Anekdoten.
Oplossingen der Raadsels.
Goede oplossingen ontvangen van:
Ingezonden door Fred. Wempe, te
Leiden.
IL
Mijn geheel is een bekend dichter.
1, 2, 3, 6 is bij ieder leger onmisbaar.
4, 5» 6 ig een geliefd huisdier.
6, 5, 4 is een gedeelte van een boom.
3, 2 6. is een verkorte meisjesnaam.
3, 2.' 7, 3 is flink gezegde op zijn tijd-
3, 6, 6 is nooit droog.
6, 7, 2, 3 is een lichaamsdeel
Echte 4, 5, 3, 1 is duur.
Ingezonden door Betsie Rietbergen, te
Leiden.
III.
'k Ben eenmaal bij mijn moeder thuis,
En tweemaal bij mijn oom.
Nooit bij mijn tante of mijn nicht,
Hoe vaak ik er ook kom 1
Komt, vriendjes, doet je best,
Je raadt mij licht.
Ingezonden door Pieter Coffrie, te
Leiden.
IV.
Met een k ben ik verheven
Verre boven iedereen;
Word ik met een w geschreven,
"k Ben van hout, maar meest van steen.
Doch wil je iets fijns genieten,
Dat je tongetje kan streelen,
Plaats dan aan het hoofd een h,
'k Kan 't je werkelijk aanbevelen.
Ingezonden door G. Wakka, te
Leiden.
V.
Eenmaal E en eenmaal S>
Eenmaal M en eenmaal F,
Eenmaal A em eenmaal T,
Tweemaal R en tweemaal O,
Welke plaats in Utrecht noemt men zooi
Ingezonden door Pieter Coffrie te
L e i d en.
Huiswerk.
Moeder leest in de krant: „Er biedt zich
aan een keukenmeid, die tevens huiswerk
wil verrichten. Adres Bureel „Leidach Dag
blad" No. llll".
Hendrik: „Hè, moe, die meid moet u
nemen 1"
Moeder: „En waarom dat, jongen?"
Hendrik: „Wel, moe, dan kan ze eiken
avond mijn huiswerk ook maiken 1"
Wiedegatenin dekousen maakt.
Moeder, een pakje kousen opnemende.
„Ziezoo, jongens, moeder is er maar
weer goed voor, de gaten in jullie kousen
te maken
Kleine Jan: „Nu hoor ik v.icteen eens,
moe, wie de gaten in onze kousen maakt'".
Ingezonden door Barend en Pieter de Witte
Leiden.
Op het ijs.
Heer, tot een dame, die vrij onzacht op
het ijs valt: „Juffrouw, u lijdt zeker voor
de eerste maal?"
Jonge dame: „Neen, voor de laatste
maal!"
Ingezonden door Annie Zwitser te
Leiden.
Onderofficier, tot een recruut, na een
reeks van slecht uitgevoerde bewegingen
„Je bent bepaald aartsdom. Zijn jullie
allen zoo in de familie?"
Recruut: „Ik heb maar een broeder, en
die is nog dommer dan ikl"
„Werkelijk? Wbt voert dat uilskuikeD
wel uit?"
„Hij is onderofficier]"
L
Wassenaar.
II.
Petersburg.
hl
Handschoenen.
IY.
Trechter rechter.
V.
Maand mand mr.Ti .rut
Henri le Grand, A de Graaff, Johanna
Grand, Poppy en Henri Tendeloo, Nancy,
Stammler, Willem Laterveer, Toos, Frans
en Hendrik Boom, Jacoba van Weerea,
Oarolientje Hooikaas, Barend en Pieter df
Wit, Piet en Lucas Leemans, Gerrit ei»
Sophia Hendriks, Frans Lówensteijn^
George en Jan Klesser, Dina v. d. Post^
Marie Poptie, Jbhan Jansen, Dina Ver^
heggen, Johan, Margaretha en Helena Tie»
roll, Hermina Huntelman, Truus v. d.,
Upwich, Nico v. d. Reyden, Alcfcta, Hen-*
drik, Philippus en Maria de Nic, Johano^
Blom, Hendrilka en Alida Blom, Jan d®
Nie, Margaretha v. <L Berg, Greta Kurreda,
Israël Sliager, M. Lautenbach, Betsie en
Marie de Nie, Üora Boom, Gerard Brunt)
meikamp, Cornelia v. d. Veer, Piet Bik, Edi
dy Ball, Betsy Snel, Hendrik Heus, Pie-I
ter Coffrie, Anna van Santen, Mientjflj
Blom, Helena Verhoog, Truus 'Broekhui
zen, Jo, Corrie en Rika de Bolster, J. en N
Eradus, Martha Kwaadgras, Annie Zwit
ser. Jeanne Speel, Jos. Kleine, W. N. vaaj
Weizen, Annie en Phien Coebergh, Antoouj
en Gerard Righart van Gelder, W. en 0.'
Vink, Martha Stroebei, Jacobus v. d. Vel
den, J acobus Bonsel, Herman van Wee ren,.
Cecilia en Gerard Pauüdes, W. Guijken,
G. Wakka, Willem de Jongh, Fran#
Streefland, Anna Rijnboutt, Marie Pont,
Joh. Devilée, „Klaproosje", Heintje Vane-
veld, Wilhelmina Stoeöüe, Martha en An
ion Loozen, G. Warring, Aki Aroli, Johan
Beekma, Suze Tegelaar, Everardus Scholts,
Marie, Annie en Betsy v. d. Broek, Jenne-
ke van Bomburgh, Jo en Marinus Oatin,i
allen te Leiden.
Betsy, Mane, Annie en Jotje Boers te
's-G raven hage.
Jo Lemmerzaal, Khasina en Mierrtje Lem-
mertvaal te K aag.
Oorry en Odilia Wennink te ILunÜie*
k er k.
W. Verloop te K&twijJt.
Jannie Timraers te Oeg s tgeest.
Clara de Lange te O ud ah o ot n.
OorneRa en Mina v. Staveren ie 0'=u<tor
we ter ixL#.
'Anna van Delft te RdjirsbirTg,
Annie en Nellie Bnmekade, Greta Bouw
meester tc Sa sa-enJieinü
Lina Geïenstedn, te W-ae^er.ifcO(ö' r»
Prijzen vielen ten deel aaü: Pr2-e$te*
Coffrie en Betfly en M a«r Nie
te Leaden.
dat zij nu heel bedaard is geworden en zij
woonde tot nu toe met haar dochtertje te
Portsmouth."
II. Oorlogsverklaring.
i Twee kleine, vastberaden wezens, met
hooggekleurd en opgewonden gelaat, ston
den tegenover elkander op een smal brug
getje over een stro ome nel water.
Er was geen plaats om elkander voorbij
fte gaan en toch dacht geen van beiden er
n-an terug te treden. Het stevige meisje "in
Baar matrozenpak, dat de handjes op de
heupen had ge<zet, scheen volkomen opge-
v wassen tegen Teddy, die het hoofd achter
over wierp en er heel krijgshaftig uitzag.
Het was aldus dat zij elkander weerzagen,
op een Zaterdagmiddag, dat zij langs het
riviertje zwierven.
„Je behoort er mij het eerst over te laten"
verklaarde zij met nadruk, omdat ik een
j; meisje ben."
„Jongens treikken zich nooit terug en ze
ker niet de zoon van een militair! Ik zal
nooit van mijn leven den vijand den rug
v toekeeren; dat zou gelijk staan met mijn
knoop te onteeren."
„Dien ouden knoop?" Het kind sprak
di
met de grootste minachting
werden purperrood
jjH^die woorden
l uit.
Teddy's wangen
maar hij zeide niets.
„Fk kwam vóór jou aan de brug", hor-
nam zij.
„Maar ik zette er het eerst den voet op.
En jij, wie ben je? Niemand weet iets van
je af. Ik ben al jarenlang over deze
brug gegaan."
„Reden te meer, dat je het nu niet doen
zoudt. Mijn naam ia Nancy Wright. Nu
weet je wie ik ben."
Een prinses kon haar naam niet op vor
stelijker toon genoemd hebben en zij voeg
de er bijna aanstonds bij „En ik ben van
plan het eerst over de brug te gaan. Terug
dus."
„Nooit! Ik ga niet terug!"
„Dan zal ik je in het water duwen."
„Probeer dat eens!"
Er volgde een oogenblik van stiltebei
den zagen elkander uitdagend en toch een
weinig onzeker aan, als wilden zij elkan
ders krachten meten
„Jongens moeten altijd plaats maken
voor meisjes, altijd," zeide Nancy, „je
bent geen echte jongen."
„En jij bent geen echt meisje. Je draagt
een jongcnslioed en een matrozenpak."
„Ik ben de dochter van een zeeman en
iedereen moet dat "kunnen zien. Als jij de
zoon bent van een militair, waarom ben je
dan niet gekleed als een soldaat?"
Teddy begon te vreezen, dat zij de over
hand zou krijgen en betastte trotsch zijn
knoop.
„Ik draag iets, dat in liet heetst van een
bloedigen strijd is geweest, dat zegt vrij
wat meer. Zeelieden weten niets van vech
ten af."
„Precies zooveel als soldaten en wat je
ouden knoop betreft, ik geloof, dat jc hem
ergens in. een goot vondt."
„Als je geen meisje waart, zou ik met je
vechtenriep Teddy, verwoed wordende
uit.
„Bahl ik zou je met gemak een pak slaag
geven. Ik geloof nooit, dat je zoo sterk bent
als ik."
„Een meisje sterk zijn dat is al te gek l"
Zijn minachtende toon woe te veel voor
Nancy; mat een driftdgBn uitroep sprong
zaj vooruit; aq begonnen op het bruggetje
te worstelen en het gevolg was natuurlijk,
dat beiden in het riviertje tuimelden. Ge
lukkig was het water niet zeer diep en na
een oogenblik gesparteld te hebben, kro
pen beiden weer tegen den oever op, heel
wat afgekoeld door hun koud bad. Teddy
begon beschaamd te lachen, maar het scheel
de niet yeel of Nancy schreide.
„Ik zal aan mijn moeder vertellen, dat
je maj bijna verdronken hebt."
„Als je een zeemanskind bent, moest je
niet bang zijn voor water. Zeelui rijn altijd
op zee."
„Maar nooit I n het water, nooit!"
„Nu, zij zijn er toch o p, dat is bijna
hetzelfde. Maar je huilt haast l Nu, je bent
ook maar een meisje en een zeemansdochter
kan zoo dapper niet wezen, als de dochter
van een soldaat zou zijn."
„Zeelieden zdjn veel dapperder dan solda
ten," zeide Nancy, haastig baar tranen be
dwingende, „en als zij vechten, verkeeuen
zij in veel grooter gevaar. Vader vroeg eena
hoe de soldaten het wel zouden vinden, als
do grond ze inslikte, juist nadat zij de over
winning hadden behaald? En dat 'doet do
zee met de armo zeelieden. Het schip begint
to zinken en zij zenden een hoera op voor
koning en vaderland en gaan dan omlaag
naar den bodem der zee, zonder een
jammerkreet."
(Wordt vervolgd^,