FEUILLETON.
Teddy's Knoop.
BOBBY.
Rajah S ut jee was de vader der prinses
en hij had streng verboden, dat een zijner
■onderdanen ooit nachtverblijf aan een
vreemdeling schenken zou. Reeds zoovele
;prinsen hadden naar de hand zijner doch
ter gedongen, dat hij, die steeds geweigerd
had haar af te staan, besloten had alle
vreemden buiten zijn rijlk te houden.
Toen de jongeling dan oo<k aan de hut
eener oude vrouw aanklopte, met het ver
zoek daar te mogen overnachten, ontving
hij een weigerend antwoord. Zij liet echter
niet na hem de reden daarvan to verklaren.
Welnu laat mij dan ten minste mijn bed
in uw tuin opslaan en geef mij wat avond
eten zeide de Rajah.
Na lang aarzelen stond zii het ceiste
toe; maar voedsel bezat zij zelf niet en nu
legde hij zijn zak op haar tafel.
,,Zak", zeide hij, ik wensch iets te eten.
Én onmiddellijk stonden er schotels
met vruchten en gebak voor beiden gereed.
De oude vrouw kon haar oogen niet geloo-
ven en zij was van dankbaarheid vervuld,
toen do prins haar de gouden borden en
lepels schonk, die mede op tafel waren
versohenen.
„Gij moogt bij- mij blijven," zeide zij, maar
draag zorg niet door de soldaten van den
vorst gezien te worden. Zie. het is thans
donker en dc Rajah wil niet dat men lam
pen gebruiken zalmaar zijn dochter, prin
ses Labam, zal zoo terstond op het platte
dak van het paleis verschijnen, en haar
schoonheid is zoo stralend, dat zij de gehee-
le streek verlicht.
Zij had nog niet uitgesproken, of een
mooie glans drong het vertrek binnen en,
naar buiten tredende, zag de jonge reiziger
dat de prinses het dak had betreden. Zij
droeg een gewaad van zilvergaas en haar
donkere lokken golfden bijna tot aan haar
voeten neer. Het licht, dat van haar wezen
uitging, was als de glans der zon, der
maan en der sterren bijeen genomen.
,,Haar schoonheid verandert de duister
nis in licht, deD nacht in den dagsprak
de jongeling ,,De Mierenkoning had gelijk
te zeggen, dat ik haar nooit moede worden
zou. Bed. breng mij over tot haarl"
Den volgenden morgen zond de vorst om
hem en zeide:
Ik vernam van mijn dochter, dat zij
geen anderen gemaal wenscht dan u. Gij
zult haar dus huwen, maar eerst moet gij
haar verdienen. Hier zijn 80 pond mosterd-
DOOR
AJIY LG FEEVRE.
7)
Heel handig en vlug begaf Teddy zich aan
het wer* en nadat hij eenmaal het touw
om het lijf van den pachter cn den boom
stam had gehaald, viel het hem niet moei
lijk meer zijn taak te voltooien. Als een elf
met de lijn in zijn hand rond dansende,
prikkelde hij die telkens weder om den boom
en den slaper en maakte hij haar eindelijk
vast, zonder dat de man ontwaakte. Daarop
snelde hij lachend naar het kleine meisje
terug, dat in de handen klapte van pret.
,,Hij zal wakker worden en niet weg kun
nen. Hoe dol 1 Dat moeten wij zien
,,Neen, kom gauw mede. Het is pachter
Green en een vreeselijk driftige man. Hij
heeft Sam toch zoo geslagen, omdat hij
een pan aau de staart van een zijner var
kens vastgebonden had. Nu zal bij niet we
ten wio het deed en ik heb dc knoopen heel
stevig vastgemaakt.
En zij snelden weg; maar zij waren nog
niet ver gekomen of de ondeugende glim
lach verdween van Teddy's gelaat en hdj
bleef stilstaan.
„Wat scheelt je?" vroeg Nanoy, „Heb
je ergens pijn?"
„Ik ben bang, dat ik met Ipse zal moe
ten vechten."
Die woorden waren bijna onhoorbaar ge-
zaad. Gij moet er in één dag alle olie
uitpersen.
Het scheen zoo onmogelijk, dat de prins
wanhopig heenging, maar do Mierenkoning
kwam hem met zijn volk te hulp en den
volgenden morgen bleef er geen droppel
olie in het zaad over.
Goedl zeide de Rajah, nu nog een
laatste proef. lik ving twee duivels in de
bergen cn houd zo opgesloten in een
kooi; maar ik wensch, dat gij ze zult doo-
den, uit vrees, dat zij onheil zullen stich
ten onder mijn onderdanen.
Duivels waren.1 door geen menschenhan-
den te dooden, dat wist do sluwe Rajah
welmaar ditmaal kwam het tijgerpaar
den prins te hulp en belastte zich met zijn
taak. En zoo, dank zijn vroegeren daden
van barmhartigheid, won hij 'e stralende
prinses, die door haar schoonheid en goed
heid zijn land en hem gelukkig maaJkte.
„Lieve hemel 1" zei Lucy's vader, op een
avond, toen hij de eetkamer binnentrad en
bijna struikelde over een grooten zwarten
hond: „waar komt dat leelijke mormel van
daan? Hij moet onmiddellijk op straat ge
zet worden."
„Och, neen papal" smeekte de kleine
Lucy: „hij ziet ©r zoo mager en verhongerd
uit en u had eens moeten zien hoe hij net
eten verslond, dat ik hem voorzette. De keu
kenmeid zegt dat hij in geen dagen iets moet
hebben gehad. Och toe 1 laat mij hem mogen
houden, paatje".
„Hem houden? Gekheid 1" antv/oordde
haar vader: „ik kan geen honden in huis
hebben. Je behoeft er niet aan te denken,
kin en moet tevreden zijn met je jonge
poesjes."
„En het is daarbij zulk een leelijke hond l"
zei J© Lucie's moeder: „men kan er op re
kenen dat hij de nieuwe witte gordijnen
i leuren zal. Hoe verzin je Het toch, hem
te willen hebben, Lucie?"
Hij was zeer zeker geen schoonheid, want
hij was ongekamd en vuil en er haperde iets
aan een zijner oogenmaar het andere groo-
te bruine oog blikte zoo treurig naar Lu
cie's blauwe kijkers op, dat de tranen bij
haar opwelden, toen zij zdjD vonnis hoorde
uitspreken.
uit en Nancy keek hem vol verbazing aan.
„Het is niet goed", zeide hij eindelijk
„Ipse zou hem zoo heel graag laten zitten;
maar moeder zou zeggen, dat het heel stout
was en ik geloof ook... dat mijn kapitein
bet niet goedkeurt. Ik moet terug gaan en
hem losmaken."
„O! dat moet je niet doen 1" riep Nancy
uit: „Dan wordt hij wakker en krijg je er
van langs! Laat hem zichzelf los maken 1"
Teddy schudde het hoofd en sloop toen
zachtjes naar den boom terug, terwijl Nan
cy hem op een eerbiedigen afstand volgde.
Het soheen lastiger de knoopen los te
maken dan ze vast te binden; maar eindelijs
was het toch volbracht en begon het los-
wikkelen. Helaas 1 het dutje van pachter
Green was ten einde en plotseling ontwaak
te hij. Zoodra hij ontdekt©, wat er met hem
gebeurd was, slaakte hdj een vreeselijken
vlcek en keerde hij zich verwoed naar Ted
dy, tevergeefs trachtende vrij te komen.
,,Als gij maar stil blijft baas," zeide de
knaap onverschrokken, „zal ik U -eel gauw
los hebben en ik zal mijn best doen uw lijn
niet te breken.
Jonathan Green was spoedig vrij en
overeind en, Teddy bij den kraag grijpend,
schudde hij hem heen en weer, zooals een
terrier met een rat zou doen. Daarna zon
der hem los te laten, haalde hij een stuk
touw uit den zak.
„En nu zal ik je een les leeren, die je
nooit weer vergeten zult, onverbeterlijke
deugniet! Je bent de plaag van het dorp;
maar ik zal wel eens zien of Jonathan
Gneen je niet klein kan krijgen."
En een paar minuten later had hij den
knaap stevig aan den boom vastgebonden
en toen nu het kleine meisje, verontwaar-
„Moet hij waarlijk heengaan moesje?"
fluisterde zij, zich liefkoozende tegen haar
mama aandringende: „Ik zal zelf voor
hem zorgen en toezien, dat hij de gordijnen
ni;1 scheurt. Kijk hem eens aan, hoe onge
lukkig hij er uitziet. En het legent van
avond en hij heeft geen tehuis. Och, ik
bid u, laat hem blijven 1"
„Je moet mij niet zoo plagen, Lucie,"
antwoordde de moeder: „Het spreekt van
zelf dat de hond weg moet. Komaan, 6tel
je niet zoo kinderachtig aan".
„Nu, moesje, mag hij dan ten minste één
nacht b-ïj.ven en pas morgen heen gaan?"
smeekte de kleine: „het regent zoo vreese
lijk hard."
„Dat is goed dan, kleine kwelgeest," luid
de heb antwoord: „maar herinner je dat hij
morgenochtend vertrekken zal."
En hiermede moest Lucie zicb tevreden
stellen. Na den leelijken, ouden hond vol
mecElijden op den ruigen kop te Lebben ge
kust, ging zij bemoedigd naar bed. Hij zou
ten minste nog een goeden nacht hebben.
Haar die nacht was lang zoo rustig niet als
zij verwacht had; want opeens, omstreeks
één uur werd het geheele gezin gewekt door
zulk een rumoer van hondengeblaf en wor
stel: ag, dat allen uit bed sprongen, om te
zien wat er gaande .was en Lucie met zulk
een schrik ontwaakte, dat zij zich regel
recht in de armen harer moeder ging ver
sohuilen.
„Wees niet bang, lieveling," zeide de vrouw
des huizes om haar gerust te stellen: „je
goede oude hond heeft bewezen, onze trou
we vriend te zijn. Zonder hem, zou een slech
te man al onze mooie dingen gestolen heb
ben. Nu hebben Papa en oom Robert hem
beetgepakt en zal een politie-agent hem re
gelrecht naar de gevangenis overbrengen."
„Wat.... mijn lievfe hond V' riep Lucie
vol ontzetting uit.
„Neen, liefste, den inbreker. Die beste
hond hield hem vast, totdat Papa beneden
kwam en hem van hem overnam."
Op dat oogedblik kwam de vader adem
loos en opgewonden naar boven snellen.
„Je moogt je hond behouden, Lucie",
zeide hij: „hij is een moedig, trouw-dier
en ik zal hem een halsband geven met zijn
naam er op. Bedenk dus zelf maar hoe je
bcm zult noemen, schatje."
Lucie slaakte een uitroep van vreugde
digd over zulk een strenge behandeling,
op hem toetrad, wendde hij zich naar haar
om. „Dus zijn er twee, die dat deden? Nu
dan zal je zijn lot deelen, tot ik het goedf
vind jullie te bevrijden. Ik zal jullie lee
ren, zulke heidensohe parten aan ordente
lijke lieden te spelen."
„Je bent de Slechtste man die en leeft,"
riep Nancy verwoed: „Teddy was bezig jo
los te maken, toen je wakker werd en dat
was al heel vriendelijk van hem. Ik wilde
dat hij jo vast had Laten zitten."
Maar met een somberen glimlach van
voldoening, bond pachter Green haar vlug
op dezelfde wijze vast als Teddy en, daar
na zijn visohmand opnemende, verwijder-,
de hij zich met den uitroep: „jullie kunt
nu wachten tot mijn tenugkeer, jonge deug
nieten. Het is je verdiende loon."
„Knoopenjongen, heeft hij je pijn ge
daan?" vroeg Nancy bezorgd, want Teddy
had al dien tijd geen woord gesproken.
Hij wendde het hoofd om en zag haar
aan: „Ik ben duizelig, omdat hij mij zoo
hard heeft geschud; maar ik ben vooral
bedroefd en heb mijn kapitein gevraagd
het mij te vergeven."
„Zouden wij hier den heelen avond en
nacht blijven?"
„O, neen, hij zal wel gauw komen om
ons los te maken. Het is niet rechtvaardig,
tegenover jou, want jij hebt niets gedaan.
„Ik lachte hem uit en had gewild, dat je',
hem gebonden hadt gelaten. Maar ik. geefj
er niet om. het doet geen pijn. Luister
eens, je hebt mij nog niet verteld of j"
kapitein er ook raatrozen op na houdt en
ik zou wel graag dienst bij hem nemen,'
maar een soldaat worden doe ik niet."
„Ik heb er moeder naar gevraagd en