De kleine Marie en de domme Gans.
Anekdoten.
Nieuwe üLaa&sels.
Oplossingen der Raadsela
rv.
Goede oplossingen ontvangen van:
kinderhei d volkomen onschuldig te zijn.
Het was het nieuwe dienstmeisje, dat ge
bruik had gemaakt van het plan barer
meesteres eerst heel laat dien avond thuis
te komen, gelukt om al het tafelzilver er
andere kostbaarheden in een sloop te bin
den en door een medeplichtige te laten
afhalen.
„Je bent een held, mijn jongen", zeide
Pauls vackr bij zijn thuiskomst, „en je hebt
als een man op je post gestaan'.'
Maar de moeder nam zich voor nooit weer
afwezig te zullen zijn zoolang de kinderen
klein waren.
Hieronder volgt nog een drietal bijschrif
ten bij het aardig plaatje, in het vorig num
mer opgenomen.
Ingezonden door Betsy Boers te 's-Gra-
venhage.
De lieve, kleine Marie
Zou een, twee, drie
Boven, naar haar bedje gaan;
Maar nauwelijks was zij bij de trap,
Of daar stond een gansje ginnegap.
„Weg, stoute gans, wat wou je daar?
Mijn bedje is voor jou niet klaar
Weg, stoute gans, ga maar vlug!
Naar je eigen bokje terug.
En gansje voor Marietje bang,
Was vlug de trap af en uit de gang.":
Ingezonden door „Lelietje van Dalen.
Kleine Marie moest voor Moe
Eens eventjes naar boven toe.
Doch eensklaps blijft zij vol schrik staan
En durft niet de trap op gaan.
Maar spoedig bemerkt zij een gans,
En roept heol luid: „Jou domme Hans,
Wilt gij soms naar boven toe,
De boodschap doen voor mijne Moe?"
Ingezonden door Cornelia Nas veld te
Voorschoten.
Een gans zat eens rustig in zijn nest.
o Hij dacht bij zichzelve, ik zit hier best.
De kleine Marie is toen hij haar gekomen,
En heeft baar uit haar warm nestje, geno
men.
Toen vloog de domme gans de trappen op
En kwam terecht op Mande haar pop.
Zij pikte toen, en dat was dom,
De pop in haar kop, en keerde toen om.
dorp, moest je bijzonder vriendelijk voor
haar maken.''
„Ik denk er over haar moeder eens op te
zoeken/' zeide de oude boerin, haar klein
zoontje doordringend met de grijze oogen
aanziende: „Wil je meekomen om een bezoek
te brengen aan dat kind?"
„Ik heb haar al genoeg gezien, grootje.
Laat mij als het u belieft maar thuis."
Men sprak daarna over andere dingen;
maar Teddy's gedachten bleven bij zijn vij
andin verwijlen. Na de thee liep hij naar
de lommerrijke marktplaats en ontmoette
daar een paar zijner beste vrienden, wien
bij de voorvallen van dien middag vertelde.
Zij vonden dat hij zich al heel flink gehou
den had op de brug. Teddy schudde echter
het hoofd, als was hij niet zeker meer van
zijn zaak.
„Mannen moeten altijd toegeven aan
vrouwen, zegt moeder; maar ik kon immers
niet voor dat kind achteruit gaan? Dat zou
een schande voor mijn knoop zijn goweest.
Ik zeg je, dat je je prachtig gehouden
hebt", verzekerde Sam Walters: „Laat ons
eens gaan kijken of zij niet ergens bij haar
huis rondloopt. Als zij mij aanvalt, zal zij
er van lusten."
Teddy keurdé dat voorstel goed en het
drietal wandelde al spoedig den langen
stoffigen weg op en had het druk onder elk
ander, tot zij in het gezicht kwamen van da
lage, met klimrozen overdekte woning, waar
Nancy logeerde. Zij zagen de jongedame ru
onmiddellijk, want züj slingerde met het
houten hek op en neer, terwijl haar haren
dsr°rbij fladderden en haar wangen gloeiden
Het prijsje viel ten deel aan Ida Dirkse,
voor haar bijdrage, in het vorig nummer op
genomen.
Ingezonden door Jan Klesser,
t© Leiden.
Dokter: Nu, hoe gaat het met de pijn iu
de maag?
Patiënt: Slecht, dokter; en dat duurt al
zoo langHet begint me de keel uit te
hangen I
Dokter: En de pijn in de keel, hoe staat
het daarmee?
Patiënt: Daar zit ik ook zoo mee in mijn
maag, dat ik werkelijk geen raad weetl
Ingezonden door George Klesser,
t© Leiden,
Politieagent; Mijnheer, ik moet je bekeu
ren 1 Je moet je hond aan een touwtje heb
ben.
Heer: Maar die hond hoort mij niet too.
Politieagent: Hij loopt u toch na.
Heer: Dat bewijst niemendal; jij loopt
me ook na 1
Ingezonden door Jan de Vrind,
te Leiden.
Excelsior.
Meester: Wie van de (kinderen kan mij
zeggen waar ergens op de wereld de die
ren hooger staan dan de menscïien?
Pietje: Ikke meester!
Meester: Zeg op, Pietl
Pietje: Op de nieuwe Leidsche veemarkt,
meester!
Ingez. door W. J. en Arrna v. cl. Berg,
te Leiden.
Piet tot Jan, die staat te visschen: Jan,
bijten de visschen nogal?
Jan: Of ze, je mag ze wel een muilband
aandoen 1
Ingeschonken door Marie Klesser,
te Leideri.
Frederik II wilde een officier een orde
schenken, maar de officier weigerde deze
aan te nemen, zeggende, dat hij slechts een
decoratie wilde verdienen.
Wees tooh niet dwaas, zeide Frederik, eaf
hang dat ding om; ik kan toch om een
orde geen oorlog -m alken.
van plezier. Bij het zien van de knapen be
gon zij te lachen.
„Arm knoo pen jongetje 1" zeide zij:
„Moeten er twee grooteren op je passen?"
„We hebben je opgezocht", antwoordde
Sam uit de hoogte: „om je te zeggen voort
aan óp je tellen te passen; want wij zijn
niet van plan brutaliteiten van je te slik
ken.''
Nancy hield met schommelen op, liet de
mollige armpjes op het hek rusten en vroeg
onbevreesd: „Heeft de iknoopen jongen je
lui gevraagd hem tegen mij te helpen vech
ten?"
„Wij vechten tegen geen meisjes" ant
woordde Teddy trotsch.
„Je duwt ze liever in het water."
„Dat heb ik niet gedaan 1"
„Ik vertelde het aan moeder en zaj vond
je een heel onbeleefden jongen om niet te
hebben willen wachten tot ik over de brug
was."
Er volgde een korte 6tilte en toen trad de
derde knaap, Harrv Brown, die „Wortel"
genoemd werd om de kleur van zijn haar,
tot vlak op .haar toe. „Luister eens, je zult
manieren moeten leeren. Wij verdragen -t
niet dat een vreemd kind den neus zoo in
den wind steekt. Het zal je berouwen als
je er niet mede ophoudt."
Nancy lachte opnieuw; ging boven op het
hek zitten en zwaaide er mede heen en weer.
„Een mooie grap Ik ben aan boord van
mijn echip en geef niet om jongens die allen
groote domooren zijn.''
(Wordt vervolgd).
Ingezonden door Pieter Ooffrie,
te L e i d e a.
I.
Met een p op het eind word ik gegeten^
Met een d belegd met grind;
Met een k word ik versleten.
Zie nu maar, dat gij mij vindt»
Ingezonden door Piet Leyenaat^
te Le i den.
TL
Mijn geheel is een stadje in Zuid~Hoilaa<|
en bestaat uit 9 letters.
1, 7, 8, 5 ia een schrikachtig die*.
2, 4 is een deel van een wiel.
1, 3, 2, 9 is een groote rivier;
En 6, 3, 1 is een heel Hef dieit
Ingezonden dooi ,,Truus en Willemfr
te Le iden.
IIL
Gij vindt mij in uw hand;
Gij kunt mij ook aan het spoor ontdekken*
Gij ziet mij op de kaart;
En kunt mij zelf ook trekken.
Ik ben op menig Bchip;
Loop vaak langs het papier.
Maar word ik omgekeerd
Dan ben ik een rivier.
Ingezonden door „Viooltje",
te Le id«n.
IV.
Vrouwelijk genomen,
Word ik gebruikt in tuin en veld;
Maakt men mij manlijk,
Zoo is geen mensch op mij gesteld.
Ingezonden door de „Seringen"
te Leiden.
V.
Wat heeft een ezel steeds vooraan,
Dat hij een koe moet achter staani
L
Schalde,
IL
Ten Kate.
hl
De letter O.
Koning woning honing
T.
Amersfoort.
W. J. van der Berg, Ahr. de Graaff, J*>
coba van Weeron, Piet Bik, Jos. Kleine,
Anaa Wibo, Gerard Joustra, Jan en George
L lesser, Hermina Huntelman, Beb v. cL
Hark, Pieter Coffrie, Helena Verhoog, Ni
co v. d. Reyden, Wilhelmina Stoeke, G. en
Frans Löwensteyn, Adriana Speel, Anna
Bijnboutt, Antoon en Gerard Righart van
Gelder, E. van Braam, Martha Stroebei,
W. N. v. Velzen, Cecilia en Gerard Pauli-
des, Annie van Santen, Martha Kwaadgras,
Mientje Blom, Marie, Annie en Betsie v. d.
Broek, Coba Stijger, Annie Graf, Phien en>
Annie Coebergh, Annie Switser, Marie Pop-
tie, Dina v. d. Post, Jo, Corrie en Rika
de Bolster, Heintje Vaneveld, Dina Verheg
gen, Hendrik Brummelkamp, Gerard Brum-
mclkamp, „KLaproosje", Adolf v. d. Lin-,
den, Toos, Frans en Hendrik Boom, Jo
hanna C. Le Grand, Henri Le Grand, Wil.
lem Laterveer, H. M. en Joh. Tierolf, Hen-
drik Heus, Cornelia Kooien, Jacobus v. d.
Velden, M. Lautenbach, Israël Slager, Jo-
han Jansen, Henclrika Gulay, Jac. van 't
Riet, Jansje en Pietje, Truus v. d. TJpwich,
Cornelia v. d. Veer, Joh. en Marie van Ga
len, -oetsy Snel, Piet en Lucas Leemans,
Truus Broekhuizen, Joh. en Freek Bey,
Truis en Willem de Graaff, Johanna van.