ZONDAG5BLAD*
ISID5CH DAGB1AD
N2. 14565.
17 Augustus 1907.
iri ?*Ti» •iri «iTi
.TSUJ5S i ti|ii< ii|inii|ii(ii gii til fin <1111 ui i i 71111 o
VAN ME.T
"'*41 i;#1 p*
De geluk aanbrengende haai.
Derde Blad.
•i-
K'
Het stoomschip voer juist de kust vaaz
Long Island voorbij, toon op het dek een
luide gil weerklonk.
Signora Rochita, de beroemde prima don
na, die voor heb eerst in Amerika zou op
treden, had haar armband verloren.
Het was laat in den namiddag. De kapi
tein had den passagiers een diner aangebo
den en bij die gelegenheid had Signora
Rechita haar diamanten gedragen, waartoe
een buitengewoon schoone armband behoor
de. Hij was van haar arm gevalle®, be
weerde zij, toen zij met haar zakdoek een
voorbijvarend schip toewuifde.
De eerste-officier, die naast haar stond,
toen het ongeluk gebeurde, haalde kaarten
en instrumenten, om juist te bepalen, waar
zich het schip bevond op het oogenhlik,
dat de armband in de diepte zonk.
Na eenige beraadslaging met den kapi
tein en eenige berekeningen kon hij de wee-
nende Signora troosten met de mededee-
ling, dat de armband juist ondier bet zwar
te stipje lag, dat hij op de kaart had aan
gebracht. Als zij een duiker wilde nemen,
zou zij er tamelijk zeker van kunnen zijn,
dat zq het kleinood terugkreeg, omdat de
diepte der zee daar ter plaatse niet groot
was.
Ik, die dit schrijf, ben duiker van be
roep en werd den volgenden dag gehuurd,
om den armband van Signora Rochita te
zoeken
Ik kreeg een voortreffelijke zeekaart en,
nadat ik een klein zeilschip gehuurd en bet
met vijftig zeelieden bemand had, die mij
vroeger al eens hadden vergezeld, zette ik
koers naar de aangewezen plaats.
Toen wij er waren aangekomen, daalde ik
onmiddellijk naar den bodem der zee af,
want ik verkeerde door droeve familieom
standigheden in zulk een troostelooze stem
ming, dat ik blij was, te kunnen werken.
«Ik, nam niets méér mee dan een sterk licht
gevende electrische lantaarn, die met eeni
ge batterijen op het öohip in verbinding
"jtond.
De bodem der zee was hard en vlak en
£k hoopte, dat ik met behulp van het eleo-
brisch licht den armband spoedig zou ont
dekken. Doch ik liep voortdurend heen en
weer zonder iets te zien, dat schitterde als
diamanten.
PlotseEng echter ontdekte ik iets anders,
dat in booge mate mijn belangstelling wekte.
Midden in den bodem was een cirkelrond
gat van ongeveer zes meters middellijn.
Ik trad naderbij en hield mijn lamp bij
den rand van het gat. Het scheen mij toe,
dat ik tot op den bodem kon zien, en ik
kreeg lust, deze merkwaardige inzinking
van den grond te onderzoeken. Ik gaf daar
om het teeken, mij dieper af te laten.
Ik daalde in het gat af. De kanten er van
bestonden uit rotsen en warem bijna lood
recht Toen ik ongeveer vijftien voet naar
«iiifrH gegSKn V*r «oEBdfrkb de taft'ckAi
in een groot hol, waarvan ik weldra den bo
dem bereikte. Met mijn lamp verlichtte ik
de wanden van het hol en zag, dat ik mij in
een gewelf bevond, hetwelk een middellijn
van ongeveer dertig voet bezat.
Dit was juist de plaats, waar de armband
kon zijn terechtgekomen. Ik verlichtte den
bodem van het hol zeer zorgvuldig, vond
echter niets dan water en rotsen.
Ik zou juist het teeken geven, dat ik
weer omhoog wilde, toen ik boven mij iets
ontdekte, dat als een zwarte streep door
het water naar omlaag schoot en in het rond
draaide, en een oogenblik later was ik mij
bewust, dat een reusachtige viscb rondom
mij zwom. Zijn beweging geschiedde snel en
onregelmatig; menigmaal zwom hij om
mij heen en dan "weer was hij boven mij.
Het dier scheen mij toe minstens twintig
voet Lang te zijn.
Ik stond als versteend en trachtte zoo ver
mogelijk met de oog en de bewegingen van
het monster te volgen. Verscheidene keeren
was het zóó dicht bij mij, dat het mij bijna
aanraakte, en daarbij bleef het om mij
heen zwemmen. Ik waagde niet, het teeken
te geven, dat men mij zou ophalen, omdat
ik bang was, dat bet ontzettende dier n«T
in het water achtervolgen en verpletteren
zou. Mijn eenige hoop was, dat het langs
denzelfden weg zou verdwijnen, waarlangs
hei was gekomen.
Plotseling trok het monster zich in den
uitersten hoek van het hol terug, waar het
een oogenblik onbeweeglijk bleef. Ik zag nu
dat het een geweldige haai was. Daarna
ging 'i op ©en zijde liggen, zoodat de witte
tanden in zdjn geopenden mtdl glansden,
en kwam op mij af. MTjn lamp scheen juist
in zijn opengesperden muil. Toen voelde ik
een hevigen ruk, die mij bijna omverwierp,
en plotseling stond ik in het donker. De
haai had mijn lamp verzwolgen, doch als
door een wonder mijn band niet gegrepen.
Met de kracht der wanhoop rukte ik aan
het touw en gaf daarmede het teeken, dat
ik opgehaald wilde worden.
Eenige oogenblikken laten zat ik, ont
daan van mijn duikerspak, op het dek van
het schip. Ik was bijna bewusteloos, doch
zoodra ik in staat was te spreken, vertelde
ik mijn gezellen, wat mij was overkomen.
Terwijl wij nog over het avontuur aan
het spreken waren, zag een der zeelieden
over boord en zag een doodon haai in het
water drijven.
,,Daar is het monster! Het moet door
den electrisohen stroom gedood zijn."
De kapitein zag bedenkelijk naar den
haai en zeide tot mij
,,>7a dit avontuur gaat ge zeker niet naaT
beneden 1"
„Neen," antwoordde ik; „ik zal hèt zoe
ken maar staken."
Plotseling kwam ik op een gedachte.
„Komt hier, mannen nep ik. „Laat
ons den haai aan boord dalen."
Sommigen lachten mij uit, doch ik begon
met zoovteel ijver, Hat allen mij te hulp
kwamen. Ban boot werd uitgezet, waarmee
hij aan boord werd gehaald.
Met een jachtmes sneed ik hem open*
„Ge kunt er op rekenen, Tom", zeide
de kapitein tot mij, „dat uw lamp geheel
en al naar de maan is."
„Om de lamp geef ik niets," antwoordde
ik, terwijl ik voortwerkto. „Maar het is
duidelijk dat het beest een voorliefde voor
schitterende voorwerpen heeft gehad. Ala
het een lamp (kon verslrnden, is het niet,
onwaarschijnlijk, dat het ook nog andere
glanzende voorwerpen heeft ingeslikt."
„O, nu weet ik wat ge meent", zei do 3e
kapitein. „Ge 'denlkt, dat de haan ook den
armband heeft ingeslikt f"
De geheele bemanning omringde mij.
Eerst vond ik do lamp, daarna zocht fS.
verder in de ingewanden van de® viaoh eo
bemerkte plotseling een voorwerp, dat cob
ber niet de minst© overeenkomst "vertoonde,
mot een armband. Het was een fleach- 23j!
gaf helder licht door een pbosphoxoploe-
sing, waarmee zaj halverwege was gevrdS.,
Bovendien lag er een klein, vastbesloten
busje in de flcsch. Het bevatte blijkbaar
een boodschap en de flesch was zeker mrfij
phosphorus gevuld, can ze ook <fee nachts
zichtbaar te ms&en. Wegens haar ficEÊgEK
vend vermogen was zij zeker -ook door
den haai verzwolgen.
Woj openden het busje en vonden er ©en
stukje papier in, waarop ffi bet vötgenüe
wB J»
geweest, (fis:
Ik Koop,
zsd vin-
worden cp-
gedachi, de-i
aten, doch:
tb bei zoo
mes, da* ik
iggen ónder
Polbemua.
„Yóór 3c m KeS water
bekennen, dat ik het ben
John Polhemus heb vermoord,
da* men dit briefje tijdig
den, da* Jim Barker met rak
gehangen. Ik beb er eerst over
zo mededeefing aan boord te 1
ik heb mij bedacht en daarom
het beste. Het kostuum en het
bij de misdaad heb ge&nrikfc, I
den bcfoto achter het huis van
Henri
Met een gil van ontzetting sprong ik op.
Jim Barker waa mijn broeder, die oniangB
was aangehouden in verband met den op
Poihemus gepleegde® moord. Alle omstan
digheden waren tegen hem, hoewel hij rijn
onschuld Weef volhouden. De bekentenis,
welke ik thans vond, was acht maanden
geleden geschreven.
Wij zeilden onmiddellijk weg en, soodra
wij de haven bereikten, zond £k Ram says
bdkentenis aan den advocaat van mijn
broeder.
Natuurlijk bracht ik Signora Rochita
verslag cfcer deze expeditie. Zij luisterde
met de grootste belangstelling naar mijn
verhaal en viel bijDa in onmacht, toen ik
haar mijn ontmoeting met den haai schil
derde.
Toen ik geëindigd had, zag zij mij verle
gen aan en zeide:
„Ik moet u iets bekennen; mijn arm
band was niet verloren. Kk dacht, dat ik
hem nog na het diner bij den kapitein had
aan gehad, doch ik heb hem afgedaan,
omdat iets aas de sluiting niet in arde