lender de wapenen. Anekdoten. FEUILLETON. Teddy's Knoop. „En laat hij jc fchuis ook in alles je zin volgen 1" „Waarom zou hij dat niet?" „Dan is hij een parel hoor 1" Dien morgen nog had zijn vader een aardig spel bedacht van smokkelaars cn douaniers, hadden zij elkander over het strand vervolgd, alsof hun leven er van afhing. Papal" riep Dick: „Wij komen aanl" Dc vader ontwaakte en rekte ziclj uit, waarna hij de voorwerpen uit het net haal de. Op het perron wachtte een klerk met brieven. „De klerk zal je naar huis brengen," zeide papa, plotseling weer den ouden ge biedenden toon aannemende; terwijl zijn gelaat weer vol rimpels was: „en herinner het je wel: nu geen onzin meerl" In oorlogstijd kan men gemakkelijk goede van middelmatige soldaten onder scheiden. Het spreekt van zelf dat, wan neer men zich in de nabijheid van den vijand, of op den vooravond van een veld slag wjet, allen onder de wapcDen Ble ven maar er komen dikwijls heele weken voor van schijnbare veiligheid cn rust, die in waarheid meestal niets anders zijn, dan de drukkende stilte, welke een zwaar on- weder voorafgaat, dooh de waakzaamheid van onvoorzichtigen in slaap wiegen. Zij beginnen feest te vieren onder elkander, of het zich even gemakkelijk in hun tent te maken als thuis; terwijl een echt soldaat zich slechts met de hand op het gevest van zijn sabel ter ruste legt. En hoe vaak geeft de uitkomst den laat ste niet gelijk. Hoe dikwijls maakt de vijand niet gebruik van een krijgslist, on bemerkt, in den nacht het kamp van zijn tegenstander te overvallen. Wee dengenen die niet gereed zijn hem het hoofd te bie den 1 Wij behooren allen steeds onder de wapenen te zijn, hoe jong wij ook wezen mogen en al woedt er schijnbaar geen oor log voor ons. Want door onzichtbare geva ren worden wij allen bedreigd. Een week geleden vertelde een lief vroolijk meisje mij zich niet heel wel te ge voelen. Haar veertienjarige ervaring lach te om de bezorgdheid harer moeder, die den dokter had laten roepen. Dienzelfden dag constateerde men blindcndarmontste- king, er volgde een operatie, waaraan het lieve, opgewekte kind bezweek en zij rust heden reeds op het kerkhof, niet ver van mijn woning. Slechts acht dagen fcusscheo het oogenblik, waarop zij nog zeer guitig lachte en dezen morgen, die voor Het eerst haar graf beschenen heeft! En wat was de oorzaak van haaar dood De operatie wees het uit: een reeks kersen pitten, door haar in oogenblikken van overmoed doorgeslikt. Ziet gij, lieve lezers, zóó waakzaam moe ten wij reeds als kinderen zijn, dat we ons leven niet roekeloos wagen voor iets, waar mede wij geen sterveling genoegen doen. O 1 die ellendige zucht voor „flink'* door te gaan onder zijn makkertjes, hoeveel slacht offers zijn daardoor niet reeds gevallen Wij moeten onder de wapenen b 1 ij v e n, tegenover onszelven in de allereerste plaats. Velen onzer bezitten geen genade- loozer vijand. Herinnert U sléchts de de stem der luiheid in ons, die ons dag aan dag wil overhalen tot „uitstellen 1", waar het een of andere werk ons niet toe lacht. Het gebeurt wel, dat men een zoo onbeduidend iets verschuift als het schrij ven van een brief, terwijl men later duizen den zou willen geven, om hem geschreven te hebben later, als de oogen, die hem hadden moeten lezen, die er te vergeefs naar hebben uitgezien, voor altijd zijn ge sloten. Laat ons gewapend staan tegen alle lee- lijke, onwaardige gevoelens, die ons hart binnen zouden willen sluipen, tegen wrokt die ons tot de schandelijkste dingen kan overhalen; tegen achterdocht, die bijna nooit verdiend is, tegen alles wat den mensch ontsiert en verkleint. Laat ons klimmen, niet dalen. Onder de wapenen ook tegen slechte mak kers Op school reeds treft men ze aan, die u bij voorkeur, over vuile dingen zullen spreken en, ofschoon gij daar zelf niet van houdt, denkt gij, dat dit niet ernstig ge noeg is om er tegen op te komen, wat u toch altijd de vrees zou schenken, voor laf door te gaan, al zou die schijnbare lafheid juist moed beteekenen. Het leven, dat ik dag voor dag bestudeerde, als het be langwekkendste wat ons op aarde, te doorgronden werd gegeven, heeft mij ge-, leerd ver uit den weg te gaan voor alle, mogelijke lieden, die gaarne vuile verhalenj vertellen ongepaste aardigheden doen hoo ien. Dit is een onfeilbaar bewijs, dat zij een voorliefde koesteren voor al wat laag en slecht is. Zulke menschen houden van kwaad en zullen er u toe pogen te bepraten, ter wijl gij er toe over zult gaan misschien wel alleen door diezelfde vrees voor schijnbare lafheid. Maar ook tegen moeilijkheden moeten wij, gewapend rijn, want het bestaan is er volj van en dat is ook goed. Zooals een storm de boomen vaster wortel in de aarde doet schieten, maken hinderpalen en struikel-, blokken ook ons flinker en krachtiger, als; wij ze overwinnen. Gij hebt allen menig maal de moeite gezien, welke bij volksfees ten aardige jongens zich getroosten, om bo ven uit een gladgemaakte mast een horloge; te gaan halen. E 1 k e n prijs die wij in het, leven willen winnen zal met nog grooteri heel wat langduriger inspanning móeten- wórden behaald; maar dat schenkt er juist de waarde aan. Onder de wapenen tegen gemakzucht, tegen veeleischendheid. Laat ons met het., kleine weten te beginnen, voldaan zijn met het eenvoudige, daarbij met geduldige vol harding strevende naar beter. Werken,, werken, zoolang het dag is.- Jeanne d'Arc] had op haar banier die heerlijke woorden' staan: „Vive labeur." En met die zin-.' spreuk overwon zij. Laat ons haar leus, aannemen en zelfs als meisjes onder de wa-! penen weten te staan; zij heeft het weli bewezen, die jonkvrouwelijke figuur bijj uitnemendheid, dat dit ook de vrouw niet ontsiert. Lngez. door Cato Ani^a te L© id o n. - „Mina, heb jè je chocolade-ulevel heusoh: met je broertje gedeeld?" vraagt moeder. „Ja, moeder, ik heb de chocolade opge geten en Heb hem het opschrift gegeven: hyj houdt zoo erg van lezen." DOOR AMY LE FEUVBE. i) Haar verheven zitplaats scheen haar een gevoel van meerderheid te geven. „We zullen je gauw naar omlaag halen als je niet oppast schreeuwde Sam verwoed over haar kalmte. „Probeer het maar eens! Ik zit boven in den mast; er komt een storm opzetten. Vooruit 1" Sam en Wortel sprongen gebelgd toe en bet arme hek werd niet gespaard; maar hoe meer het schudde en op en neer slingerde, hoe harder Nancy lachte. Eindelijk werd de aanval waaraan nu ook Teddy deelnam zoo hevig, dat het kleine meisje zich minder veilig begon to gevoelen, maar opeens, te midden van het gevecht, versoheen de oude Sol, Nancy's grootvader- „Wat beteekent dat? Probeer jelui mijn bek af te breken Weg van hier, jonge schel men Teddy Platt, je hebt al het kwaad op het geweten, dat Lier op het dorp wordt be gaan. Ik ga mijn dikken stok halen om eens met je af te rekenen." De oude Sol had op woedenden toon ge sproken maar de jongens wisten zeer goed, dat hdj de goedhartigste maD uit den heelen omtrek was, zoodat zij aan geen wegloopen dachten. '„Het is alles de knoopen jongen zekle Nancy vol vuur, terwijl zij van haar hoogte afdaalde en het handje vertrouwelijk op den arm van den grijsaard legde: „Hij bracht de anderen hierheen, om tegen mij te vechten; maar ik zat boven in den mast en zij konden er mij niet uit schudden „We hebben je gezegd dat wij niet tegen een meisje vochten", wierp Teddy haar verontwaardigd tegen: „je zegt de waarheid niet." „En waarom heb je dan de jongens mee gebracht?" vroeg de kleine gestreng. „We kwamen je vertellen," anwoordde Sam onversaagd, „dat het je spoedig be rouwen zou, als je brutaal bleeft, wij willen geen ongepastheden van je uitstaan." „Wat heeft mijn Kleindochtertje gedaan, deugnieten „Het zijn de lompste jongens, die ik oois gezien heb, grootvader, en de knoopen jon gen is de ergste van allen en rijn knoop is geen cent waard!" Bij deze woorden slaakten alle drie de j'ngens een kreet van woede. „Dat is het juist I" nep de Wortel opge wonden: „Het is die knoop waar zij zoo brutaal over is. Wij zullen niet toelaten uat men lacht om Teddy's knoop 1" „Ja, Sol", verzekerde Teddy: „zij wil niet gelooven dat vader's geschiedenis waar is." De oude man had moeite het driftige, jonge volkje tot zwijgen te brengen. „Gaat stilletjes naar huis, jongens, en laat mijn kleintje aan mij over; zij weet niets van den knoop af. Ik zal er haar alles van vertellen, en daarna zal zij er niet meer om lachen. Oik hei nner mij nog je vader, knaap. Hij was heel dapper; maar nooit zou hij oorlog hebben gevoerd tegen kleine meisjes, als dit. Je moest je schamenEn nu éón, twee, drie naar huis. of ik zal mijn stok halen. „.Ik heb haar wel de-gelijk de geschiede nis van den knoop verteld en zij luisterde en lachte mij uit. Zij moet zeggen dat het haar spijt." Teddy had de handen in de zaikken gestoken en sprak op sbre-ngefir toon. „Ik zal nooit, nooit, nooit zeggen er spijt van te hebben. Ik ben blij dat ik het zeide. Ik geloof er geen woord- van." Dat was haar laatste pijl, zij snelde du heb huisje in en de knapen keerden lang zaam naar huis terug. „Moeder," zeide Teddy, toen de jonge weduwe hem dien avond goeden nacht kuste „ik heb vandaag niet goed opgepast en ik ten nog woedend op iemand." „Waarover, mijn jongen?" „Over vader's knoop," dat waren zijn laatste woorden; want hij viel aanstonds in slaap. III. Het was Zondagmorgen. Langs het geuri ge pad, aan weerszijden omzoomd met Heg gen van kamperfoelie en wilde rozen, liep Teddy's moeder met haar zoontje aan de hand. De klokken der dorpskerk noodigden tot kerkgang uit en de jonge weduwe sprak Laar jongen ernstig maar teeder toe, ter wijl hij de groote oogen met droomerige uitdrukking tot haar opgeheven hield. „Ik zal het pro-e-ren, moeke, heusch," Zwide hij eindelijk: „ik zal mijn handen in dc zakken en de hielen tegen elkaar hou den; dat zal mij aan mijn plichtsherinne- ren. Ik beloof er vandaag goed op te pas sen." Na deze belofte te hebben ontvangen, trad juffrouw John gerustgesteld het kerk gebouw binnen. Teddy's groote ongedurig heid was een zware beproeving voor ieder, die in de kerk naast hem was gezeten ©n

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 10