fieileHand en de Oorlog.
17255
Zaterdag 27 Mei.
.££er®te Blad. fr>t 1916.
Brieven van een Leidenaar.
Persoverzicht.
FEUILLETON.
De Vergissing van Vivien Eady.
IDSCH
DAGBLAD
DLXXIII.
Het is voor iemand, die het consigne,
lieeffc streng ïneutraal te zijn, ieen niet ge
heel ongevaarlijk ondernemen over onder-
vijs, voornamelijk over lager onder-
vijs te schrijven, al zijn de scherpste
kanten vermoedelijk door het veelvuldig ge
bruik, al van den schoolstrijd afgesleten
en als ina korteren of langeren tgd liet ideaal
van de veel besproken bevredigingscommis-
gio .•werkelijkheid wordt, zal men het woord
in den onaangenamen zin, die het nu al een,
vijftig jaar en langer heeft» misschien uit de
woordenboeken kunnen schrappen. Wat stel
lig in liet belang zal zijn van het onderwijs
en yan het kind, dat het onderwijs ontvangt-
Wanneer ik' .vandaag ook iets over onder
wijs, school en schoolgebouwen yenscih te
zeggen, aal dit gaan buiten den schoolstrijd]
om en aelfs de meest achterdochtige, ge
woon om tusschen de regels te lezen? zal,
hoop ik, moeten erkennen, dat er van partij
kiezen noch ter rechter- noch ter, linker^
zijde sprake (is.
Daar is jsinds de mobilisatie, heel wat
geklaagd over het inbeslagnemen van de
meeste lagere scholen voor militaire doelein
den in deze stad, waardoor de schoolgaande;
kinderen geheel of gedeeltelijk van geregeld
onderwijs werden Verstoken. Toen de mobi
lisatie juist ,in den vacantietijd begon, had
niemand kunnen denken, dat het zoo lang
duren zou .en het gemeentebestuur hadjjjeen
bezwaar om de militairen tijdelijk in de
schoolgebouwen onderdak te 'geven, al had
mogelijk verzet daartegen, toch niets gebaat.
Toen het wat lang duurde, en de daardoor
veroorzaakte gedwongen vacantie: eveneens,
kwamen de klachten op en het gemeentebe
stuur, in het bijzonder B. en W-, werden
met verwijten overstelpt Ten onrechte, zoo
als later is gebleken. Men heeft zijn best
gedaan de scholen ontruimd te krrjgen en
Voor zoover dit niet mocht gelukken, is
getracht andere lokaliteiten voor het onder
wijs beschikbaar te stellen. Besturen van
Christelijke scholen hebben, voor zoover dit
eenigsans overeen ,te brengen was met het
belang van het eigen onderwijs, hun gebou
wen afgestaan en zoo is men, zich behel
pend, den tijd doorgekomen.
Er is nu echter een zeer eigenaardige
tegenstelling opgeworpen, •waarover ik' een
ander meende te moeten zeggen. De aan-
.fozigheid van militairen, is voor de stad on
voornamelijk voor verschillende groepen ne
ringdoenden voordeelig, ]en nu heeft men
het willen doen voorkomen, dat de menschen,
Üie er op aandrongen, dat de schoolgebou
wen aan haar eigenlijke bestemming werden
teruggegeven, daarmede ageerden tegen het
belang der neringdoende burgerij in. Toen
in het begin van Mei het bericht de ronde;
deed, dat een troepenverplaatsing op vrij
groote schaal op til Was, heb ik het meer
malen gehoord: „nu krijgen de onderwijs-
vrienden- hun zin, het gemeentebelang is,
dank zij hun drijven, ernstig geschaad; de
lieve kindertjes mogen naar school gaan
W over eenige weken weer een lange va
cantie te jkrijgen en de; scholen Weder zul-
q leeg staan."
Deze en dergelijke uitdrukkingen, weiy
dva dan geuit op een toon, waaruit dnidet-
lijk bleek, dat men het beter achtte, dat de
bcholen kazernes bleven.
Zelfs in den Gemeenteraad werden zin-
klingen van dien aard gehoord. Mij dunkt,
t het echter van een schromelijk misver
stand getuigt. De langdurige mobilisatie is
.vgor ons land een ramp, al is ze natuurlijk
lang niet zoo ernstig als een mogelijke oor
log. Nu ischter de' militairen toch in dienst?
zijn, kuimen ,we om het voordeel verheugd
wezen, dat .onze gemeente er ook' iets van
profiteert, doch dat mag niet zoo ver gaan
om te iWenschen, dat daarvoor de scholen
maar moeten gesloten blijven voor de school-
bevolking. Men mag dit noodgedrongen aan
vaarden als een van boven opgelegaen last,
nooit mag men zich daarin verblijden, omdat
een toevallig gevolg er van is, dat er meer,
in de .gemeente wordt verdiend^ dan anders
het geval zou zijn.
De schoolgebouwen zijn bestemd voor het
onderwijs en de vrienden van ontwikkelend
en vormend onderwijs hebben volkomen het
recht te ijveren dat zij aan die bestemming
blijven beantwoorden. Men kan de waarde
van het onderwijs in het algemeen niet om
zetten in klinkende munt, zooals een siga
renwinkelier den verkoop van sigaren, de
caféhouder van een borrel, doch het zou van
gebrek aan inzicht getuigen, als men durfde
beweren dat het er niet op aankomt of een
kind geregeld gezet onderwijs ontvangt of
niet.
Alleen wanneer men zich op het stand
punt plaatst van den man waarvan de bur
gemeester zich in de laatste raadsvergade
ring tot tolk maakte en meent, dat de wijze
Waarop in den mobilisatietijd de schooltij
den waren geregeld geen schade aan het
onderwijs berokkende dan kan men zeggen
geef een <3eel dier scholen maar gerust een
andere bestemming. De man die den burge
meester het had gezegd, wat nog wel een
vriend van goed onderwijs, heette het. Best
mogelijk, zou ik zeggen, maar de man zal
or dan weinig verstand van hebben en hij
zal het totaal vergeten zijn, hoe een kinder
ziel functionneert.
Onze burgomeester heeft zijn eigen oor
deel niet uitgesproken, als hij het onver
hoopt met dezen schoolman eens zou zijn,
dan zal hij tegelijk moeten erkennen, dat ons
gemeentebestuur bij de oprichting van do
scholen het doel schromelijk is voorbij ge
streefd. Wij hadden dan nooit zooveel scho
len moeten hebben. Maar deze onderwijs
man zak, geloof ik, wel vrij wel alleen staan
onder lien, die iets van onderwijs en opvoe
ding weten tot welke richting zij overigens
ten opzichte van het onderwijs ook mogen
behooren,,
Korte schooluren, kleine klassen, uitne
mende leermiddelen #n goede leerkrachten,
ziedaar wat wo ooodig hebben voor goed
ontwikkelend en vormend onderwijs. En
daarbij hooren doelmatig ingerichte school
gebouwen zonder weelde en praal.
Zooalo het rijks en gemeentelijk school
toezicht het tegenwoordig gelukkig eischfc,
voorgelicht door paedagogen die het kind
hebben bestudeerd. In de eerste tien jaren
van de 20ste eeuw is er om strijd getuigd
dat wij leefden in de eeuw van het kina. Af
gaande op veler oordeel over onze scholen
en dezen mobilisatietijd zou men het niet
zeggen. Als straks echter de stem der rede
weder gehoord wordt boven wapengekletter
hier en kanongebulder ginds, zal het inzicht
wel weer verhelderen en wij zullen meer dan
ooit gevoelen de behoefte om de jeugd van
thans voor te bereiden tot intens leven en
krachtig werken, om te kunnen herbouwen,
wat dit geslacht in arren moede neergesla.-
gen hoeft verwoest.
Een Remomstnan tsch predikant
hoogkeraiar te Leidien. „DE
STANDAARD" wijst er in een driestar op,
dat van meer dan één kant Bdnnenlan<3sohe
Zaken hard ia gevaillen over de benoeming
van een Remonstra® tsch predikant tot
hoogleeraar in de Godgeleerde faculteit te
Leiden.
„En te meer trok die opzienbarende be
noeming de aandacht, omdat, naar luid
courantenbericht, deze Minister zijn zeven
tigjarig gedenkfeest te 'a-Gra/venhage in
de Remonstrantsohe Kerk had gevierd, en
bij die gelegenheid door -n Remonstra®tsch
prediker op een eenigszdns luidruchtige wij-
zé, gelijk dit voorheen nooit of nimmer bij
ecnig ander Staatsman geschied was, open
lijk in de kerk was gehuldigd.
Maar bovenal achtte men de laffe partij
digheid te moeten wraken, waarmede men
van Hervormde zijde de benoeming vah
prof. Noordtzij, te Utrecht, gepersiöücerd
had, indien men dit kettersch bedrijf verge
leek met wat men van Hervormde zijde dit
maal, schier zonder te morren of te mok
ken, slikte.
Tegen deze tentoonstelling van "het onge
lijke bedrijf ia dan ook niéts in te bren
gen. Er spreekt zioh toch overduidelijk het
droef bestaan in uit, dat men alles, zelfs
een Remonstrant, niet slechts velen en dul
den kan, maar zelfs inhaalt, en dbt de die
pe afkeer zich ten slotte altoos 'eenigilijk
tegen de naneven van de mannen van
Dordt richt.
Toch mag één ding hierbij niet uit het
oog verloren, <eh <|a,t is, dat naam en we
zen hier twee zijn.
Bij de Remonstrantsche Kerk toch heb
ben mch de laatste jaren tal van modernen
aamgesloten, die het in dé Hervormde Kerk
te kwaad kregen, of ook opzagen tegen de
betaling van het hoofdgeld.
Het klinkt haast ongelooflijk, en toch is
het zoo, dat het Remonstrants oho Genoot
schap sinds 1869 met niet minder dan 400
percent in aantal leden toenam.
Sprak zich nu hierin uit, dat deze aan
was voor de Arminianen koos tegenover de
oontrarRemonstranten
In 't minst niet.
In de dage® van Episoopius en Arminius
zou men al deze nieuwe lodJen ter deuro
hebben uitgezet.
Wilde men er een parodie van maken,
zoo kon men zelfs zeggen, dat het vooral de
Remonstrantsohe Kerk is, die thans het
pelagianisme verloochent.
De meeste®; van die nieuwaangekemen
heeren toch zijn Deterministen, die eer nog
verder gaan dam Dordt in hun verzet te-
ge® den Vrijen Wil.
Ze zweren bij de statistiek, die huns in
ziens het Determinisme onloochenbaar be
vestigt."
Eie® burger-minister van Oor
log. „Bij mij is reeds sinds vele jaren
de overtuiging gevestigd, en toch zeker ook
bij anderen, dat om uit het moeras te ko
men en ons defensiewezen deugdelijk in or
de te krijgen, het noodig is, dat een burger
minister van landsverdediging Wordt.
Er moet getracht worden tijdig onze
landsverdediging deugdelijk in orde te
Inrijgen. Dit kan gesohiecle® als een burger,
een hoogstaande persoonlijkheid met ge
zond) verstand, aan het hoofd dér defensie-
zaken kwam.
Zulk een burger-minister van landsver
dediging voelt ach uit den aard der zaak
geheel vrij van legertradïtócnhij staat
daarenboven geheel anders tegenover liet
offi'oierskorps, waarin hdj geen kameraden
en tijdgenoot©® aantreft, zooals wel het ge
val is met den militaire® minister, die ja
renlang tot dat korps heeft behoord, en
voor wie® elke al of niet bevordering in do
hoogere rangen een pijnlijke gewetenszaak
kan worden.
Do burger-minister van landsverdediging
staat ook tot do volksvertegenwoordiging
in een gansoh andere verhouding dan een
hoofd- of opperoffreier, minister van oor
log. Het wederkcerige wantrouwen zal veel
eerder verdwijnen, terwijl het nu bestaat
Uit het EngelsoK van Charles Harriott.
(Nadruk Verboden),
33) i
„Kunt gij het gemakkelijk doen? Als ge
iets, wat ge doet, heel akelig vindt, is het
bijna zeker, dat ge het verkeerd doet.
'Maar dat geldt ook voor andere dingen
dun tuinieren, nietwaar
Ia het Louvre, voor de voorwerpen, die
haa-r aanstaande bijzonder bewonderde,
werd het haar opeens duidelijk, dat dé ge
voelens, die zij zoo gewantrouwd had, alle
goed waren. Door haar verstand' was zij
°P eon dwaalspoor gebracht, en door haar
verstand en onder een indruk van schóón-
beid, werd zij weer zichzelve.
Zij stonden boven aan de groote, wit
Marmeren trap tusschen de „Victoria van
Sa mo bh race'"' en de fresco's van Botticelli.
Selv/y.n had allerlei dingen er van verteld'
eP was met mevrouw Eeady in d'e Galerie
d Apollon gegaan. Vivien bleef achter, en
toen zij van de wegvluchtende figuur met
de breode vleugels keek naar Giovanna
ornabuoni, zoo kalm in oneindige ontroe-
ring, begreep zij plotseling, dat zij, ondanks
de eeuwen, die tusschen hen, en van hen
het heden lagen, zij, dé drukte van
e straathoeken, de wilde ren der paarden
de Adrian-rennen, Stotfc's trots in zijn
°0V(h en Hugo's vreugde over een goede
^ar'gst', alle verschillende uitdrukkingen
'ten p® dezelfde levensvreugde. Er be
stond geen vijandschap, geen verdeeldheid
tusschen een dezer dingen, en alles, wat de
eenheid in het leven bedierf door een deel
der ménschelijke natuur boven het andere
te stellen, was verkeerd en zou eeuwig
verkeerd blijven.
Selwyn kwam terug om haar te zoeken.
Zij volgde hem door de lange galerijen in
een soort verdéoving. Zij was uitgeput door
opwinding, en het gladde parket maakte,
da-t haar enkels pijn dedén. Schilderijen,
die zij reeds lang door reproducties kende,
kregen een nieuwe befceekenis voor haar.
Tifciaan's „Man met een handschoen
scheen ernstig te zeggen„Je hebt het dus
eindelijk gevonden?" en Mona Lisa knikte
schalks: „Ik weet 't, ik weet 't".
Als uit de verte kwam Selwyn's stem
met afgezaagde opmerkingen, de laatste
uitspraken van den kenner over deze of
die schilderij. Even dwaze opmerkingen als
mevrouw Marlow's: „Ik geloof niet, dat
zij een dame kan geweest zijn"'
„Ja, dat is echt. Om Rubens zal je niet
veed geven, maar de Van Dijck's moeten we
zien. En in een der kleine zalen hangt een
Frans Hals, die opvoedend1 werkt. Alles
praatjes; boter en eieren en een pond
Vivien voelde, dat zij zenuwachtig werd
Zij had willen schreeuwen. Als ze maar
alleen gelaten werd met de schilderijen, die
zij begreep! Zij kreeg medelijden met Sel
wyn en met zichzelve. Waarom wilde hij
niet begrijpen Hij was zoo goed, zoo vrien
delijk, zoo fijn zelfs in zijn gebreken. Hoe
zij ook over hem dacht, zij moest eerbied
voor hem hebben. Ja, wat er ook gebeurde,
dé eerbied bleef.
„Ja, ja, dat is mooi", antwoordde zij
werktuiglijk, toen haar moeder haar bleek
gezicht zag.
„Maar, Vivien, je bent doodmoe"zei zij.
Vivien ging op een der rood-fluweelen
banken zitten en begon te huilen. Selwyn
was onmiddellijk naast haar met berouw
volle verontschuldigingen
„Hoe dom en onnadenkend van me, lieve"!
Ik had het moeten zien. Wij hebben te
veel op één dag gedaan".
Mevrouw Eady was practischer
„Laton wij bij Colombin thee gaan drin
ken", zei z|j.
HOOFDSTUK XX.
Zij reden langs de overvolle arcades van
de Rue de Rivoli, en de zijstraat in naar
Colombin. Eerst scheen zij geen tafel te
zullen vinden. Heb lokaal was vol dames,
.vooral Amerikaansoke.
,.lk heb mama gezegd', zich geheel in
fee wrijven met een of ander, en 's nachts
flanel op haar borst te leggen. Zeg, wat
ziet dat meisje er slecht uitl" klonk hun
aan de deur te gemoet.
Vivien was kalmer geworden, én- ver
langde hard naar een kop thee. Het gegons
van stemmen, het scherpe Amerikaanscho
dialect, dat zich vermengd© met de zachte
stemmen der kellnerinnen, en het geklet
ter van kopjes, hinderde haar. De menschen
keken hen nieuwsgierig aan, toen zij
'trachtten zich een weg te banen tusschen
de volle tafeltjes.
Een knap, jong Fransohman, met een
lintje in zijn knoopsgat, keok belangstel
lend naar Vivien, on van haar naar Har
en blijft bestaan, al wil men het ook ontken
nen".
Deze woorden staan te lezen dn de „VRA
GEN DES TIJDS" van November 1908,
zegt „DE TELEGRA A F'en dit dagblad
vervolgt
Dus zeker neergeschreven door een of
ander radioaal, misschien wel een burger-
politicus, die wel eens wildé probeeren of
men hem hoogstaand genoeg zou achten
voor de vervulling van het hoogo en moei
lijke ambt.
Integendeel. Ze zijn van de hand van oen
militair, en wel van een, aan wiens be
voegdheid niemand zal twijfelen. Van een
der bekwaamste militaire publicisten,
wiens stem wij thans noode ontberen. Ze
zijn neergeschreven door niemand minder
dan generaal A. L. W. Seyffardt.
De relletjes op de vi oo t.
Naar aanleiding der rel'etjes op de vloot
in Indië schrijft kapelaan Goulmy in „DE
MAASBODE" een artikel, waarin hij tot
de volgende conclusie komt:
Hoe de zaak ook staat, zeker is het, dat
1. Op een vloot, evengoed' als in een
leger, vakvoreenigingen niet thuisbehoo-
ren.
2. Aan het Departement van Marine
spoedig een persoonlijkheid diene' op te
treden, die het militair gezag in zijn volle
omvang herstelt en aan vakbonden de gele
genheid ontneemt, om hetzelve af te breken
e® te ondermijnen. Beter géén vloot dan
een vloot zonder gezag en discipline.
3. Van oen Kabinet-Gort* van der Lin
den, hetwelk 15 socialisten in de Tweede
Kamer naar de oogen te zien heeft, in de
ze niets, te verwachten en -niets kan ver
wacht worden, maar aller oogen zich rich
ten naar mannen als een Colijn. Denkt
daarom bij de aanstaande Statenverkiezin
gen-
•1 Het diep droevig is, zulke zaken te
vernemen op een oogenblik, waarop het
•vraagstuk eener mildti cumarine zich meer
en meer naar voren dringt en derhalve ve
le ouders misschien hun zonen aan onze
marine, zullen moeten afstaan.
5. Het tijd is en meer dan tijd, die mar
rdneaangelegenheden ernstig onder de
Oogen te zien.
1) uitschers over de Grens.
De Duitsche militairen, die in het nabu
rige Belgische dorp Kessenich zijn inge
kwartierd, zijn blijkbaar goed op de hoogte
van het feit, dat te Thorn geen grenswacht
meer ligt en dat de uitgestrekte grens dus
uitsluitend bewaakt moet worden door en
kele rijksambtenaren en hulpkommiezen,
schrijft de „Tel.".
Zg drijven de brutaliteit thans zoover, dat
zij herhaaldelijk naar Thorn komen, obk
in uniform, om te trachten hier verschillende
artikelen in te koopen.
Zoo verschenen 1.1. Vrijdag tegen 7 uur
's avonds twee Duitsche militairen, die pro
beerden zeep, enz. te koopen, doch hierin
niet slaagden. Alleen tabak, sigaren en jene
ver werden hun verstrekt, waarmede zij on
gehinderd konden vertrekken. Zondag "j.l.
waren wederom tw.ee Duitschers te Thorn,
'die ongehinderd ko'nden weggaan.
Woensdagmiddag werd echter een Duit-
soher, in uniform, die kalm het dorp kwant
binnenwandelen, door de militairen aange
houden naar het wachtlokaal overge
bracht, waar hg door den aldaar aanwe
zigen luitenant ondervraagd werd.
pur. Hij keerde zioh licht (schouderophalend
of. Het leek wel of hij het begreep.
Zij gingen in een verdere zaal. Daar zat
mevrouw Hyde met haar rug tegen den
muur; haar lichte oogen dwaalden door do
menigte.
„Zoo, is u daar eindelijk l" zei zij, Vivien
scherp aanziende. „Waarom hebt u niet
gOGchreven.Ik had Parijs kunnen verlaten
zonder u gezien te hebben. Komt u hier
zitten ik geloof, dai er niets anders over
blijft.
Zij maakte plaats voor hen aan haar ta
fel. Harpur keek verlegen, maar or was
niets aan te doen! Van alle meiïscben, die
hij kende, was de scherp ziende, oude too-
neelj:ehrijfster waarschijnlijk degene, die
liij het minsto wensente te zien.
„Het is uitstekende taee", zei zij tot
mevrouw Eady. „ik moet te weten zieii te
komen, waar zij die vandaan hebben, St,
st, hier, juffrouw, thee. Ofschoon", voegde
zij or bij, tot Vivien gewend, „u er uitziet,
alsof Wlnsky-socla beter voor u zou zijn.
Wat? To veel schilderijen? O ja", knikte
zij, „mijnheer Harpur had beter moeten
weten."
Do thee en de menschen brachten Vi
vien's zenuwen weer in orde. Zij had het
gevoel, alsof mevrouw Hyde haar holpen
kon, en zij zat weldra opgewekt te praten
over hetgeen zij gezien had.
„O, dat is waar", zei mevrouw Hyde
plotseling, „heeft; u 't genoord van den
armen, kleinen Hugo Stott?"
Selwyn wierp een snellen,- onrustigen
blik op Vivien.
„Wat is er?" vroeg zij, wat verbieekend.
„Hij is heel ziek" zed mevrouw Hyde.
„Hé, dat is jammer I" zeiden aKlé driö
tegelijk.
Na dit onderzoek werd de Duitscher ondei;
groote belangstelling van het publiek, door
een sergeant naar de grens teruggeleid.
Op een vraag van een der voor het wacht
lokaal aanwezige toeschouwers tot den Duit
scher gericht: „Gelien Sie jetzt sohon nacb
Kessenich zuriick?" antwoordde deze luid'.
„Nein, ich muss erst noch Sohnaps habon.*<
Engelsche Maatregelen.
Het laatste bericht over de door Enge
land genomen maatregelen vindt nogmaala
bestrijding. Beriep het Haagsche Corres
pond© nti ©bureau zdeh op één enkele ree
derij, de „Tel." hoeft nogmaals bij ee® paar
groote werven geïnformeerd.
Do Maatschappij „De Schelde" verklaar
de, evenals een andere groote werf en even
als de Ned. Soheepsbauw Maatschappij dat
reeds gedaan had', dat haar van een derge
lijke® door Engeland te nemen maatregel
niet -het minste bekend was.
Ongetwijfeld zijn de werven het meest be
langhebbend en dezen zou stellig iets
kend moeten zijn, wanneer er werkelijk be
palingen waren gemaakt om den sobeepd-
bouw te belemmeren.
Alweer verdwenen.
Naast „Do Toekomst" was een ander
pro-Duitsoh blad opgericht, een half-maan-
delijksoh blad, „Lente"- genaamd. De neu
trale titel heeft het tijdschrift niet kunnen
baten, want na twee nummers is de uitga
ve gestaakt.
Chilisalpeter enz.
De Kunstmestcommissie maakt bekend,
dat verdere verstrekking van chilisalpeter
na aflevering der met de stoomschep en
„Andijk" en „Riouw" naar Nederland on
derweg zijnde en reecET in Engeland aange
komen ladingen zal worden gestaaktdat
iedere besteller in Nederland dan 90 pCt,
der door hem voor de voorjaarslevering
bestelde hoeveelheid dezer meststof zal heb-
bon ontvangen; dat hiermede de verstrek
king van kunstmeststoffen, op kaarten be
steld in het jaar 1915, in haar geheel als
afgeloopen moet worden beschouwd; dat in
verband daarmede binnenkort op nader aan
te geven wijze gelegenheid zal worden gege
ven tot het doen van nieuwe bestellingen
van superfosfaat, zwavelzuro ammoniak,
chilisalpeter en a-mmoniaksuper voor bemes
ting van den oogst 1916/1917.;
Mooie Winst.
Men schrijft aan het „ïïbld.'V:
„Toen voor eenige dagen de rage in het
opkoopen tegen alle prijzen van rundvee
vbor uitvoer naar Duitschland aan het woe
den was, werd er in de noordelijke provin
ciën veel vee opgekocht voor één firma te
Enschedé.
Wat de-runderen kostten, het deed er
niet toe, de firma had consent voor den
uitvoer van 5000 stuks van de door de Re-
geering toegestane 11000 stuks zoo wordt
nu meegedeeld.
Dat voorrecht was aan «de firma geschon
ken, wijl zij de regeering destijds de be
hulpzame hand geboden had voor den ver
koop van het overtollige vee uit de over
stroomde streken in Holland naar Duitsch
land.
En dat voorrecht gaf der firma een ca
deautje van 500.000. De 5000 koeien wer
den n.l. verkocht met ruim 100 winst
per stuk".
^Een vraag: Zou die -meneer aan het
Noord-Hollandsohe vee ook niet behoor
lijk hebben verdiend en daarmee zichzelf
ook ee® pleizier gedaan?
.,Lr is me eon brief van Humpliroy
Stott opgezonden, ging mevrouw Hyde
voort. Ik kan er'haast niet uit wijs wor
den. De anno kerel schijnt zijn noofd he©-
lemaal kwijt te zijn. Iemand hoeft don jon
gen verteld Maar natuurlijk weet u dat
niet."
Yivion zette haar kopje neer.
„Vertol onis alles, als 't u belieft., me
vrouw Hyde", zei zij kalm.
„Ooli, heb is nu. geen geheim meer"',
zei mevrouw IHyde, „omdat de jongen het
weef. Om te beginnen hij is niet de zoon
van Stott."
Ja, dat weet ik", zei Selwyn onvoor
zichtig, fyi zijn verlangen haar to doen
zwijgen. Om- hem recht te doen, moeten
wij zeggen, dat hij plan had net Virion
to zeggen, als zij aan hun hotel terug wa
ren maar hij geloofde niet, dat zij nu in
een geschikte toestand was, om eenng op
windend nieuws te hooren. De drie vrou
wen keken hem aan, en hij voélde, dat hij
een kleur kreeg.
„Ik wist 't niet zei Vivien eenvoudig,
en keerde haar gezicht van hem af. Zjj was
nu kalm genoog.
„Ik ook niet", zei mevrouw Lady.
„Ik wist het sedert jaren", zei mevrouw
Hyde. En zij vertelde hun de geschiede
nis.
„Ik had bijna alles verklapt den eersten
dag, dat ik u ontmoette", zei zo tot Vivien,
„maar Stott hield mij tegen. Ik heb na
tuurlijk al lang gevoeld, dat het dwaas
was van Humphrey Stott het den j" on gen
niet te zeggen, maar u weet hoe hij is. Ik
wilde het zelf doon, maar ik moent niet.
In den laatsten tijd was u*j bang, cn zoo-
als cle zaken geloopen zijn, schijnt het, dat
zijn vrees gerechtvaardigd is. Do zuster