk zeide hoe rampzalig zij zich gevoelde, zag zij naar hem op. „Het spreekt immers vanzelf, dat ik dat best vind; maar ik zou je heel dankbaar zijn, wanneer jo niet langer uitbleef dan noodig is." Haar brik gleed naar het bod, doch het duurde niet lang, of zij Tiet het hoofd weer in de handen zinken. Hij volgde de richting van haar blik. „Neen," zeide hij peinzend; „niet langer dan noodig is." Toen volgde er een stilte, een stilte, die zoo lang aanhield, dat Anna eindelijk op keek. Haastig zag zij om zich heen en even haastig stond zij van de vensterbank op. Do V'mer was ledig; Johann had zich verwijderd. XLIV. Het was over achten; Srode sohreed op en neer in zijn zitkamer. De ramen waren ope»n, doch de gordijnen neergelaten; de kleine ronde tafel stond voor het middag- maal gedekt en het licht van de staande lamp naast do schrijftafel werd door eën zachtgcti uto kap beschaduwd. Alles in het vertrek droeg den stempel van comfort en gezelligheid en de eenige dissonant in deze omgeving "van harmonie was de be woner zelf. Hij was goed en met zorg gekleed; maar do lange, aanhoudende span ning, waarin hij verkeerde, had hem ook uiterlijk zeer. aangegrepen. De meest op pervlakkige waarnemer zelfs zou door de verandering in Strodes uiterlijk getroffen zijn geworden. Met de handen losjes over den rug ge kruist, liep hij het verfirek op en neer; het hoofd, dat hij zoo rechtop placht te houden liet bij thans eenigermate hangon; diepe moedeloosheid, om niet te zeggen wanhoop, stond op zijn gelaat to lezen. Zoowat een vier uren geleden had hij zijn laatste kaa'rt uitgespeeLd. fc-n had hij «verloren: zonder eenige verdere redmiddelen stond hij thans tegenover het Lot. Met haastige sohreden zette hij zijn wan deling door het vertrek voort, gelijk iemand, die zichzelf wil overloopen. Een® gleed, door zijn haastige bewegingen, het avondblad van zijn schrijftafel af op den grond en' stootte hij het met zijn voet op zijde; even daarna kwam hij echter tot andere gedachten en raapte hij het van den grofad op, waarna hij het gladstreek ón er mede op het lamplicht toetrad. Hior ging hij, met een strakke uitdrukking op zijn gelaat, nauwkeurig al de laatste pieuwsberichten na, de ongevallende aan het licht gekomen bijzonderheden op aller lei gebied, cjê doodberiohten, zelfmoorden, enz. Snel doorliep hij dit allee, en toen hij er mede gedaan had, trok de van diepe afmatting getuig-cade rimpel even van zijn voorhoofd weg; met een zucht van ver lichting legde hij de courant ter zijde, om zijn wandeling door de kamer weer te her vatten. Twee-maal schreed hij het vertrek op en neer; toen bleef hij bij do schrijffcaiel staan, nam er met oen plotselinge bewe ging voor plaats en haalde den inktkoker naar zich toe. Hij zette zich echter niet terstond aan het werkin do stemming, waarin hij verkeer1^, leidde het minste geluid hem af, en hij had aan de voordeur houren schellen. Even luisterde hij, maar alras haalde hij de schouders op en greep naar zijn pon. Maar het schrijven wilde niet vlotten.. Hij begon den aanhef van een brief en hield toen weer ophij was er zeker van, dat hij iemand de trap hoorde opkomen. Een wrevelig lachje speelde hem om de lippen. Er kwamen immers zoo vaak menschen do trap opwat maakte dit voor hem uit? En weer speelde hetzelfde wrevelige glimlachje hem om de lippen. Opeens wierp hij echter de pen ter zijde en stond ophet geluid der voetstappen had voor zijn deur opgehouden. Stijf opgericht luisterde hij. Ér werd aan zijn deur geklopt; in zijn overspannen ge hoor was het als tikte iemand schuchter tegen het paneel. „Binnen 1" riep hij. Er verliepen eenige seconden alvorens do deur geopend werd, toon was het nog maar op een kier cn vertoonde zich een gelaat in de opening. Het was een verwrongen en bleek gelaat, waarvan do oogen onnatutfr- lijk groot leken. Strode wilde vooruittreden, wilde iets léggen, maar Hij bleef zwijgend staan waar hij stond. Hij wist eigenlijk niqfc wat hij verwachtte; hij wist eigenlijk niet of do opgewondenheid, die elke snaar in zijn gemoed deed trillen uit hoop of vrees voortkwam; hij besefte alleen, dat dit gevoetj van opgewondenheid hom opeens bezieldó en een groot contrast vormde met de doffe machtelooze stemming, waarin hij geduren de do laatste week verkeerd had. Met eed schielijke beweging keerde hij zich naar don' haard en nam een pijp van het pijpenrekje^' dat boven den schoorsteen hiüg. Voetje voor voetje trad Johann het veiy trek binnen. Hij was weer geheel het stum perachtige wezen, zooals Strode hem altijd gekiend had: in zichzelf gekeerd, gedwee^ uiterlijk onbeduidend, innerlijk vol diep gevoel. Strode haalde de tabaksdoos naar ziob* toe en begon zrijn pijp te stoppen. Hij wist, nauwelijks wat hij deed en was er in hef minst niet met zijn gedachten bijdoch ceb man v!an zijn gemoedsgesteldheid mO|ét>~ noodwendig op zulke oogenbli'kken iet* hebben, waarmee hij zijn handen kan bezig-' houden. Johann trad naderbij en bleef bij de ta* fel staan; do geelachtige weerschijn vai( het lamplicht viel ten volle op zijn gclaa* en deed al het onaantrekkelijke zijne* magere lijnen uitkomen. Strode streek een lucifer af en hield diei* brandende in de hoogte. „Wel?" zeide hi£ bedaard. „Wel is er wat nieuws?" Johann trachtte zich te vermannen éiC bewoog fenuwachtig zijn tong hoen en weet* (Wordt vervolgd)*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 1