Onthullingen van een Operette-ster.
was. ïk was het geheel en al vergeten en
toen ik op het dek stond en het voorbijva
rend schip toewuifde, meendo ik, dat hij
in het water was gevallen. Eerst dezen
morgen ontdelktc ik, dat ik al het lawaai
zonder aanleiding veroorzaakt heb. Hier is
de armband/'
Ik had nooit schoonere diamanten gezien.
,,Signora Roohita," zei de ik, ,,ik ben
er toch zeer mee in mijn sJiik, dat ge ge
dacht hebt, dat ge den armband hadt ver
loren. Het zoeken naar het kleinood heeft
mij geluk gebracht".
,,Gij zijt een brave kerel," zeide zij en'
betaalde, wat de espeditie had gekost.
Daarna vroeg zij:
„Zijt gij getrouwd?"
„Nog niet."
„Maar ge denkt toch aan trouwen?"-1
„Ja," antwoordde ik, „met iSana El-
roy
„Wacht," zeide zij. En zij haalde urt de
aangrenzende kamer een doosje, dat zij mij
overhandigde.
„Geef dit aan Sara Elroy," ging zij
voort, „en zeg haar, dat bij nooit moet
vergeten, dat zij een goeden man heeft ge
kregen".
Tobn Sa/na het doosje opende, gaf zij
een schreeuw van vreugde.
Het doosje bevatte namelijk een prach
tige diamanten speld. Ik, die den armband
van Signora Roohita had gezien, was er
minder verbaasd over.
„Ik heb niets noodig, 'dat mij er aan her
innert, dat gij goed en braaf zijt," beweer
de Sara later. „Ik zal maar meubelen koo-
pen voor, die speld."
Ik lachte en gaf haar gelijk.
Als ik thans met mijn vrouw samen in
ons gelukkig huisje zit en er aan denk, dat
alles: meubelen, tapijten, schilderijen,
aardewerk, glazen, linnen en al het andere
voor de opbrengst van de speld zijn ge
kocht, welke 'Signora Riodhita aan SlaraJ
ten geschenke heeft gegeven, clan krijg ik
diepen eerbied voor glinsterende voorwer
pen. En als ik dan den kant uitzie, waar
niijn broeder Jim zijn pijp zit te rooken,
even gelukkig als wij, dan kan ik de ge
dachte niet van mij afzetten, dat het toch
een/waar geluk is geweest,, dot db lhaa/i
gestorven is en niet ik.
Een der meest bekende Amerikaan sche
operette-zangeressen, die twintig jaar
lang de Yankee-harten in verrukking
(bnacht zoodra zij op het tooneel verscheen,
heeft zich, omdat zij door haar schuld-
eischers al te zeer werd lastig gevallen,
naar een kleine stad in Massachusetts te
ruggetrokken, waar zij in haar levenson
derhoud zal voorzien door kostuumnaaien.
De schulden van de diva bedroegen onge
veer 2500 gulden en zij was niet in staat
deze betrekkelijk kleine schuld to delgen.
Haan gebeele vermogen bedroeg ongeveer
600 gulden, waarvan 200 gulden voor haar
garderobe.
Men was eenvoudig stom van verbazing
over deze onthullingen. Waar waren de
wonderbare juweelen en paarlen van de
in de kostbaarste toiletten zoo dikwijls
bewonderde ster der komische opera ge
bleven.? En deze kostumes zouden niet
meer waarde hebben dan een 200 gulden?
Het was onbegrijpelijk. De vele verwij
tend-verwón derde vragen gaven aan de
eens verafgode aanleiding met een recht
vaardiging in den vorm van een couran
tenartikel te komen. In deze rechtvaardi
ging", die een interessanten blik doet wer
pen in het particuliere leven van een
transatlantische operette-ster, tracht de
'es-diva voor de geheele klasse, waartoe zij
behoort, een lans te breken. Zij schrijft:
Vroeger needs, toen mij de onder het pu
bliek verspreide overdreven geruchten
over möjn salarissen ter ooren kwamen,
zou ik de lichtgeloovigen het liefst uit
hun waan geholpen hebben. Maar daar ik
langen tijd behalve een vast salaris ook nog
tantièmes kreeg, was het in mijn eigen
belang, de menschen in het geloof te laten,
dat ilk over een vorstelijk inkomen beschik
te. De menschheid heeft nu eenmaal de
neiging, de prestatie van een kunstenares
tc schatten naar de beweerde grootte van
haar salaris. In ieder geval stroomen de
bezoekers naar een schouwburg, waarvao
de ster 1000 dollars per week heet te ver
dienen. De muzentempel zou echter tamelijk
leeg blijven, zoodra bekend werd, dat de
bewonderde grootheid nog lang niet het
vierde gedeelte van die som ontvangt. In
don regel kan men achter het bedrag een
nul wegstrijken, wanneer men hoort zeggen,
dat de een of andere plankenheldin geen
engagement onder de 1000 dollars per
week aanneemt. Zelfs bij een eerste be
roemdheid, die staat op het toppunt van
roem, mag men gerust aannemen, dat het
sommetje, hetwelk haar na afloop van elke
speelweek wordt uitbetaald, nog niet de
helft bedraagt van 1000 dollars.
Van mijzelf is dikrwijls genoeg beweerd
dat ik meer geld verdiende dan de Presi
dent van de Vereenigde Staten. Natuurlijk
was die vergelijking bespottelijk. Wanneer
ik het nu en dan tot een derde gedeelte
van hot presidentssalaris bracEi, kon ik van
geluk spreken. Dat was in den bovenge-
noemden tijd, toen een grootmoedige direc
teur mij 25 pCt. van alle inkomsten, welke
een bepaald bedrag voorschreven, aan het
vaste salaris toevoegde. Bedenkt men ech
ter, dat bet beroepsjaar van de tooneelkun-
stenares niet 52, maar hoogstens 32 weken
telt en dat haar inkomsten nog voor ver
scheidene onvoorziene verliezen, als het
fiasco van een stuk of het mislukken van
een geheele onderneming, belangrijk vermin
deren kunnen, dan zal men zich wel een
ander beeld van den „schitterenden" fi-
nancieelen toestand van een ster aan "den
tooneelhemel maken. Wanneer een operet
te-zangeres werkelijk een „ster" geworden
is, moet zij zorgvuldig daarop bedacht
zijn, haar reputatie te bewaren. Indien zij
ook in den zomer optrad, dan was het met
boar beroep gedaan.
Dat wil dus zeggen, dat sag maar moet
trachten den tijd, waarin zij niet» verdient,
overeenkomstig haar Stand te leven. Zelfs
wanneer haar middelen het niet veroorlo
ven, is zij toch gedwongen, dien „vrijen
tijd" in een fashi onabele badplaats door te
brengen. Hier luiert en coquetteert zij
niet, maar gebruikt dien tijd op weinige
uren per dag na voor het instudeeren van
nieuwe rollen en het vernieuwen en opfris-
schen der gedurende de speelperiode erg ge
havende garderobe. Ja-, wanneer het publiek
wist, hoe velen van ons, die slechts in zij
de en kant over het tooneel ruischen en
met volle handen daar het „geld" rond
strooien, een oud kleed zelf herstellen en
zich het hoofd breken, hoe en waar zaj met
de gedurende des winters bespaarde be
scheiden som het beste door de zomerweken,
waarin zij niets verdienen, zullen komen
Zouden onze schoaiwburgbezoeksters wel
ooit tot de overtuiging kunnen worden
gebracht, dat wij, „tooneeldames", evenals
zij eten, drinken en slapen, liefhebben en
haten, vreugde en leed ondervinden? Ge-
looven zij in den regel niet, dat alle attri
buten van schoonheid, elegantie en wel
stand, waarmee wij op het tooneel verschij
nen, ons ook in het werkelijke leven toebe-
hooren Hoe deerlijk vergissen zij zich I
Men gelooft ons te kennen, over ons par
ticulier leven juist ingelicht te zijn en men
verkrijgt zijn inlichtingen-toch slechts uit
de aan Arabische sprookjes herinnerende
reclames, die door onze broodgevers zeer
handig in elkaar worden gezet.
In vollen ernst hebben personen mij ge
vraagd, waarom ik niet een kwartmillioen-
tje van mijn bespaard vermogen afstond
voor de oprichting van een volksbibliotheek
of van een kunstmuseum.
Tot mijn spijt had ik nooit het gelnk
ook maar een kwart-millioentje te bezit
ten Een operette-ster zon al tot bovenmen-
schelijke zelfverloochening in staat moeten
zdjn, en in zakenkennis de directeuren van
de Nationale Bank minstens evenaren,
wanneer zij zich een vermogen van eenige
bete eken is bijeensparen wilde. Daar onze
soort zich echter noch. door de eene, noch
door do andere eigenschap onderscheidt,
wordt het sparen ons bijna onmogelijk. Dat
is vooral het geval, wanneer de ster van
het vrouwelijk geslacht is.
Wij kunnen ons niet zoo goed te weer
stellen als de heeiren der schepping en het
is ons lot alles duurder te betalen dan an
dere stervelingen. Op de gasttournëe bijv.
fluistert de impressario, den hotelhouder,
die hem gratis herbergt, vertrouwelijk toe,
dat miss Pearl Powder, de ster, nooit
minder dan 30 gulden per dag voor haar
kamers betaalt. Terstond wordt de prijs
voor de kamers van miss Powder dien
overeenkomstig vastgesteld, al is dat be
drag ook driemaal zoo hoog als er voor een
gewonen reiziger bedongen wordt. Zoo is
het met alles. De operette-diva betaalt
meer voor haar hoeden, voor haar kleeren,
voor eten en drinken dan een gewoon
menschenkind.
Ik wil eerlijk bekennen, dat het mij
nooit gespeten heeft, veel geld voor mooie
dingen uit te geven. Daar ik niet alles kon
hebben, wat ik wel wenschte, moest ten
minste dat, wat ik kon koopen, van bet
allerbeste zijn. Zulke dingen kan men ech
ter niet in een guldensbazaar krijgen.
"Verder zal wel ieder van ons gilde be
vestigen, dat, behalve de millionnairs, ook
de bekende persoonlijkheden uit de tooncel-
■wereld met bedelbrieven bestormd worden.
Men zal ons, tooneelmenschen, nooit gierig
heid kunnen verwijten. Wij bezitten zeer
zeker talrijke zwakheden en onvolmaakthe
den, maar daartoe behooren zeker niet
gierigheid en zelfzucht. Zoolang wijzelven
iets hebben, leven wij wel is waar niet al
tijd in „Saus und Braus", maar toch ge
ven wij het geld uit met minder of meer
gevulde handen, naar gelang de toestand
van onze kas is. Duizenden en duizenden
mijner dollars zijn aan anderen dan aan
mdjaelf ten goede gekomen. Talrijke arme
slokkers, door tegenspoed vervolgde colle
ga's heb ik voor honger en vertwijfeling
beschermd en hen menigmaal boven water
kunnen houden, tot zij weder een engage
ment gevonden hadden.
Meer dan eens is er een geheele
troep gestrande toroneelspelers, die ergens
op weg tusschen het wilde Westen en het
tamme Oosten was blijven steken, met be
hulp van mijn beurs weer veilig te New-
York teruggekeerd. Ik weet, dat ik dik
wijls genoeg aan onwaardigen hulp heb
verleend en slechts zeer zelden is mij dank
ten deel gevallenmaar dat genas mij niet
van mijn vreugde om te geven: Gave God*
dat ik zeer veel te geven had 1
Een enkel, met tranen bevlekt briefje,
dat ik als een heiligdom bewaar, heeft mij
voor alles, wat ilk ooit weg gaf, rijkelijk
beloond. Het kwam van een jonge tooneel-
8pcelster, die tegen den wil van haaf
ouders bij het tooneel ging.
Het ongeluk vervolgde haar steeds. Op 'n
avond te Denver, toen ilk mij gereed
maakte na een inspannende gastrol, ver
der te reizen, kwam zij bij mij, stelde zich
aan mij voor als lid van een daags te vo
ïen gefailleerd tooneelgezelschap en vertelde
dat de directeur spoorloos verdwenen was
zonder het personeel te betalen. Haar kof
fers, waarin zich al haar bezittingen be
vonden, waren bij vergissing met de ach
tergelaten bagage van den directeur door
het gerecht in beslag genomen. Nu stond
zij daar radeloos en zonder middelen en
snikkend overhandigde zij mij een tele
gram: in haar drie dagreizen verwijderde
geboorteplaats lag haar moeder op stenen.
Ik deed, wat ik voor mijn plicïït hield, en
een belangrijk deel van mijn jnist ontvan
gen gage stelde de ongelukkige in staat, de
stervende nog in leven te vinden. In het
briefje deelde zij mij dit mede en dat zij het
tooneel had vaarwel gezegd om haars va
ders huishouding te doen. De oude man