Dienstbodennood.
gebeelen dag op een frissche, droge plaats
heeft gelegen. Wittebrood verliest eer zijn
vochtdeelen dan bruin- en roggebrood;
brood van den yorigen dag behoort ook
nog smakelijk te zijn, dat is een bewijs van
goede kwaliteit.
Als men deze kenmerken toetst aan wat
zoo hier en daar aangeboden wordt voor
verschillende broodsoorten, dan zal men
inzien, dat nog wel eens tegen deze rege
len wordt gezondigd. Yaak is het brood te
„klef" of deegig, enfeele malen is hef niet
zindelijk behandeld, d. w. z. het graan of
het meel beaat niet de vereischte reinheid.
Dan liet het bakken te wenschen overhet
was óf niet gaar, en naderde tot de
beslagconsistentie met den bekenden verve
lenden prnflM.V, óf ook de korsten waren
zwart verbrand. Iete als het dagelijksch
brood moet goed zijn.
Welke beteekcnis heeft nu het brood alB
voedsel"? Er zijn mensahen, zooals vooral
in Frankrijk, die bij eiken maaltijd zich
te gelijk te goed doen aan brood. Daar nu
brood een voedselsoort is, die vrij groote
eischen stelt aan de verterïngsorganen,
moet het liever niet als toegift tot een
krachtig maal, waar vleesch de hoofdrol
speelt, genomen worden. Yooral bij jonge,
groeiende personen is dat zeker niet wen-
schelijk. Brood moet hoofdkost zijn bij een
paar maaltijden, waaraan men doelmatig
vleesch, kaas, eieren of jam toevoegt. In
dien vleesch als hoofdschotel wordt gege
ven aan den hoofdmaaltijd, dan gebruïke
men verder een ruime hoeveelheid groente,
aardappelen met toevoeging van een hoe
veelheid vette jus in welken vorm ook; als
dessert een of andere meelspijs.
Sommige rnenschen zijn gewend alleen
het binnenste van het brood te etende
een doet liet, wijl hij deDkt, dat het lichter
verteerbaar is, een ander doet het, omdat
hij de korsten slecht kauwt, echter is inder
daad de korst van het brood, mits niet
verbrand, lichter verteerbaar dan de kruim.
De korst staat op één lijn met beschuit,
waarvan de meeste menschen wel weten, dat
dit een lichter voedsel is. Uit de scheikunde
weten we, dat de hoofdzakelijke voedings
stof uit brood, het zetmeel, door de inwer
king van het speeksel, of een ferment daar
uit, het ptyaline, wordt veranderd in een
oplosbare suikersoort, dextrine. Door lang
durig een stuk brood of beschuit in den
mond te houden, weten we allen dat het
gaandeweg zoeter wordt: er heeft een ver
andering plaats, het aanwezige zetmeel
gaat over in dextrine, dat zoet smaakt. Deze
dextrine wordt ten slotte tot moutsuikcr
en druivensuiker, deze laatste is geschikt
voor opname.
De hitte van het bakken echter verandert
ooGc de zetmeelkorrels gedeeltelijk tot dex
trine en zoo kunnen we zeggen, dat de
tweemaal gebakken biscuit) beschuit reeds
gedeeltelijk gedextriniseerd is, dus reeds
wat gemakkelijker arbeid oplevert voor de
verteringsorganen dan gewoon brood.
Maar ook de tanden worden door den
verplichten arbeid van het korsten-bijlen
sterteer, want zelfs van het sterke email,
dat tanden en kiezen bedekt, geldt het
oude spreekwoord: rust roest. Toer alles
is dus goed, dat de korst van brood, goed
gekauwd, mede gegeten wordt.
De plaats, welke brood onder de vasté
voedsels inneemt, is een zeer v^oomame. Het
bezit een hooge voedingswaarde. Het zet-
meelgehalte bedraagt ruim 60 pCt., dat van
het eiwit 10, het vetgehalte 1 a 2 pCt.. Het
uit den roggekorrel bereide brood is niet
voor zwakke magen geschitei, daar na eeni-
ge dagen een zure gisting optreedt, welke
eerst hinderlijk en later schadelijk wordt.
Het witte brood, dat door gist is voorbe
reid, geeft hiertoe veel minder aanleiding.
Het begrip licht of zwaar verteerbaar is
bij velen iets, dat niet overeenkomt met de
werkelijkheid. Als sommige patiënten mij
verzekeren, dat z-:urteool licht verteerbaar
is, dan wil ik hun in zooverre toegeven, dat
dat voor hen persoonlijk geldt. Inderdaad
is zuurkool te rangschikken onder do zwaar-
dere voedsel soorten, al heeft de melkzure
'gisting cle verteerboaxheid lichter gemaakt
dan toen de kool nog niet verzuurd was.
De lichte verteerbaarheid van eenig voedsel
besluiten wij uit de feiten, dat het gemalk-
kelijJt on kan lossen in de aanwezige ver
teringssappen (speeksel, maagsap en darm-
sap). Verder moet het opgelos voedsel,
wil het goed nut doen, ook door de inge
wanden gemakkelijk opgenomen (kunnen
iworden. Het mag de ingewanden niet te
yeel prikkelen, noch chemisch, noch mecha
nisch, maar vooral moet, door zuiverheid
der voedselsoorten, een waarborg zijn gege
ven, dat niet een overmatige gisting de
.voortbeweging van den darminhoui stoort.,
Ook brood, van slechte kwaliteit, van onzin
delijk materiaal gebaikken en slecht gebak-
kern, kan een slecht voedsel zijn, dat dan
niet veel voedingswaarde bezit, en daarbij
den verteringsorganen nadeelig kan zijn*
Naar aanleiding van het stuk Dienst
bodennood" in de ,,N. R. Ct.", waarvan
jwij in ons vorig Zondagsblad melding
maaktc/a, werd der redactie van dat blad
onderstaand schrijven toegezonden, met de
verklaring:
„Antje is geen type, evenmin als de ove
rige personen. Het zijn feiten, die worden
verhaald en persoonlijk door mij zijn waar
genomen. Hoeveel dienstboden zijn bedorven
door het onoordeelkundig optreden van
Mevrouw en Mijnheer"? Een ernstige zaak
als deze mag ook wel eens bezien worden
van een anderen kant."
Antje was de oudste dochter van een we
duwe, wier man metselaarsknecht was ge
weest, die zijn vrouw met vier kinderen
had achtergelaten. Haar moeder had vroe
ger „gediend" bij menschen, die over het
algemeen de kunst verstonden hun dienst
boden op tactvolle wijze te leiden, hun een
mensch waar dig leven toestonden, die eer
lijk met hen omgingen.
Antje moest ook „dienen" het woord
„betrekking" was haar nog vreemd en
ging met goeden moed in haar eersten
dienst. Een jong getrouwde mevrouw, zoo
pas van haar huwelijksreisje 'teruggekeerd,
had haar „gehuurd". Mevrouw wist, dat
Het haar eerste dienst was, maar dat kwam
er niet op aan. „Mevrouw zou haar wel
leeren." Mevrouw had kook- en huishoud
school bijgewoond, dit zou haar nu goed te
pas komen. Jammer was het, dat het in den
eersten tijd zoo vreeselijk druk was. Me
vrouw moest visites ontvangen, kennissen
bezoeken, nog veel bespreken en omdat zij
zich toch niet dadelijk kon aanstellen als
een oude matrone, ging men des avonds
nogal eens uit, dat kon nu eenmaal niet
anders. Wanneer Antje om raad vroeg, was
het antwoord: „Gunst, kind, het is zoo
eenvoudig: om dit of dat klaar te maken
neem je een beetje van dit, een weinig je
van dat, zet het met een weinigje water op,
en dan zie je zelf wel, als het gaar is, het
is heusch niet moeilijk. Ik heb nu geen tijd
meer, ik moet noodzakelijk uit, zorg maar
dat alles in orde is, hoor, om 5 uur eten
we!" Mijnheer moppert weer over het eten.
Hoe kom je er ook toe om zoo'n stommeling
te nemen. Jij behoeft toch niet door
loopend in do keuken te zijn.
Dat vond Mevrouw dan toch ook en in
den kortst mogelijken tijd werd de „stom
meling" weggezonden als totaal ongeschikt.
Na eenige weken thuis te zijn geweest
waiyt de getuigen luidden: „zij kan niks"
werd zij weer gehuurd door een oudere da
me, 40 per jaar „omdat zij niks kon."
Met goeden moed gaat zij er heen, geeft
zich als het .ware blindelings over.
Mijnheer en Mevrouw komen om halfne-
gen beneden. De meid. die om zes uur moet
opslaan, kan zoo lang wel wachten met
het ontbijt. Zoo vroeg en zooveel eten is
immers niet noodig; zij doen het immers
ook niet. Dc dienstbode koopt stil eiken
morgen een broodje van twee cent, dat zij
met een slok water gebruikt. Het onti'jt
bestaat uit twee dunne sneetjes wittebrood
piet twee nog dunnere dito rogge waar
over hot botermes in verticale richting been
en weer is bewogen. De electrische schel
iwa~-x schuwt, dat dit maal benevens een
kopje thee half vol, met weinig melk, sui
ker is voor de meid onnoodig, naar de (keu
ken gehaald kan worden, waar het kan
.worden gebruitet gedurende het schillen
van de aardappelen.
Hij de vorige meid, „die dan ook alles
kon", nam mevrouw van tijd tot tijd een
werkster. Nu zou het in het belang van
Antje veiteeerd zijn zoo iets te doen. Antje
zou op deze wijzo geen kachel leeren poetsen
geen straat leeren schrobben enz. Bij zich
zelf denkt Mevrouw, dat het ook niet meer
dan billijk is, dat het gegeven onderwijs
wordt vergoed.
Koffie wordt niet gedronken. Om twaalf
uur, halfeen wordt binnen melk gebruikt.
Antje (kreeg die ook, maar met warm
water, het was anders zoo koud, ziet ui
Voor de noodige afwisseling bij het on
derwijs wordt gezorgd, alle dagen zijn goed
bezet. Opmerkelijk is het aantal repetities,
dat wordt gehouden. Yeel vleesch was on
noodig, Antje was dit thuis oolk niet ge
woon en, mijn lieve Mevrouw, het is heusch
wcutr, menschen uit dien stand zijn zoo
spoedig blasé, weet u 1 Bovendien gevoelen'
zij zich later maar ongelukkig.
Na het eten mag het fornuis in de keulken
niet meer branden, het is immers onnoodig.
Gedurende den tijd, dat de meid afwascht,
is zij in beweging, en met haar handen in
het warme water, en daarna moet zij bood
schappen doen. Mevrouw vindt dat het niet
goed is om de meid nu altijd in het gareel
te laten loopenzij mag wel eens een uurtje
vrij hebben.
"Vooral des winters schijnt Mevrouw Antjes
beweging des avonds in de vrije natuur
noodzakelijk te vinden. Als zij maar om
ü:"vart voor tienen met de boodschappen
binnen is, is Mevrouw tevreden. Een net
meisje behoort na tienen nèet meer op
straat en dan naar bed 1
Op de vraag van Antje of Mevrouw haar
eens wil helpen aan het maken van een ka
toenen japon, wordt geantwoord;
„Beste meid, zorg nn maar eerst, dat je
een handige dienstbode wordt, alles kan je
niet ineens worden geleerd; daarbij komt
dat je niet sterk bent en het vele zitten 19
ongezond."
Zoo wordt Antje gratis onderwezen en...
uitgezogen.
Na een jaar vraagt zij „opslag". Dit
vindt Mevrouw erg onaardig. Zij was juist
v"" plan Antje te verrassen met de mededee-'
ling, als zij nu nog een jaar zoo haar
best deed, dat zij dan eens over opslag zal
denken. Nu is Antje ondankbaar.
Zich bewust meer te (kunnen verdienen,
houdt de dienstbode aan en krijgt eindelijk,
per jaar meer 5 gld. Hiermede niet tevreden
vertrekt zij.
Zij verhuurt zicE 'rpnieuw voor *70 gld.
De lui zijn eenigszins op leeftijd. Mijnheer
i^ gepen si on neer d en heeft lette rlijik niets
te doen. Mevrouw schijnt zich ook als ge~
pensionneerd te beschouwen, want zij houdt
manlief altijd gezelschap.
Er is nogal aanloop van kinderen e'
kleinteinderen. Behalve boven de tafel aan
de lamp, is er ter weerszijden van de ramen
een contact aangebracht voor de electrischf
schel: „dat is zoo gemakkelijte, wanneer j(
de meid eens noodig hebt."
Mijnheer: „Antje, kijtk eens naar de kaehe'
Antje, laat Mop eens uit, maar blijf er bij,
hoor; Antje, haal eens een kwartje sigaren
Antje, breng dien brief eens weg; Antje,
veeg die sigarenasch eens opAntje, ik
beb je al meer gezegd, als de zon niet
schijnt, moet je de jaloezie "aan mijn (kan?
niet laten zakken."
„Mijnheer, de zon scheen strafks" „t
Kan me niet schelen, baal op Een
halfuur later: „Antïe, laat de jaloezie
neer, en geef me tegelijk een glas water.
Babljt Is niet frisch, baal een ander, maar
jc laat eerst de waterleiding vijf minuten