KO&iKGO^TS. Verontreiniging der openbare wateren, agent alleen maar, dat die tasch mijn eigen dom is." „Natuurlijk, dat spreekt; agent, het is •in orde hoor!" „Geef me mijn sleutel", zei ik tot den helm, die Deven mij stond en inzag, dat hij een lcelijk figuur bad geslagen. Ik deed mijn tasch daarna open en liet Iden inhoud zien: broek, sigaren, schoenen en ,den heelen rommel. „Je bent een model van een agent, dat [moet gezegd worden. Wat heb je nu nog te ■eggen?" „Ik begrijp niet hoe het kan, meneer. U itprak toch: gemerkt J. M." „Ja, hier hob jo J. M., ben je dan blind?" „Maar op deze staat ook J. M., meneer". „Heel juist, dat is mijn naam. Ik heet Jo- •eph Merriam, om u te dienen", sprak de pa van Kareltje. Wij reikten elkaar onze naamkaartjes over en thans begon mij de zaak duidelijk te worden. Die ezel van een agent had een tasch gesloten gevonden en toen mijn lijst niet klopte met den inhoud, had hij er niet aan gedacht, dat ik gelijk had en hij on ge lijk. Meneer Merriam stelde mij aan zijn docH- ;'ter voor. ,,'t Zal ons erg aangenaam zijn, boete te 'doen, meneer Millard; ga dus iq,ee om ons een pleizier te doen," zei ze. „En dit is Kareltje", voegao zij er haastig bij. „Zoo, Kareltje", zei ik heel verzoenend, „je zult heel gauw óf opperbevelhebber óf leeuwentemmer zijn." Toen nam papa Kareltje mee om zijn tra nen af te vegen, terwijl ik me overgaf aan het zoete martelaarschap mij met miss He len te onderhouden. Sinds dien heeft het meisje met de bosch viooltjes zich met mij onderhouden. Zoo ook met den dogneuzigen Karei. Mijn vrienden verwonderen zich soms over mijn vriendschap met Kareltje, want voor een vreemde is hij niet zeer aantrekkelijk. Voor mij is hij echter een voorwerp van bet grootste respect en een perqóon, wien ik bijzonder veel verschuldigd ben. Had hij ■oo'n koppigheid niet getoond, ik was nooit ffiet zoo'n beste vrouw getrouwd geweest. Ook den „dommen" politie-agent ben ik zeer dankbaar. Hooikoorts is een actueel onderwerp. Zelf bon ik zoo lazen wij in een corres pen de ntie uit Engelands hoofdstad aan „Do N. Crt." er sedert eenige jaren het weerloos slachtoffer van. Ik weet hoe talloos vele medelijders dk in Nedeinland heb. Tot stichting en verlichting derzul- ken vertaal ik onderstaand vermakelijk stukje, dat ik in de „Daily Express" rond „Als ge iemand ontmoet met een neus als een tomaat, een paax oogen als van een Ikatterigen schelvisch, met een zakdoek in elke hand en zes reserve-dito's in zijn zak ken als ge dien persoon met den eenen zakdoek aanhoudend zijn neus, met den an deren zijn oogen even aanhoudend ziet i betten, dan waagt ge niet te veel door. to 'denken, dat ge een hooikbortser voor u hebt. Terwijl ik dit schrijf, ben ik midden in de weeën der ziekte. Legt ge een thermo meter in mijn rug, dan zal het ding de temperatuur van een ijsstorïn aan de 'Hoordpool aanwijzen; legt ge hem op mijn hoofd, dan zal het (kwtik gaan koken. Ik zie sterretjes; mijn -oogleden staan in brand, hoewel ze water geven als een sproei kar; mijn keel is een eindeloos lange pijp vol spitse brokjes vuursteen; in het kort: ik voel me het rampzaligst wezen, dat ooit niesde. Ik sprak daar van niezen! Ik ben de aartsniezer, de kampioen niiezer. Ilk heb het gebracht tot vier en zestig niezen in één rek, zonder ophouden; ik nies mijn hemds- jjtnoopjes weg en mijn halsboorden slap; jen als de nies me verlaat, lig ik mach te- loos neeiy tot niet* in staat. Er zijn hon derd duizenden hooikoortsers, die zich ver beelden, dat ze het naniezig gevoel van bek afheid wol kunnen overwinnen; ze beproe ven het allemaal en ze geven het alle maal op. Wat is hooikoorts? De vraag is even nuttig en iklan even vol ledig beantwoord worden als idie andere vraag: „Waar zijn de koekjes gebleven?" die kostschoolhouderessen en jonge huis moeders wel eens doen, als ze die dingen ergens „uit de hand" hebben gezet. De geleerden vertellen u, dat ze veroor zaakt wordt door het stuifmeel in het gras; anderen schrijven haar toe aan fijn stof, dat bij droog weer door de lucht vliegt, weer anderen vertellen, dat honden en katten de kiemen bij zich dragendaar die dieren nogal eens door het gras rolleD en loopen, is het best mogelijk dat ze hot daar opzamelen. 1). Er zijn vriendelijke geleerden,. Idie ons troosten met de verzekering, dat hooikoorts wel ontzettend onpleizierig is, doch dat, evenmin als artme lui het pootje krijgen, domme menschen aan hooikoorts lijden. En zoo naar voelt zich zelf een hoóikoort» ser niet: of hij wil nog wel eens hooren, dat hij geen uilskuiken is. Daarentegen verklaren weer andere, min der welwillende, deskundigen, dat vooral zenuwlijders en zenuwzwaklken er vatbaar voor zijn. In elfk geval is er echter één des kundige, met zooveel titels, dat ze alleen wel een afzonderlijke noot noodig hebben, die zegt, dat de voorbeschiktheid voor hooi koorts meer algemeen gevonden wordt bij de menschen, die met hun hoofd werken, en bij de stadsmenschen, dan in den werkenden stand. 2) Dr. Lloyd, de door mij bedoelde (des kundige Zegt: „Zelf heb ilk nooit een geval van echte hooikoorts in den werkenden staDd aange troffen. Wel vindt men daar verschijnselen welke er op gelijken, doch die hebben een andere oorzaak en komen het geheele jaar door voor. Elk temperament en elk gestel schijnt er vatbaar voor, doch vooral zenuw achtige gestellen Men heeft mij een geval verteld van een zenuwzwakike, die een nies bui en de verdere verschijnselen, ki^eeg, door te kijken naar een schilderij, dat een hocéveld voorstelde. Een an/der behoeft maar aan de ziekte te denken en in den spiegel te kijken, dan loopt zijn gezicht op en krijgt hij een aanval." I(k heb het veel erger. Als ik een trouw partij zie voorbij rijden en denk aan den bruklsbouquet, begin ik te niez^fi, ik weez niet hoe lang. Ik ken iemand, die hooi koorts krijgt als hij een brief ontvangt van een vriend, die als heereboer groote wei landen bezit. Maar ik geloof niet, dat een mijnheer Hooier, die dezer dagen bekend maalkte, dat hij zijn naam veranderde en voortaan Cholmondeley zou beeten, dit deed om de ziekte te vermijden, daar hij geen leven meer heeft. Dit jaar is nat en dus nogal gunstig voor ons, hooikoortsers; het stuifmeel of wat het dan ia kaïn iiu niet zoo door de lucht vliegen. Toch heb ik alle middeltjes geprobeerd. Ik heb een kapitaal belegd in douches, spui ten, sproeiers, pijpen, buizen en flesschcn. Ik heb cocaïne-douches genomen tot mijn neusbeen aan- een marmeren standbeeld scheen toe te behooren, ik heb advenalin gebruikt, Tuilksche baden en Russische ba den, bella-donna, kamfer, ipecacuanha, jodkaHi, ohloorkali, aconite, tzwavel, arse nicum, potassium, stramonium en elke mo gelijk anderte „ums" behalve radium. Verleden jaair probeerden de dokters Honden zijn tot alles in staat. De etof-theorie evenwel gaat niet opwent ook als er geen hooi koorts is, is bet wel eens droog, xelfs in Engeland. J) Hay-fever, bay-asthma: Its causes, diagnosis and treatment By William Lloyd, surgeon-in- cbarge of the Dose, ear and throat department Kensington General Hospital; surgeon to the nose and throat department, St. Pancras and Northern Dispensary-; Fellow of the Royal College of Surgeons; Fellow of the Britiah Laryngological, Rhinological, and Orological assooiaton; Member of the LaryDgological Society of London. een al lei-boosaardigste gelo snuif op ons, hooikoortsers. Die maakte jo zoo aan. het niezen, dat men den dokter, den notaris en den aanspreker alle drie te gelijk lief halen. Sommigen raden me een operatie aan of willen, dat ik me laat branden of bijten." Uit een artikel van Vicomtc dc Pitray in „l'Eclair" blijkt, dat in Frankrijk de' klachten over vervuiling der openbare wa teren niet minder ernstig zijn dan bij ons. Ook daar laat een algemeene Rijkswet ter beteugeling van het kwaaa zoo lang op zich wachten, dat een bond zich gevormd heeft met het doel de publieke opinie en de over. heid van de noodzakelijkheid to doordrin gen van het nemen van afdoende maatrege len tegen het bederf van de rivieren, kana len en vijvers van Frankrijk. De „Liguo oontre la pollution des ri-j vières" telt aan haar hoofd een aantal be kende mannen op allerlei gebied en tracht' zooveel mogelijk steun te vinden in alle maatschappelijke kringen. Het geldt hier niet slechts het behoud van de zoetwatervis- scherij, maar ook de bescherming van den mensch tegen de zelf-vergiftiging van de openbare wateren, die in de laatste halve eeuw schrikbarend is toegenomen in directe verhouding tot de industricele bedrijvig, heid. Alleen de rivier de Deulc te Rijsel kost aan Frankrijk jaarlijks 1200 menschen. levens. De schrijver beweert, dat dit cijfer officieel is. En ,vat de visch betreft, ster- ven jaarlijks millioenen zoetwaterbewoners!. '1' onder den invloed van de vergiften, die de industrie in de wateren uitstort. De stad Parijs heeft zich reeds sedert 18S0 bezig gehouden met proefnemingen om het rioolvocht buiten de wateren der Seine te houden. Aanzienlijke kosten besteedde de hoofdstad aan werken ter afvloeiing van dat vocht naar de vlakten van Gennevil- liers en Aehères. Zij bracht het tot een Hoe veelheid van 608,000 kub. M., die, alvoreni in de Seine te worden uitgestort, door denr bodem gefiltreerd worden. Maar nog altijd vloeit een hoeveelheid van 317,000 kub. M. rioolvocht ongezuiverd in de rivier, waar van voor rekening van Parijs komt 85,00; kub. M., terwijl de omliggende gemeenten de Seine besmetten met 232,000 kub. M. bacteriënbouillon. De schrijver herinnert hier aan den beroepszwemmer, die een wed denschap had aangegaan om Mantes zwem mende te bereiken. Op 10 kilometers vzu den Pont des Arts moest hij het opgaven vanwege de ondraaglijke lucht der rivier, die hem tot stikkens toe benauwde. Het voorbeeld van Parijs is gevolgd door! verschillende groote steden in de provincie, die. bij het zuiveren van het rioolvocht het systeem volgen van dr. Calmetfce, directeur van het Instituut-Pasteur, en het fabrieb en rioolwater doen sijpelen door lagen van microoe.n-vastleggendc stoffen. Maar verre weg het grootste aantal fabrieken en riool, vocht-produceerende kleinere gemeentes gaan nog ongehinderd voort met de open bare wateren te verontreinigen. En de wetgever? De eenige wet tegen verontreiniging van het water is die vair 15 April 1829, die uitsluitend gericht is te gen de vischstroopers. Zij luidt: „Al .wie in de openbare wateren stoffen geworpen, zal hebben, die de visch bedwelmen of doo; den, zal gestraft worden met een boete van 30 100 franken en een gevangenisstra! van 1 tot 3 maanden." Vi Ziedaar de eenige verontreiniging, dit door de wet gestraft wordt. De veel ernsti- gere door rioolvocht en fabriek'safval blijft ongecontroleerd. De schrijver somt dan een geheele lijst op van departementen, waar het water oc- 1 bruikbaar is voor het wasschen van linneo en het bereiden van de groenten en watf bij tijden duizenden kilo's doode visch op gehaald worden. De heer Drouin de Bouville, die ow bet vraagstuk een studie heeft geschreven, komt tot de slotsom, dat voor een afdoen-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 14